Madoc. Jaargang 1997
(1997)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 27]
| |||||||||||||||
artikel• Anke van Herk en John Verbeek
| |||||||||||||||
De Borchgravinne van VergiDe Borchgravinne van Vergi (1315), overgeleverd in het Handschrift-Van Hulthem, is een klein meesterwerk op het gebied van de middeleeuwse hoofse vertelkunst. De auteur heeft het thema - je moet je liefde verborgen houden voor de buitenwereld - met veel dramatische diepgang en spanning verteld, want helen, verzwijgen, staat natuurlijk tegenover verraad. Het verhaal, dat teruggaat op een Franse bron - La chastelaine de Vergi - was in de Middeleeuwen (en tot in de zeventiende eeuw) bijzonder populair, getuige de vele bewaarde handschriften en de overgeleverde vertalingen in het Nederlands, Italiaans, Engels en Duits. | |||||||||||||||
Het verhaalDe hertog van Bourgondië heeft een knappe jonge ridder aan zijn hof, die in hoog aanzien staat. De hertogin is verliefd op hem en probeert hem ertoe te verleiden haar minnaar te worden. Als de ridder dit weigert, is ze woedend en zint op wraak. Ze gaat naar haar man en beklaagt zich over de ridder, waarbij ze het doet voorkomen alsof de ridder zou hebben geprobeerd om haar te ver- | |||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||
leiden.... De hertog is hierover zeer boos en wil de ridder straffen. De ridder bezweert zijn onschuld, maar kan die uiteindelijk alleen aantonen door de hertog te verraden dat hij in het geheim een liefdesrelatie heeft met diens nicht: de burggravin van Vergi. Het bewijs hiervoor wordt geleverd als de hertog met de ridder meegaat en ziet hoe deze een geheim rendez-vous met de burggravin heeft. Op aandringen van de ridder belooft de hertog nadrukkelijk om dit geheim goed te bewaren. De hertogin begrijpt echter niet waarom haar man de ridder zo vriendelijk behandelt. Haar gekwetste trots verlangt nog steeds genoegdoening. Op doortrapte wijze weet zij haar man zover te krijgen dat deze het geheim van de ridder aan haar vertelt. De wetenschap dat de ridder de minnaar is van de burggravin verhevigt echter haar jaloezie. Als de hertog korte tijd later een hofdag houdt waar ook de burggravin aanwezig is, ziet de hertogin haar kans. Ze kwetst de burggravin door haar overduidelijk te laten merken dat ze van haar geheime relatie met de ridder op de hoogte is. De burggravin voelt zich verraden en sterft van verdriet. Als de ridder zijn geliefde vindt, houdt hij zichzelf voor haar dood verantwoordelijk en berooft zich van het leven. Kort daarna vindt de hertog hun lichamen. Hij realiseert zich wat zijn vrouw heeft aangericht, grijpt een zwaard en doodt haar. Tenslotte verlaat de hertog zijn land om op kruistocht te gaan. | |||||||||||||||
Het beginVan Willem Wilmink zijn de afgelopen jaren regelmatig berijmde vertalingen van Middelnederlandse werken verschenen, steeds in samenwerking met een mediëvist (zie literatuurlijst). Na de positieve ontvangst van De Reis van Sint Brandaan (1994) en de Beatrijs (1995) begon Wilmink in 1995 vol enthousiasme aan de vertaling van een veel omvangrijker tekst, de Roman van Walewein, in samenwerking met W.P. Gerritsen en een werkgroep van Utrechtse neerlandici. Korte tijd na de start van dit project werd Wilmink echter ziek en moest hij zijn werk staken. Het is tekenend voor zijn enthousiasme en gedrevenheid dat hij zo kort na zijn herstel aan een nieuwe vertaling wilde beginnen. In overleg werd gekozen voor een tekst van bescheidener omvang, de Borchgravinne. Bijzonder is dat de samenwerking dit keer nóg verder is uitgebreid: de Brusselse hoogleraar mevrouw R. Jansen-Sieben zag in de uitgave van deze roman een mooie gelegenheid om een nieuwe editie van de Middelnederlandse tekst samen te stellen. Verder werkte aan de uitgave een werkgroep van neerlandici mee, onder leiding van Soetje Oppenhuis de Jong en W.P. Gerritsen. De eerste taak van deze groep (een ‘filologisch bijstandsteam’) was om de vertaling van Willem Wilmink te controleren. Toen het Vergi-project eind januari 1996 van start ging, had Willem Wilmink de eerste pagina's van zijn vertaling al gereed. Terwijl de werkgroep eens per twee à drie weken bijeenkwam, en per avond niet meer dan 100 à 150 verzen kon bespreken, werkte de dichter in hoog tempo verder. In maart 1996 was zijn eerste versie gereed. | |||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||
