Madoc. Jaargang 1996
(1996)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 155]
| |
serie• Annemarieke Willemsen
| |
Kuise kotenKoten en bikkels worden vaak in een adem genoemd. Ten onrechte, want het betreft hier twee verschillende spelen. Voor het kootspel gebruikt men het kootbeen, dat is de phalanx prima oftewel het eerste teenkootje, voor het bikkelspel het sprongbeen, de talus. Ook de term ‘astragalen’ wordt voor bikkels gebruikt. Elke poot (van rund, paard, schaap) bevat potentieel koten en bikkels. Voor de koten worden meestal teenkoten van rund of paard gebruikt, die tussen de 5 en 8 cm lang zijn. Voor bikkels worden meestal de wat kleinere schape- of varkens-sprongbeentjes gebruikt. Koten (afb. 1) hebben van nature twee duidelijk verschillende zijden: de bolle voorkant, die ‘stoof’ wordt genoemd, en de holle achterkant, die ‘schijt’ heet. De bovenkant, met vier bollingen op de hoeken, zorgt dat de koot rechtop kan worden gezet; in de regel staat die dan niet zo heel stevig. Voor het spel wordt meestal een rij koten opgesteld, vaak tegen een muur, maar een grafsteen of een traptrede kan ook als muurtje functioneren. Zo werd in Scherpenisse in 1528 verboden ‘op de trappen van het stadthuys met kooten te spelen.’Ga naar eindnoot4. Daarna moeten de opgestelde koten vanachter een lijn met een werpkoot worden omgegooid. Ook | |
[pagina 156]
| |
1. Koten, bodemvondsten Nederland, dertiende-vijftiende eeuw. Foto: F. Gijbels/Speelgoed- en Blikmuseum Deventer.
worden de koten wel opgegooid, waarbij wordt geraden of de koot stoof of schijt valt; beide versies van het koten zijn afgebeeld in een kalendermarge van een Zuidnederlands getijdenboek uit het begin van de zestiende eeuw (afb. 2). Er zijn vele varianten van het spel, maar meestal is het de bedoeling dat de gevallen koot niet schijt, dus dat het gat niet te zien is. Een koot die stoof ligt wordt daarom wel ‘kuis’ genoemd en deze versie van het spel ‘kuyskoten’. De koten, die in zeer groten getale bij opgravingen naar boven zijn gehaald, zijn vaak verzwaard en versierd met ingekraste merktekens. Deze versieringen variëren van eenvoudige krassen en Romeinse cijfers tot op spelborden gelijkende patronen. De precieze bedoeling van de tekens op de koten is onduidelijk. De cijfers hebben doen vermoeden dat het om een waarde gaat, maar er zijn veel anderssoortige patronen op de koten. Mogelijk zijn de tekens eigendomsmerken, zoals nu nog bij jeu-de-boules-ballen, die evenals koten moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn als ze in het spel liggen, maar waarvan wel elke speler zijn eigen exemplaren moet meenemen aan het einde van de partij. De meest ingewikkelde patronen zijn rasters met punten in vakjes, die soms met een kruis zijn doorgekrast. Dergelijke patronen zijn ook bekend van bepaalde fragmenten van dakpannen of vloertegels, die in de verdronken dorpen van Zeeland zijn teruggevonden.Ga naar eindnoot5. De functie van deze fragmenten is helaas onbekend. Men heeft wel gedacht aan op tegels ingekraste spelborden, maar de fragmenten zijn daarvoor vaak te klein, het patroon is nergens regelmatig (wat bij bordspelen noodzakelijk is) en geen twee patronen zijn identiek. Mogelijk is het een manier om de puntentelling bij te houden. Dat zou het doorkrassen van de | |
[pagina 157]
