Madoc. Jaargang 1996
(1996)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
a priori
A priori:
|
Hierbi hebbens hem vermeten | Hier bi hebbens hem vermeten |
Luden, dat sijs die waerheit weten, | Lieden, dat sijs die waerheit weten, |
Ende ment oec bi deser tale | Ende ment oec bi deser tale |
Mochten proeven harde wale, | Mochten proeuen harde wale, |
Dat hi van haren doene wel wiste, | Dat hi van haren doene wiste, |
Al wast dat Gheraet miste | Al wast dat Gheraet miste |
In sine biechte, eer hi bleef, | Jn sine biechte, eer hi bleef, |
Of dat die clerc niet en screef, | Of dat die clerc niet en screef |
Doe men dat lijen brochte voert | Doemen dat lien brochte voert |
Al tot Dordrecht in die poert: | Al tote Dordrecht indie poert. |
Die clerc verswech oec in die lesse | Die clerc versweech oec indie lesse |
Van heren Jan van Rinesse, | Van heren Ian van Rinesse, |
Dat sint heer Ghye van Henegouwen | Dat sint her Ghye van Henegouwen |
Orconde mit goeder trouwen, | Orconde mit goeder trouwen, |
Ende van Oerscot heer Daenkijn: | Ende van Oerscot haer Daenkijn; |
Dit waren die zegghers mijn: | Dit waren die segghers mijn. |
Want ict van hem heb ghehoert, | Want ict van hem heb ghehoert, |
Daer om heb ict stille ghezwegen: | Daer om heb ict ghebrocht voert; |
Want ic en can in ghenen wegen | Anders had ics stille ghesweghen, |
Yement belieghen teniger stonde: | Want ic en can in ghenen weghen |
Wat ics scrive dats bi orconde. | Yement belieghen tenigher stonde; |
Wat ics lye dats bi orconde. | |
Ed. Brill, dl. 2, p. 34-35 | KB Den Haag, 128 E 5, f. 48v-49r |
Voor onze kennis van de geschiedenis van Holland en Zeeland van rond het jaar 1300 verkeren we in de gelukkige omstandigheid dat we de beschikking hebben over de Rijmkroniek van Holland. Deze kroniek is een in ca. 14.000 Middelnederlandse verzen vervatte geschiedenis van het graafschap Holland en Zeeland over de jaren 689-1305, met als zwaartepunt een levendige en uitvoerige beschrijving van de gebeurtenissen in de dramatische jaren 1296-1305. Veel van onze kennis over die laatste periode berust voornamelijk of zelfs uitsluitend op dit werk. Het is dan ook geen wonder dat de Rijmkroniek door historici veelvuldig werd en wordt geraadpleegd; al in de Middeleeuwen was de kroniek een belangrijke bron, en vanaf 1591 zijn liefst vier edities ervan verschenen. Overigens zijn niet alleen historici geïnteresseerd in de kroniek, maar ook de beoefenaars van de historische taal- en letterkunde. De Rijmkroniek is een monument van de Nederlandse taal; het is het vroegst bekende geschiedverhaal op rijm, want de eerste redactie ervan dateert zelfs van vóór de beroemde Spiegel historiael van Jacob van Maerlant (geschreven rond 1285), die uit de Rijmkroniek citeert.