Geen pasklare oplossingenBij de bespreking van zijn concept stuitten we op tal van vertaalproblemen waarvoor ook wij niet altijd een pasklare oplossing hadden. Worden bijvoorbeeld met ghebaerde ende onghebaerde (vs. 16) nu ‘mannen en jongens’ of ‘mannen en vrouwen’ bedoeld? En is heimelijc, gezegd van het hondje van de burggravin (vs. 93), nu ‘tam’ (‘huiselijk’) of toch, in een context waar geheimhouding zo belangrijk is, ‘betrouwbaar’? In een aantal gevallen konden we de Oudfranse tekst raadplegen, of de zogenaamde Gentse fragmenten (enkele kleine vellen perkament met tekstfragmenten van een andere Middelnederlandse versie van De Borchgravinne), zoals bijvoorbeeld voor het volgende probleem: de hertog is 's nachts met de ridder meegegaan om zich ervan te vergewissen dat de ridder daadwerkelijk een verhouding met zijn nicht, de burggravin, heeft. Hij blijft in de kasteeltuin achter en ziet toe hoe zij de ridder in haar verblijf ontvangt (vs. 521-524):
Die hertoghe, diere mercte naer,
Hevet verstaen wel voer waer,
Dat was sijn nichte ende niement el,
Die den ridder ontfinc soe wel.
Vol spanning zat de hertog daar
en begreep: het was echt waar,
het was zijn eigen nichtje, dat
de ridder zo ontvangen had.
Het probleem was of verstaen hier vertaald moet worden met ‘begrepen’ (hij begreep dat het zijn nicht was), of met ‘gehoord’ (hij herkende zijn nicht aan haar stem)? Beide vertalingen zijn mogelijk, maar verschillen nogal van elkaar. In de Gentse fragmenten (verzen 214-217) vonden we de volgende aanwijzing:
Dit hoorde dhertoge ten ingane,
Die hem daerbi stelde te stane.
Ende kende sire nichte bi den lude,
- Nochtan ne sprac soe niet lude -
Dit hoorde de hertog bij de ingang
waar hij ging staan.
Hij herkende zijn nicht aan haar stem,
hoewel ze niet luid praatte.
(vertaling door de auteurs) | |||||||||||||||
MeningsverschillenEen ander probleem waren de verschillende invalshoeken van waaruit Wilmink en de werkgroep naar de vertaling keken. In zijn eerste versie heeft Wilmink vooral vrij vertaald. Dan vloeiden er vaak humoristische of prachtige verzen uit zijn pen, maar soms werd zijn vertaling ook als ‘te vrij’ beschouwd, bijvoorbeeld in de volgende verzen (466-468), waar de hertog de ridder belooft om diens geheim nooit aan iemand verder te vertellen:
De werkgroep vond het ‘vooruit met de geit’ erg populair klinken en geen passende woordkeus voor een hertog, en bovendien was de vertaling onjuist. Dit kleine voorbeeld mag duidelijk maken dat de werkgroep dus niet alleen de vertaling kritisch met het Middelnederlands heeft vergeleken, maar de dichter ook adviezen heeft gegeven: als zijn woordkeus bijvoorbeeld te modern werd bevonden, of niet passend bij de historische achtergrond van het verhaal of de sociale status van een verhaalpersoon. Op grond van bovenstaand commentaar is | |||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||
Wilmink zijn concept-vertaling gaan bewerken en corrigeren, met het volgende resultaat:
Ridder, dat zijn ook mijn gedachten
en ik zeg je en besef dat wel:
geen mens die ik ooit iets vertel.’
Meestal is deze uitwisseling van vertaling en commentaren in goede harmonie gegaan, maar een enkele keer botsten wetenschappelijke precisie en artistieke vrijheid. Een mooi voorbeeld levert het volgende fragment, waarin we teruggaan naar het moment dat de hertog de ridder vergezelt naar de tuin om zich ervan te vergewissen dat deze werkelijk een verhouding heeft met de burggravin (vs. 484-489):
Natuurlijk wees de werkgroep Wilmink op deze laatste regel: dat stáát er niet, er is in de Middelnederlandse tekst géén sprake van een hek! Maar een dichter heeft binnen de nauwe kaders van het berijmde vertaalwerk ook ruimte en vrijheid nodig en Wilmink vond dat hij deze vrijheid mocht nemen. ‘In een rijmende vertaling moet je nu eenmaal zo nu en dan iets toevoegen,’ schreef hij, ‘als het er maar had kunnen staan.’ De toevoeging van het hek doet in zijn vertaling niets af aan het verhaal. Zou er om zo'n lusthof echt niet een soort hek hebben gestaan? Dit is toch geen vreemd idee? En met zijn onnavolgbare humor maakt hij meteen duidelijk waar voor hem de grens ligt: ‘Dus bijvoorbeeld niet:
Vervuld van kopzorg en van kommer
stapte de hertog op zijn brommer.’
