Madoc. Jaargang 1996
(1996)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermdJacob Obrecht. Missa Maria zart. The Tallis Scholars o.l.v. Peter Phillips. Gimell, 1995. 69:25 min. CD GIM 032. Cat. A (ca. f45, -).Jacob Obrecht werd omstreeks 1450 geboren, vermoedelijk in Bergen op Zoom. Voordat hij in 1480 tot priester gewijd werd, was hij daar en in Utrecht zangmeester. In 1484 werd hij benoemd tot directeur van de koorschool van de kathedraal in Kamerijk. Men vond echter dat hij daar niet goed functioneerde en het volgende jaar kreeg hij zijn ontslag. Hierna bood het kapittel van de St.-Donaas in Brugge hem een soortgelijke plaats aan; hij bleef er zeven jaar. Van 1491 tot 1496 was hij kapelmeester van de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Antwerpen. Vervolgens verbleef hij twee jaar in Bergen op Zoom, om daarna weer naar Brugge terug te keren. Vanwege zijn slechte gezondheid was hij genoodzaakt in 1500 voortijdig met zijn werk als kapelmeester te stoppen. In tegenstelling tot veel andere componisten uit de Lage Landen in die tijd, is hij nooit voor langere periode in Italië werkzaam geweest. Wel reisde hij twee keer naar Ferrara, waar hij in 1505 overleed. Obrecht heeft voornamelijk geestelijke werken gecomponeerd. Op zijn naam staan zo'n dertig missen, ongeveer dertig motetten en bijna dertig wereldlijke liederen. De Missa Maria zart, die de Tallis Scholars op deze cd ten gehore brengen, is een van de langste polyfone zettingen van de ordinarium missae. Een ordinarium-mis bestaat uit de vijf vaste gezangen van de mis: het Kyrie, het Gloria, het Credo, het Sanctus en het Agnus Dei. Deze gezangen hebben in iedere mis dezelfde tekst. Het Gloria en het Credo worden kort door de priester geïntroduceerd: daarna zet de schola de meerstemmige compositie in: zo ook in deze uitvoering. De vierstemmige Missa Maria zart is gebaseerd op het eenstemmige, geestelijke lied Maria zart, dat waarschijnlijk aan het einde van de vijftiende eeuw in | |
[pagina 122]
| |
Tirol geschreven werd. Obrecht was de eerste die het lied in een polyfone compositie gebruikte. Na hem volgden meer polyfone zettingen van dit lied. Wanneer Obrecht zijn mis componeerde is onduidelijk. Aangenomen wordt dat deze tussen 1500 en 1504 ontstaan is. Het is echter opmerkelijk dat Obrecht in diezelfde tijd in zijn motetten een heel andere stijl hanteerde. Stijlfiguren als imitaties, cadensen, sequenzen, toonladders en motiefherhalingen komen in deze mis wel voor, maar minder veelvuldig dan in zijn andere werken. Bovendien zijn ze niet erg nadrukkelijk aanwezig. De Maria zart-melodie wordt uitgebreid aangehaald en uitgewerkt; de grens tussen de (veelal korte) citaten en uitwerkingen is moeilijk te trekken. De componist lijkt niet een bepaald doel voor ogen te hebben gehad met deze prachtige klanken. De muziek gaat maar door en door, zonder ergens tot een climax of tot een conclusie te komen. De Tallis Scholars brengen de muziek prachtig ten gehore. Een heldere articulatie zorgt ervoor dat de tekst goed verstaanbaar is. Jammer is dat het ensemble zich, volgens mij, enigszins lijkt te verliezen in het richtingloze van de muziek. Het ontbreken van duidelijke cadensen lijkt het voor de zangers moeilijk te maken om een ontwikkeling in tekst en muziek tot klinken te brengen. Ook de religieuze expressiviteit ontbreekt eigenlijk. Alle delen worden met dezelfde intonatie gezongen. Meer uitdrukkingskracht is slechts daar te horen, waar de muziek het uiterste van de zangers vergt. Het zijn vooral de prachtige klanken en de serene sfeer die deze cd de moeite waard maken. Jeske van Dongen |
|