Madoc. Jaargang 1996
(1996)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| |
Missa et Completorium Sancti Willibrordi. Utrechts Studenten Gregoriaans Koor o.l.v. Jan Boogaarts. KRO Klassiek 94005, 1995. 74:00 min. f35, - (uitsluitend verkrijgbaar door overmaking van f35, - op gironummer 2144643 t.n.v. het Utrechts Studenten Gregoriaans Koor te Utrecht).In het jaar 695 werd de Angelsaksische monnik Willibrord van Northumbrië (657-739) door Paus Sergius in Rome tot bisschop van de Friezen gewijd. Dit feit werd in 1995 op diverse wijzen herdacht met onder andere een Willibrord-tentoonstelling in het Catharijne Convent te Utrecht, een internationaal congres, een symposium, concerten, de uitgave van diverse publikaties en een compactdisc. In het tijdschrift Madoc is aan Nederland vóór Willibrord eveneens ruime aandacht besteed (oktober 1995) Het Utrechtse Studenten Gregoriaans Koor, in 1968 opgericht en nog steeds onder leiding van Jan Boogaarts, verrijkte het op cd verkrijgbare gregoriaanse repertoire met een opname van een integrale uitvoering van de misliturgie voor het hoogfeest van Sint Willibrord. Het tweede en derde gedeelte van de cd worden gevormd door de Laudes Carolinae (eeuwenoude acclamaties die werden gezongen bij plechtigheden zoals de kroning van Karel de Grote) en tenslotte de completen, het avondgebed uit de getijdegebeden voor het Feest van Sint Willibrord. Als ordinarium (de reeks vaste gezangen) is gekozen voor de vierde mis (Cunctipotens Genitor Deus), die veelal gezongen wordt bij een apostelfeest. Wat betreft de wisselende gezangen - het proprium - heeft het mij altijd al verbaasd dat een belangrijke heilige als Willibrord geen eigen gezangen blijkt te hebben. Voor de invulling van de Willibrordmis is dan ook gebruik gemaakt van meer algemene gezangen die voor de feesten van verschillende bisschoppen en belijders gebruikt worden. Het fraaie introtusgezang Statuit ei Dominus en het offertorium Veritas mea worden bijvoorbeeld ook gezongen op 11 november, het feest van Sint Martinus van Tours, eveneens een bisschop. Het is een prijzenswaardige keuze geweest om de volledige misliturgie van deze feestdag vast te leggen mèt alle bijbehorende lezingen en gebeden. De aanwezigheid van een celebrant was hiervoor noodzakelijk; het is een vreugde om in deze delen de zang van mgr. Ph. Bär te horen. De cd wordt besloten met eveneens een integrale weergave van de completen. De completen vormen het laatste onderdeel van het Officium Divinum. Uitgaande van de woorden van psalm 34 Benedicam Dominum in omni tempore (‘Ik wil de Heer te allen tijde prijzen’), het principe van de altijd doorgaande lofprijzing, komen monniken in de kloosters op vaste momenten bijeen. Deze cyclus van getijdegebeden bestaat uit een nachtofficie (de metten gedurende de nacht en de lauden bij het opkomen van de zon) en een dagofficie (de zogenaamde kleine uurtjes, de vesper bij het ondergaan van de zon en de completen voor het slapen gaan). Een belangrijk gegeven in het Officie is het reciteren van de psalmen. Voor de keuze van de wisselende gezangen hebben koor en dirigent zich op | |
[pagina 56]
| |
deze cd gehouden aan de meest recente voorschriften. Evenals bij de mis valt het bij de completen op dat er wederom geen ‘eigen’ Willibrordgezangen te beluisteren zijn. Het zou wellicht interessanter zijn geweest dat op deze Willibrord-cd het Utrechtse rijmofficie op teksten van Alcuin waren vastgelegd; hierin bevinden zich namelijk wèl gezangen met teksten over Willibrord. Een reconstructie op basis van middeleeuwse handschriften uit ondermeer de Utrechtse Mariakerk (Utrecht, Universiteitsbibliotheek, ms. 406-407) werd door Fred Schneyderberg gemaakt en is door het USGK onder leiding van Jan Boogaarts in concertvorm in de Utrechtse Domkerk ten gehore gebracht op 26 november 1995. De thans verschenen cd, waarop fraai, maar nog niet geheel volgens de nieuwste semiologische inzichten wordt gezongen, gaat vergezeld van een boekje met de volledige Latijnse teksten en vertalingen en een toelichting van Henk Rijkers. Het is echter jammer dat hierin de gebruikte liturgische bronnen niet worden vermeld. Mieke Breij |
|