Dit voorbeeld toont vooral aan hoe iedere partij zijn taak serieus opvatte en een zo goed mogelijke vertaling wilde leveren. De werkgroep had ook bezwaren tegen 't laatste licht; voor het verhaalverloop was het juist belangrijk dat dit allemaal in het donker gebeurde... In zijn latere versie heeft Willem Wilmink de volgende vertaling gemaakt:
Toen de avondster zijn reis aanving
troffen de twee mannen elkaar
op de afgesproken plek. Vandaar
gingen ze naar de boomgaard, samen,
verheugd om wat ze ondernamen.
Ze liepen langs de eerste bomen
| |||||||||||||||
Een pikante vondstZodra de ridder en de hertog in de tuin arriveren, verschuilt de hertog zich. Het hondje van de burggravin komt de ridder tegemoet, ten teken dat de | |||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||
1. Lood-tinnen insigne, daterend van omstreeks 1400, in Dordrecht gevonden. Op de spreukband staat: AMOVRS. Nr. 610 uit de collectie van H.J.E. van Beuningen, Cothen.
kust veilig is. Omdat de deur open blijft staan als de burggravin de ridder in haar verblijf ontvangt, kan de hertog goed zien wat er binnen gebeurt (505-508):
Nadat ze de deur hebben gesloten (vs. 534) gaan de twee gelieven op bed liggen (vs. 531-533). Op dit moment is het wantrouwen van de hertog al geheel verdwenen (sijn meswanen liet hi gaen - 530). De dichter beschrijft hierna hoe de ridder de hele nacht bij zijn minnares blijft, tot het moment dat de dag aanbreekt: Ten sceedene lietense meneghen traen / Ende menech suchten ute gaen (557-558). Als de ridder de burggravin verlaat, blijkt in vers 570 - heel verrassend - dat de hertog de gehele nacht in de tuin op hem heeft gewacht..! We vonden dit een raadselachtige passage. Enerzijds past het wachten niet bij de hiërarchische afstand tussen de hertog en de ridder, terwijl het anderzijds niet bij het hoofse karakter van het verhaal past om hier een voyeur in de hertog te zien. We veronderstelden daarom dat het wachten misschien nodig was voor het verdere verhaalverloop en dat de middeleeuwse auteur geen andere oplossing had kunnen bedenken... Maar wat moesten we denken van dezelfde passage in de Gentse fragmenten, waarin het nachtelijk wachten van de hertog als volgt wordt ingevuld (225-226): | |||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||
Zou het mogelijk zijn dat het verhaal over de twee geliefden ook een orale verspreiding kende, met een wellicht minder verheven invulling dan de verhaalversie die in het Handschrift-Van Hulthem bewaard bleef? Deze gedachte wordt ondersteund door het volgende: enkele jaren geleden werd in Dordrecht een middeleeuws tinnen insigne opgegraven (afb.1).Ga naar eindnoot2. Het is een afbeelding die - als we haar goed interpreteren - een liefdespaar voorstelt, dat in het gras ligt te vrijen, met daarnaast een hondje, en terzijde een boom waarachter een goed gekleed iemand kijkt naar de verrichtingen van de twee geliefden in het gras. Deze laatste persoon houdt iets in zijn hand, dat - in de meest zedige interpretatie - het gevest van zijn zwaard zou kunnen zijn. Ondanks een opvallend verschil - wat de geliefden op het insigne (openlijk) buiten doen, gebeurt in De Borggravinne binnenskamers - is het frappant hoe de onderdelen van deze afbeelding aansluiten bij deze passage uit ons verhaal. Zou de hertog daar toch staan te gluren naar zijn nicht en haar minnaar? | |||||||||||||||
De dood van de burggravinHet laatste tekstfragment dat we hier willen bespreken is de beschrijving van het sterven van de burggravin. Het is een groot dramatisch moment in het verhaal, en zo prachtig beschreven, dat je het ook nu - vele eeuwen later - niet onbewogen kunt lezen. Als de hertog een hofdag houdt is ook de burggravin aanwezig. Na de maaltijd neemt de hertogin alle vrouwen mee naar haar vertrekken. Tijdens het dansen spreekt de hertogin, die zich al lange tijd op haar rivale wil wreken, de burggravin aan en laat haar merken dat ze volledig op de hoogte is van haar geheime relatie met de ridder. De burggravin kan niet anders concluderen dan dat haar geliefde dit aan de hertogin heeft verteld. Het verraad is voor haar onverdraaglijk. De Middelnederlandse dichter heeft de monoloog waarin zij haar wanhoop en verdriet uit, in prachtige bewoordingen geschreven. Tenslotte sterft de burggravin, overmand door haar verdriet (vs. 953-961):
Haer arme nam die vrouwe fine,
Ende hevet haer selven bevaen
Om haer borste, ende seide saen
‘Lief, ic bevele u onsen here,’
Suchtende met groten sere.
