Madoc. Jaargang 1995
(1995)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermdFranken in de vijfde eeuwH. Anthonie Heidinga en Gertrudis A.M. Offenberg, Op zoek naar de vijfde eeuw. De Franken tussen Rijn en Maas (De Bataafsche Leeuw; Amsterdam 1992). 136 p. Geïll. ISBN 90-6707-257-5 (geb.). f 39,50.In de jaren 1988-1990 is in het Noordlimburgse Gennep een nederzetting met een Germaans karakter uit de late vierde en de vijfde eeuw opgegraven door archeologen van het Instituut voor Pre- en Protohistorische Archeologie Albert Egges van Giffen van de Universiteit van Amsterdam (IPP).Ga naar eindnoot1. Omstreeks 390 n.C. is hier, op een vlakbij de Maas gelegen terrein, door een groep Franken in Romeinse dienst een nederzetting gesticht, vermoedelijk in de nabijheid van een laat-Romeinse versterking op de samenvloeiing van Niers en Maas. Deze immigranten stonden in nauwe relatie tot het Romeinse staatsapparaat, met name het leger. De vondsten, zoals glas en aardewerk van Romeinse makelij en kostbare sieraden, wekken de indruk dat het gaat om een nederzetting met een elitair karakter. Aan veeteelt of akkerbouw deden de bewoners nauwelijks; wel zijn sporen van de werkzaamheden van ijzer- en edelsmeden aangetroffen. Typerend voor de nederzetting is het grote aantal kuilhutten (123 op een twaalftal huizen), | |
[pagina 225]
| |
die werden gebruikt als opslagplaats en voor ambachtelijke activiteiten. In het begin van de vijfde eeuw, toen Rome zijn legers uit deze streken terugtrok, veranderde de positie van de Franken vermoedelijk van die van huurlingen in die van vrij autonoom opererende foederati (bondgenoten van de keizer met een defensieve taak). In het opgegraven deel van de nederzetting in Gennep, die zich tot buiten de opgravingsputten moet hebben uitgestrekt, telt men op haar hoogtepunt, in het tweede kwart van de vijfde eeuw, wellicht vier huizen, een vijfentwintigtal kuilhutten en twee waterputten. Omstreeks 500 werd de nederzetting verlaten en vermoedelijk naar een plek in de naaste omgeving verplaatst.Ga naar eindnoot2. In een fraai geïllustreerd en vlot geschreven boek doen prof. dr. Anthonie Heidinga, leider van de opgraving, en Gertrudis Offenberg voor een breed publiek (en daarom zonder notenapparaat maar met een uitvoerige literatuurlijst) verslag van de resultaten van het onderzoek van deze vijfde-eeuwse nederzetting. De vijfde eeuw maakt deel uit van wat in schoolboekjes de ‘Volksverhuizingstijd’ heet. Om de geschiedenis van de Frankische immigranten en hun relatie tot de inheemse geromaniseerde bevolking te achterhalen, biedt alleen de archeologie uitkomst. Probleem daarbij is, dat archeologische resten uit deze periode zo schaars zijn: de inheemse bevolking in deze uithoek van het Romeinse rijk was in deze crisistijd tot een minimum gereduceerd en de groepen invallers waren veel kleiner dan altijd is gedacht. De nederzetting in Gennep is de eerste Germaanse immigrantennederzetting uit de vijfde eeuw die werd ontdekt. Zij bood dan ook de unieke gelegenheid het proces van confrontatie en aanpassing tussen Franken en Romeinen op het spoor te komen. De nederzetting geeft een indruk van het dagelijks leven van een groep Franken die zich als bondgenoten van de Romeinen in het rijk mocht vestigen en later een bijdrage leverde aan de vestiging van het Frankische gezag in onze streken. In deel I van het boek (‘Het zieke Romeinse rijk en de nieuwe machthebbers’, p. 7-49) wordt de geschiedenis van de nederzetting in een zeer ruim kader geplaatst. De geschiedenis van de nadagen van het Romeinse rijk, van de volksverhuizingen, van de Romeinen en de Franken aan de noordgrens van het rijk en van de overgang naar de christelijke Middeleeuwen wordt uitvoerig uit de doeken gedaan. Hierbij wordt veel aandacht besteed aan de resultaten van archeologisch onderzoek dat elders, ook in het buitenland, is verricht. Deel II (‘De Franken in Gennep’, p. 51-120) doet in negen hoofdstukken verslag van de verrichte opgravingen en geeft een eerste interpretatie van de aangetroffen bodemsporen en de vondsten. In het eerste hoofdstuk worden het hoe en waarom van de opgraving uiteengezet: de hoogte waarop de nederzetting gelegen was, zou worden afgegraven ten behoeve van een waterzuiveringsinstallatie. Vervolgens wordt ingegaan op deelaspecten zoals de herkomst en het karakter van bewoners. De geschiedenis van de nederzetting wordt geschetst aan de hand van de sporen van gebouwen, hutten, graven, ovens en waterputten. Daarna wordt aandacht besteed aan de voedselvoorziening, aan de talrijke glas- en aardewerkvondsten, aan kleding en uitdossing, aan de sporen van smederij-activiteiten en aan het gebruikte geld. Het is duidelijk dat ‘Gennep’ een grote rol zal spelen in de discussie over bewoningscontinuïteit, ontvolking en migraties in de laat- en na-Romeinse periode. Van de tot voor kort - op vondsten in Maastricht na - archeologisch ‘lege’ | |
[pagina 226]
| |
vijfde eeuw zijn we in ieder geval af. Ook heeft deze opgraving afgerekend met het traditionele ‘primitieve’ en ‘woeste’ beeld van de eerste Frankische immigranten in onze contreien: hun levensstijl is eerder elitair en zelfbewust te noemen. Jacht, drinkgelagen en oorlogsvoering waren de belangrijkste bezigheden van de mannen, onder wie zich enkele bedreven goudsmeden bevonden. Bovendien trachtten zij zoveel mogelijk de materiële vruchten van de Romeinse beschaving te plukken. Arnoud-Jan Bijsterveld |
|