Madoc. Jaargang 1996
(1996)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |
columnDe jezuïet, zijn heilige maagd en haar ongelovige onderzoekerIn een van zijn laatste oudejaarsconférences hekelde Wim Kan de toenmalige bisschoppen Simonis en Gijsen om hun verzet tegen legalisering van abortus: ‘Als je de sport niet beoefent, moet je je ook niet met de spelregels bemoeien!’ Oude televisiebeelden van de cabaretier en zijn bulderende publiek, dat heftig instemmend knikte, voerden mij gisteravond even terug naar dagen van weleer: de tijd waarin de mannelijke haardracht nog een sleutel vormde tot de politieke gezindheid van degene die eronder, danwel erachter schuilging. Gijsen werd ook buiten de kerk nog serieus genomen. Het waren de nadagen van mijn pubertijd. Mijn kijk op de toestand in de wereld had zojuist de onvermijdelijke ruk naar links gemaakt. Als vanzelfsprekend liet ik mij erop voorstaan dat ik als ongelovige-van-huis-uit het godsdienstonderwijs op mijn rooms-katholieke school niet alleen mòcht, maar ook kòn missen. Wàt ik wist van het Nieuwe Testament, was te danken aan de verfilmde rockopera Jesus Christ Superstar. Jezus was een hippie en sprak Engels. Wat heb ik gelachen om de grap van Kan. Er kan veel veranderen in vijftien jaar - de bisschop van IJsland kan erover mee praten, Kan is dood, abortus gelegaliseerd. Wat mij aangaat: dank zij een heilige, de Ierse zeevaarder Brandaan, werd ik tijdens mijn studie Nederlands tot de Middelnederlandse letterkunde bekeerd. Maar nee, van mijn ongeloof ben ik niet gevallen. Soms bekruipt me het onbehaaglijke gevoel dat dit, beroepshalve, een handicap is. Onlangs nog. Ik las een stelling van de Vlaamse literatuurhistoricus Desiderius A. Stracke S.J. (1875-1970) uit 1926: 'n Vlaming die een week of twee te Amsterdam vertoeft begrijpt dat geen Zuid-Nederlander, trots al zijn werkkracht en sympathievolle inleving, over de XVIe-XVIIe eeuwse Litteratuur het echte, laatste woord zal spreken. Dan begrijpt ook iedere Noord-Nederlander, dat enkel de Vlamingen over de Middeleeuwen 'n samenvattende synthese kunnen schrijven, inzonderheid als er spraak is van de vroegste eeuwen tot en met de XIVe.Ga naar eindnoot1. Zo min als een bisschop behoort te oordelen over de menselijke voortplanting, kan een protestantse - of erger: ongelovige - noordeling de Zuidnederlandse geestelijke literatuur uit de Middeleeuwen recht doen. Voor pater Stracke was het een uitgemaakte zaak. Men moest Vlaming èn christen (lees: katholiek) zijn om recht van spreken te hebben over mystici als Hadewijch en Ruusbroec. Niet toevallig stond de jezuïet in de jaren '20 aan de wieg van het Antwerpse Ruusbroecgenootschap en het daaraan verbonden tijdschrift Ons Geestelijk Erf; beide zijn nog altijd toonaangevende hoeders van de middeleeuwse vroomheidsgeschiedenis. De uitspraak van Stracke raakt een gevoelige snaar bij mij. Niet dat ik van plan of in staat zou zijn om ‘het echte, laatste woord’ in enige geloofskwestie te spreken. Maar als ongelovige en Groninger van geboorte, is minder genoeg om | |
[pagina 35]
| |
de ban van Stracke te ervaren. Voor mijn promotie-onderzoek vertoef ik in geestelijk opzicht vaak in het dertiende-eeuwse Belgisch Brabant. Bijna dagelijks spit ik daar een stukje van zijn geestelijk erf om. Het is mij te doen om het Middelnederlandse levensverhaal van een mystiek begenadigde non, Lutgart van Tongeren. Zevenhonderdvijftig jaar geleden - het is dus een jubeljaarGa naar eindnoot2. - blies zij haar laatste adem uit na een zeer vroom leven. Ongeveer twee decennia later zette een anonieme Brabantse bewerker haar Latijnse vita om in vloeiende Middelnederlandse verzen. Juist aan deze bewerking wijdde ook Stracke enkele publikaties. En het is waar: ik lees niet in het Leven van Lutgard wat Stracke las. Haar religieuzeJesus Christ Superstar (Ted Neeley) in de gelijknamige film uit 1973, met teksten van Tim Rice en muziek van Andrew Lloyd Webber.
overgave en mystieke ervaringen zijn mij wezensvreemd. I don't know how to love Him... Ik blijf een buitenstaander. De jezuïet heeft met inlevingsvermogen en kennis over dit heiligenleven geschreven, daar valt niets op af te dingen. Maar in zijn geloofsijver doet hij opmerkelijke literaire eigenzinnigheden van de bewerker af als ‘zouteloze verzinsels en theatrale voorstellingswijze’. Als ik mij verman, bedenk ik: dáár ligt een kans voor een onnozele literatuurhistoricus die oog heeft voor wufte zaken waaraan een ingewijde liever voorbijgaat. En dan prijs ik me gelukkig met mijn vak waarin visies elkaar meestal niet uitwissen, maar aanvullen. Abortus legaliseren èn verbieden; kom daar in de politiek eens om. Als de tekenen niet bedriegen staat de mediëvistiek nog heel wat te wachten. Bij de huidige lichting studenten zijn, naar verluidt, colleges over religieuze onderwerpen zeer in trek: het christendom niet langer als last van het eigen verleden, maar als een fascinerende Andere Wereld. In NRC Handelsblad (7-12-1995) voerde de historicus H.L. Wesseling the voice of a new generation ten tonele: ‘Die Jezus en die Christus, dat is dezelfde’! Wat de toekomst ook moge brengen, het is maar goed dat pater Stracke het niet meer hoeft mee te maken. Om nog maar te zwijgen van Lutgart, die maget vri. Erwin Mantingh |
|