Hier met dwancse haer arme toe,
Dat haer therte scoerde doe,
Ende bleef doot liggende daer
Op dat bedde, dats waer.
De Middelnederlandse tekst van deze episode is aanvankelijk lastig te interpreteren. In eerste instantie lijkt het alsof de burggravin hier zelfmoord begaat door zichzelf zó stevig te omarmen dat daardoor haar hart breekt. Op die wijze heeft Wilmink het in zijn eerste versie ook vertaald, in overeenstemming met de | |||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||
2. Op de voorgrond de dubbele sterfscène uit het Vergi-verhaal. Onder het toeziend oog van een bedlegerige jonkvrouw bezwijkt eerst de burggravin aan haar liefdesverdriet, waarna de ontstelde ridder zich zelf van het leven berooft. Dirc Potter neemt het verhaal in beknotte vorm op in zijn Der minnen loep, ‘leergang van de liefde’ (ca. 1412), om de desastreuze gevolgen van dappers tonghen te demonstreren. Het handschrift, Leiden U.B., Ltk. 205 (f. 76v), dateert uit 1486.
woordverklaring in de oudere editie van R. Jansen-Sieben uit 1984. Het is echter fysiek niet mogelijk jezelf op déze wijze te doden. We vonden het een logischer verklaring dat zij sterft door het aangedane verdriet - géén zelfmoord dus, maar een ‘hartaanval’ - en dat zij haar armen om zich heenslaat vanwege de fysieke pijn waarmee dit gepaard gaat. Haar gebaar verbeeldt bovendien heel mooi de diepe wanhoop over het vermeende verlies van haar geliefde. Hieronder volgen de vertalingen van Willem Wilmink. Links zijn concept-vertaling, rechts de tweede versie:
Toen ging ze zichzelf bezeren:
met armen die ze oerkracht gaf,
klemde ze haar borsten af
en ze zei: ‘Mijn arme vrouwe,
nu moet je op God vertrouwen.’
De omklemming werd zo strak
dat haar hart tenslotte brak
en terzijde van het feest
gaf ze op dat bed de geest.
Toen legde de vrouw haar tere
armen om haar borsten heen:
‘Liefste, ik laatje nu alleen
in de genade van de Here.’
Een pijn die haar leek te verteren,
maakte dat ze haar armen toen
nóg strakker om haar borst ging doen.
Toen sloeg haar arme hart niet meer
En op het bed viel ze dood neer.
| |||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||
De laatste handNa elke bijeenkomst van de werkgroep begon Willem Wilmink onmiddellijk aan de herziening van de becommentarieerde verzen. De definitieve vertaling lag dan ook kort na de zomer op tafel. Daarna begon voor de leden van de werkgroep het gereedmaken van de editie. De Middelnederlandse tekst moest letter voor letter met het oorspronkelijke handschrift (op foto) worden vergeleken en van leestekens voorzien; er werd gewerkt aan het maken van woordverklaringen en van cultuur-historische aantekeningen. Het was weliswaar tijdrovend en inspannend werk, dat naast ieders eigen dagelijkse werkzaamheden moest worden verricht, maar het was ook heel leerzaam, plezierig en inspirerend. In de nieuwe editie van De Borchgravinne van Vergi is de opzet aangehouden zoals die ook in De reis van Sint Brandaan en de Beatrijs werd toegepast. Na een uitgebreide inleiding door W.P. Gerritsen worden de Middelnederlandse tekst en de vertaling op tegenover elkaar liggende pagina's gepresenteerd: op de linker bladzijde de Middelnederlandse tekst met daarnaast woordverklaringen; en op de rechter bladzijde de vertaling van Willem Wilmink met de nodige cultuur- en literair-historische aantekeningen. Het boek eindigt met ‘Voor wie meer wil weten...’ | |||||||||||||||
literatuur
|
|