| |
2. Beide versies kootspel, marge oktober. Golfboek, Brugge, ca. 1520. Londen, British Library, add.ms 24098 f27v.
rasters verklaren, en het feit dat er gebroken tegels voor zijn gebruikt. Maar het blijft de vraag of het handig is punten te tellen op het oppervlak van een koot... Ook over het nut van het verzwaren van de koten bestaat discussie. Vaak is gezegd dat alleen de werpkoten verzwaard werden, om er harder mee te kunnen gooien. Maar er zijn zoveel verzwaarde koten gevonden dat het waarschijnlijk is dat ook de op te stellen koten werden verzwaard. Het is eenvoudig proefondervindelijk vast te stellen dat koten waarvan de vulling (nog) aanwezig is, een stuk steviger staan dan onverzwaarde exemplaren. Het verzwaren gebeurde door de koot uit te hollen, meestal vanaf de brede korte kant, en dan met lood of ijzer vol te gieten. Soms ook werden er meerdere zijden van de koot doorboord om de vulling aan te brengen. Een enkele keer is er gewoon een aantal spijkers in de koot geslagen. Bij koten die tussen afvalmateriaal zijn teruggevonden, is soms de vulling eruit gebroken voordat ze werden weggegooid. Daarmee konden dan weer een nieuwe koten verzwaard worden. Het is, net als bij dobbelstenen, mogelijk een koot zó te vullen dat deze vaker op de ene dan op de andere kant valt. Zeker voor het spel, waarbij geraden moest worden op welke kant de koot terecht komt, is dat een aantrekkelijke optie. Het verzwaren is hoe dan ook bedoeld om het spel te beïnvloeden, maar het zou in een aantal ge- | |
[pagina 158]
| |
vallen wel eens om vals spelen kunnen gaan. Dit geeft een extra dimensie aan het wonderverhaal uit de inleiding: het is begrijpelijk dat een gewijde beeltenis van Maria zich hiervoor niet zonder meer laat misbruiken. Het kootspel komt regelmatig voor in de stadskeuren, meestal in combinatie met kolven en kaatsen, zoals in een Delftse keur uit het begin van de zestiende eeuw, waarin wordt ‘gekoert ende verboden, dat niemande binnen der steede vriheit en sal moeten werpen, schieten, mit booghen ofte bosschen, caetsen, cootten, clooten, den bal slaen...’Ga naar eindnoot6. Het gooi- en smijtkarakter van het kootspel is daar debet aan; ook de koten wilden wel eens een ruit breken of een voorbijganger verwonden. Een met metaal verzwaarde koot, waarmee harder kan worden gegooid, richt dan meer schade aan dan een onverzwaarde, wat hier en daar redenwas om het spelen met verzwaarde koten te verbieden. Omdat het spel voor een belangrijk deel draait om het raden van stoof of schijt, waarbij geluk bepalend is, is het niet verwonderlijk dat het spel ook door volwassenen werd gespeeld, om geld of een andere inzet. Ook dat was vaak reden om het spel te verbieden of aan banden te leggen. Koten is erg populair geweest, waarschijnlijk meer dan bikkelen. Daarop duiden het grote aantal teruggevonden koten en de vele afbeeldingen, die vaak een vaste plek in series of opsommingen van spelen hebben. Ook in literaire teksten komt het koten voor, bijvoorbeeld als Jan van Doesborch zich herinnert wat er werd gespeeld ‘in der tijt mijnder kintsheyt onbesneden’: bokspringen, klossen, tollen, rollen ‘ende die coten lagen in mijn fantasije.’ Met een zucht sluit hij zijn nostalgisch refrein af: ‘Hey hey voorleden tijt waer sidi duere?’Ga naar eindnoot7. | |
Brave bikkelsMet de bikkels, sprongbenen (afb. 3), werd een heel ander spel gespeeld. De bikkels worden gebruikt in groepjes en gecombineerd met een balletje. De essentie is dat de bal wordt opgegooid, en dat er voordat deze weer op de grond komt een aantal van te voren bepaalde handelingen met de bikkels moet zijn verricht, bijvoorbeeld het oprapen of omdraaien van bikkels. Winnaar is degene3. Bikkels, gevonden in de terp van Hogebeintum, zesde-achtste eeuw. Foto: M. van Vlierden, Willibrord en het begin van Nederland (Utrecht 1995) 73.