De Rijmkroniek van Holland is een belangrijke historische bron vanwege de vele feitelijke informatie die we erin vinden. Het werk is geschreven door een persoon die in de hoogste kringen verkeerde, te weten aan het grafelijke hof, en die dus goed geïnformeerd was. Bovendien pleegt hij, hoewel een trouw aanhanger van de graaf, duidelijk voor zijn eigen mening uit te komen, ook wanneer de behandelde materie gevoelig ligt. Een voorbeeld daarvan vormt het hierbij afgedrukte korte fragment, uit het vijfde boek van de kroniek. Na de moord op graaf Floris V in 1296 worden de daders - van wie Gerard van Velzen, Herman van Woerden en Gijsbrecht van Amstel de belangrijkste waren - gevangen of verjaagd, maar enkele schuldige figuren achter de schermen gaan vrijuit. Onder hen bevinden zich de meest prominente Zeeuwse edelen: Wolfert van Borssele en Jan van Renesse. De auteur van de Rijmkroniek beschuldigt hen openlijk van
medeplichtigheid aan de aanslag op Floris, hoewel Gerard van Velzen hen niet als zodanig had genoemd bij zijn ‘biecht’, of misschien ook vanwege de nalatigheid van de klerk die diens bekentenis op schrift had gesteld. Toch durfde de auteur van de kroniek deze beschuldigingen te uiten, en wel vanwege inlichtingen die hij had gekregen van vooraanstaande personen, in dit geval Gwijde van Henegouwen (de broer van de latere graaf Jan II, zelf vanaf 1301 bisschop van Utrecht) en Daenkijn van Oirschot. De auteur zegt met nadruk niets dan de waarheid te schrijven; hij wil niemand beliegen. De Rijmkroniek geeft dus gedetailleerde informatie uit betrouwbare bron; meer kan de historicus zich niet wensen. Dankzij dit werk komen we niet alleen veel te weten over het precieze verloop van de gebeurtenissen, maar ook over de achtergronden van het politieke spel en over de karakters van de verschillende hoofdpersonen.
Een verantwoord gebruik van de Rijmkroniek van Holland als historische bron wordt evenwel bemoeilijkt door de omstandigheid dat er onzekerheden bestaan over het ontstaan van het werk. In de literatuur woedt al lang een bij tijd en wijle heftig oplaaiende strijd over de datering van de kroniek, of liever gezegd van de verschillende versies van de kroniek. Hoewel niet onomstreden, overheerst nu de opvatting dat de kroniek is begonnen tijdens de regering van graaf Floris V (1254-1296), want het werk opent met een opdracht aan die vorst. Tegelijk is het zeker dat de kroniek pas na 1305 kan zijn voltooid, want in dat jaar houdt het verhaal op. Bovendien eindigt één van de handschriften waarin het werk is overgeleverd, met een opdracht aan graaf Willem III (1304-1337). De schrijver van de kroniek zal dus onder Floris V zijn begonnen, waarna in of na 1305 een vervolg erop is gedicht, maar de datering van beide stadia van de kroniek is nog onzeker, evenals de cesuur in de kroniektekst tussen de eerste redactie en het vervolg. Bovendien geven de overgeleverde handschriften niet dezelfde tekst van de kroniek: de tekst in het zogenoemde handschrift A wijkt op een aantal punten belangrijk af van die in de handschriften B en C. Men is het er tegenwoordig wel over eens dat BC de tekst geeft zoals die in of na 1305 is voltooid, en dat A een later omgewerkte versie is van BC, maar ook nu is weer onduidelijk wanneer die omwerking is vervaardigd.
Daar komt bij dat niet vast staat wie de auteur is van de kroniek, of wie de auteurs zijn. Traditioneel werd en wordt aangenomen dat Melis Stoke de Rijmkroniek heeft geschreven, want die noemt zichzelf in die hoedanigheid in de genoemde opdracht aan graaf Willem III: ‘Here van Hollant, edele grave, / U heeft ghemaect teenre gave / Dit boec ende dit werc / Melijs Stoke, u arme clerc.’ Deze opdracht wordt zoals gezegd gevonden in één handschrift, en wel in de omgewerkte versie A. Enige tijd geleden is echter betoogd dat Stoke de kroniek niet heeft geschreven, maar alleen de latere omwerker ervan is; de kroniek zelf zou zijn geschreven door ene Wouter de clerc, die ook wordt genoemd in handschrift A, en wel in enkele na de opdracht aan graaf Willem toegevoegde regels.Ga naar eindnoot1. Nu is die stelling wel bestreden, maar een bewijs dat Stoke toch (ook) de auteur van de eerste versie van de kroniek is, kon niet worden geleverd. Bovendien, schreef hij dan zowel de eerste redactie (de tekst zoals die voor Floris V werd gedicht), of het vervolg daarop (in of na 1305), of beide stadia van het werk? En is hij dan ook degene die de omgewerkte versie A heeft vervaardigd, of is dat dan toch weer een ander?
