column
Houtense paadjes
Ik was gewaarschuwd. Aan het begin van de weg stond het bekende blauwe bord met witte streep en rood blok. Deze weg bereikt geen doel, heeft geen vervolg, houdt ergens op. Weldra volgt het onvermijdelijke einde. Voorbij het laatste huis komt de ruwe blokkade: een hek. Daarachter bewegen treinen knarsend over ijzeren sporen.
Eens was dit een belangrijke uitvalsweg van de stad Utrecht. Wie bij Tolsteeg de stad in oostelijke richting verliet, sloeg hier, bij het tolhuis, al snel rechtsaf richting Houten, en vandaar naar Culemborg en verder, over de rivieren. Na een kilometer of twee, bij boerderij de Koppel, passeerde men de grens van de stadsvrijheid. Tot daar heet de weg op oude kaarten kortweg Santpadt, daar voorbij het Houtense Santpadt.
Eeuwenlang vormde dit zandpad de verbinding tussen Utrecht en Houten. Het pad liep over een stroomrug van een oude meander van de Kromme Rijn. Al vóór de veenontginningen van dit deel van het Kromme-Rijngebied omstreeks 1100 op gang kwamen, moet het pad er zijn geweest. De gronden aan weerszijden van het pad waren al eerder in cultuur gebracht. De onregelmatige percelering van deze gronden wijst daarop.
Op huidige kaarten is van dit alles weinig meer terug te vinden. In een tijdsbestek van minder dan anderhalve eeuw is het pad min of meer van de kaart verdwenen. Een totaal ander landschap is ervoor in de plaats gekomen.
Omstreeks 1820, in de eerste jaren na het einde van de Franse tijd, werd ten oosten van Utrecht een reeks van nieuwe fortificaties aangelegd, als onderdeel
1. Het begin van het Houtense Pad. Rechts de begraafplaats en het voormalige tolhuis. Foto: J. Naber