| |
[pagina 159]
| |
4. Apen spelen bikkelspel, het kootspel op de achtergrond. Detail prent P. van der Borcht Zie: Madoc 10-1 (1996) 4.
die de meeste handelingen in het minste aantal balworpen verricht. Bikkelen is een puur behendigheidsspel. Omdat het weinig materiële of morele schade kan aanrichten, is het in de regel weinig problematisch geweest. De enkele keer dat bikkelen in de verboden voorkomt, is het vanwege de voorkeur die ook spelers van het bikkelspel hadden voor de mooie gladde ondergrond van grafzerken. Ook de vier duidelijk van elkaar te onderscheiden zijden van bikkels hebben elk een naam. Het meest gangbaar is het onderscheid in ‘stoof’, ‘schijt’ (of ‘kuil’), ‘staantje’ en ‘essie’, maar er bestaan tientallen varianten, meestal regionaal gebonden.Ga naar eindnoot8. Het bikkelen lijkt voornamelijk een meisjesspel te zijn geweest, en werd vooral door kinderen gespeeld - er horen ook allerlei liedjes bij, die tijdens het spel werden gebruikt. Afbeeldingen van het bikkelen zijn nauwelijks bekend uit de Middeleeuwen. Op het kinderspelen-schilderij van Brueghel wordt het spel inderdaad door meisjes gedaan, en op de eveneens laat-zestiende-eeuwse prent met spelende apen van Van der BorchtGa naar eindnoot9. wordt door apen in vrouwenkleren gebikkeld, naast een groep kotende apen die duidelijk als jongens zijn getypeerd door de mannenhesjes die ze dragen (afb. 4). Een vaak geciteerd gezegde was: het kooten is een zoet vermaak voor jongens, maar geen meisjeszaak.Ga naar eindnoot10. Het bikkelen is, net als koten overigens, pas betrekkelijk recent in de vergetelheid geraakt. Tot voor twee generaties terug werd in ieder geval op het platteland nog veel gebikkeld. Daarvoor is het duizenden jaren bekend geweest. Bikkels zijn teruggevonden in bijvoorbeeld vroege Griekse graven en in de Romeinse tijd vormen ze een gangbare bijgift in graven van zowel volwassenen als kinderen - ook toen al werd het dus door jong en oud gespeeld. Ook uit de vroege Middeleeuwen waren bikkels bekend. Bij een urn in de terp van Hogebeintum in Friesland bijvoorbeeld werden tien bikkels gevonden, die als grafgift gediend hebben (afb. 3).Ga naar eindnoot11. Mogelijk werd met bikkels die vier zijden hebben, in sommige situaties ook het lot geworpen, zoals met dobbelstenen. Zeker is dat ze als spelmateriaal ook ten tijde van deze begraving (zesde-achtste eeuw) al vele eeuwen bekend waren. Het bikkelspel wordt in de Romeinse en vroeg-middeleeuwse tijd aangeduid met ludere talis - in later tijd lijkt deze Latijnse term aan inflatie onderhevig en worden er soms alle spelen met botten mee bedoeld, dus ook het kootspel, hoewel daar geen talus voor gebruikt wordt. | |
[pagina 160]
| |
Been, slacht, herfstKoten en bikkels zijn dus geheel verschillende botten, waar verschillende spelen mee gespeeld worden, door verschillende seksen. Wat koten en bikkels gemeen hebben is hun grondstof, botten, reden waarom ze in verband worden gebracht met de slachttijd, de herfst. Dit wordt fraai geïllustreerd in drie nauw aan elkaar verwante Zuidnederlandse getijdenboeken die een kalender hebben met series kinderspelen in de marges van de bladen: het Golfboek, het Breviarium Mayer-van den Bergh en het manuscript-zonder- bijnaam 28346 in München, door mij ‘Spielbuch’ gedoopt.Ga naar eindnoot12. Alle drie tonen het koten in de marge van de maand oktober, verbonden met de slacht, die in de hoofdvoorstelling te zien is. Het zogenaamde Golfboek, nu in de British Library, heeft voor elke maand twee bladzijden, en dus twee