In ieder geval weten we sinds kort meer over de persoon Melis Stoke.Ga naar eindnoot2. Hij is vanaf juli 1296 aanwijsbaar als klerk in Dordrecht, waar hij oorkonden schrijft voor de stadsregering. In december 1299 sluit hij zich aan bij het gevolg van de nieuwe graaf van Holland, Jan II van Henegouwen, die dan zijn inhuldigingstocht maakt. Vanaf dan is Stoke werkzaam in de grafelijke kanselarij, tot in november 1305, wanneer we de laatste oorkonden van zijn hand vinden; na 1305 verdwijnt ieder spoor van zijn ambtelijke activiteit uit de bronnen. Uitgaande van deze nieuwe gegevens over Stoke wordt door ondergetekende nu een nieuwe studie verricht naar het ontstaan van de Rijmkroniek.
Formeel niet behorend tot de opdracht is de bezorging van een nieuwe editie van Stokes kroniek. Toch is zo'n uitgave dringend gewenst. De laatste editie, van W.G. Brill, dateert uit 1885 en voldoet niet aan de eisen die tegenwoordig aan een bronnenuitgave worden gesteld.Ga naar eindnoot3. Het kritisch notenapparaat ervan is volstrekt onvoldoende; de gebruiker die inzicht wil krijgen in ontstaan en overlevering van de tekst wordt van Brill geen steek wijzer. Het moet gezegd dat Brills uitgave van de hoofdtekst, uit het handschrift A, nog wel redelijk nauwkeurig is te noemen, hoewel ook daarin vele vergissingen voorkomen, maar de weergave van de tekst uit de handschriften C en B is bijzonder slecht. Men zie nogmaals het afgedrukte fragment, links de tekst van Brill, rechts de transcriptie van het handschrift C. Men wordt niet vrolijk bij een vergelijking van beide: Brill heeft zich niet veel aangetrokken van de spelling en de woordscheidingen van het handschrift, hij verzint een woord wel erbij, verandert lye in scrive, en maakt een klassieke kopiistenfout door een hele regel over te slaan tussen twee (ongeveer) gelijke woorden, wat in resulteert in aperte onzin. Van meer belang is dat de editie alleen de versie van A goed weergeeft, terwijl de versie BC parallel ernaast zou moeten worden afgedrukt. Dan pas blijkt de manier van werken van de auteur/bewerker, die enerzijds lange stukken tekst wegliet of toevoegde, anderzijds ook talloze kleine correcties aanbracht, die niet alleen licht werpen op zijn denkbeelden of de veranderde omstandigheden maar ook op zijn literaire schrijverschap: we zien als het ware een middeleeuwse auteur aan het werk. Brills editie is voorts vrijwel onhanteerbaar, omdat indices geheel ontbreken. Ook het verklarend notenapparaat is ver onder de maat: sinds 1885 is natuurlijk heel wat studie verricht naar deze periode in de Hollandse geschiedenis, en die informatie en literatuur wordt node gemist.
Het is kortom hoog tijd dat een nieuwe editie van deze belangrijke bron het licht ziet; wanneer we opschieten kan de traditie van één uitgave per eeuw nog net in ere worden gehouden. Veel van het noodzakelijke voorwerk wordt op dit moment al gedaan door ondergetekende. Hopelijk kunnen wegen worden gevonden die leiden tot het logische vervolg, een goede editie van de Rijmkroniek van Holland.
J.W.J. Burgers
- eindnoot1.
- H.C. Peeters, De rijmkroniek van Holland, haar auteur en Melis Stoke (Antwerpen 1966).
- eindnoot2.
- J.W.J. Burgers, ‘De loopbaan van de klerk Melis Stoke’, BMGN 108 (1993) 20-27.
- eindnoot3.
- W.G. Brill (ed.), Rijmkroniek van Melis Stoke 2 dln. (Werken uitg. door het Historisch Genootschap, nieuwe serie 40 en 42) (Utrecht 1885; repr. Utrecht 1983).