marges. Hierin is het koten letterlijk tegenover het slachten van een os geplaatst. Voor koten en bikkelen was de herfst dus de meest geschikte tijd; elk rund leverde maar liefst acht koten op. Pas met het verdwijnen van de slacht uit de directe leefomgeving raakten deze spelen vergeten. Zo is het koten, in ieder geval in onze streken, inmiddels geheel verdwenen, het bikkelen echter slechts gedeeltelijk omdat er naast de benen ook gegoten exemplaren van metaal bestonden, zodat het spel minder met de slacht was geassocieerd. Ook nu zijn in de winkel nog fel gekleurde plastic bikkels te koop, zelfs met een zoemend balletje erbij.Ga naar eindnoot13. Koten en bikkels uit de Middeleeuwen worden in dezelfde archeologische context gevonden, vaak samen met ander spelmateriaal zoals dobbelstenen, speelschijven en knikkers. Deze laatste vinden we onder hun Middelnederlandse naam (‘keusel’ of ‘kuysel’) samen met koten en bikkels in Een Reghel der Duytsche Schoolmeesters uit 1591. In tegenstelling tot bijvoorbeeld dobbelen en kolf mag daarmee op de ‘oorlofsdagen’ wel gespeeld worden: ‘hoepen, tol, en koot, bickelen, cuselen, soo de kinderen pleghen te doen, want uyt sulcke spelen siet men geen quaet uytbroen.’Ga naar eindnoot14. Bikkels, koten, dominostenen, dobbelstenen, snorrebotten - allemaal speelspul dat van been is gemaakt (afb. 5). Been leende zich uitermate goed voor de fabricage van spelmateriaal: het was vrijwel overal aanwezig, relatief goedkoop (meestal gratis), behoefde nauwelijks of geen bewerking, en was vrij hard en dus stootvast. Vooral bij kleine voorwerpen waarmee gegooid moest worden, werd meestal voor been gekozen. Bikkels en koten zijn vaak door het gebruik afgesleten. Alleen bewerkte of gesleten koten kunnen met zekerheid als spelmateriaal worden herkend, naast ongebruikte exemplaren die simpelweg als slachtafval tussen ander botmateriaal in de grond kunnen zijn beland. | |
Jong en oudKoten en bikkelen zijn, zoals zoveel middeleeuwse spelen, zowel door kinderen als volwassenen gespeeld. Maar kinderen speelden in de regel een andere versie van het spel dan volwassenen. Het verschil betreft vooral de inzet. Hoewel de middeleeuwse spelcultuur minder streng verdeeld was in volwassenen sport en kinderspel dan in onze tijd, is het ook weer niet zo dat er op dit punt geen onderscheid bestond tussen kinderen en volwassenen. Op geen enkele afbeelding zijn ze bijvoorbeeld samen met een spel bezig. Wel bestaat de in- | |
[pagina 161]
| |
5. Speelgoed van been: koten, bikkels, glis, mondharp, speelschuiven, dobbelstenen en snorrebotten (waarvan één gereconstrueerd). Bodemvondsten Eindhoven, veertiende-zestiende eeuw. Foto: auteur.
druk dat in de Middeleeuwen meer spelen algemeen waren, waar in later eeuwen steeds meer speciale kinderspelletjes ontstonden, terwijl de spelen die volwassenen deden, tot steeds professioneler beoefende sporten uitgroeiden. In onze tijd is dat onderscheid in het extreme doorgevoerd: elke sport en elk spel kan door volwassenen professioneel en door kinderen in officieel verband worden beoefend. Daarmee scheiden beide zich duidelijk af van de in officieel verband of geheel spontaan beoefende versies van hun spel, die eveneens door volwassenen en door kinderen, maar los van elkaar, worden gespeeld. Spelen voor volwassenen zijn steeds meer geinstitutionaliseerd en naar speciale locaties verplaatst, vooral binnenshuis. Zo zijn ze geheel uit het straatbeeld verdwenen. Vandaag de dag maken alleen kinderen de straat nog onveilig met spelletjes. |
|