met een speelse titel (‘Nering en hantering’, ‘Kappen en kazuifels’, ‘Beroerd en berooid’ etc.); elk groepje wordt ingeleid door een middeleeuwse tekst met een toepasselijke voorstelling.
Op deze wijze worden zeer diverse plaatsen besproken. Er zijn er bij die bijna onvermijdelijk zijn, zoals de Haagse ridderzaal, de terp van Wijnaldum, de Koppelpoort in Amersfoort. Andere gevallen zullen voor velen een verrassing betekenen. De in de titel genoemde kaak (van Woerden), de broodbank (in de Haarlemse St.-Bavo) en de etstoel (van het Drentse Balloo) zijn ongetwijfeld al minder bekend. En hoevelen zullen beseffen dat de paardenmarkt van Voorschoten teruggaat op een middeleeuwse jaarmarkt of dat een heuvel bij Amersfoort nog enige relatie heeft met de beschrijving die Alpertus van Metz in de elfde eeuw daarvan gaf? Het boekje vestigt op deze wijze de aandacht op heel wat onbekende plekjes, waar iets van het middeleeuwse verleden van ons land zichtbaar wordt.
Hoewel het boekje misschien niet bedoeld is als reisgids (het formaat wijst daar althans niet op) zijn sommige beschrijvingen toch zodanig dat ze alleen op locatie tot hun recht komen. Het is duidelijk dat de foto's niet allemaal speciaal voor het boekje gemaakt zijn. Soms wordt gewezen op details die met de beste wil niet op de foto terug te vinden zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor de gewelfschilderingen in Limbricht waar althans de foto geen ‘leesbaar relaas van de evangelische boodschap’ biedt, zoals de beschrijving suggereert (12-13). Ook het doksaal van Krewerd is slechts half zichtbaar. Blijkbaar werd de foto gemaakt met het oog op het fraaie (en ook zeer oude) orgeltje, dat zich op het doksaal bevindt.
De stukjes tekst zijn vrijwel allemaal informatief, adequaat en prettig leesbaar. De auteurs weten bovendien waarover zij schrijven. Het zijn in de meeste gevallen professionals: (kunst-)historici (van aio tot hoogleraar), archivarissen, archeologen etc.).
Het boekje is samengesteld en geredigeerd door ‘degenen die Madoc maken’. Trouwe lezers hoef ik niet te vertellen waar dat voor staat. Ze hebben een leuk, leesbaar boekje gemaakt, zonder dat dat leuke ten koste is gegaan van de kwaliteit.
De samenstellers zijn geen dogmatici. Ze hebben zich bijvoorbeeld niet strikt aan de geografische grenzen gehouden. Voor een tympaan heeft men niet gekozen voor het bekende exemplaar uit Egmond, maar voor die van de kerk in het Oostfriese dorp Larrelt. Ook de tijdsgrenzen zijn soepel gehanteerd. De zestiende eeuw is goed vertegenwoordigd. Bovendien is niet alles oud wat er blinkt. De gereconstrueerde vroeg-middeleeuwse boerderij op het landgoed Schothorst bij Amersfoort is van de partij en aan diverse objecten is de naam van de bekende restaurator P.J.H. Cuypers verbonden, waardoor de uitstraling nu misschien wat al te ‘middeleeuws’ is. Ook neemt men objecten op waarvan de middeleeuwse oorsprong op zijn minst dubieus is. Deze niet-puristische instelling heeft mij meestal niet gestoord, maar men moet er wel op bedacht zijn dat sommige plaatsen (bijvoorbeeld Kraantje Lek) slechts via de legende met de Middeleeuwen verbonden zijn.
Waar ik vaker vraagtekens bij heb gezet, is de keuze van de middeleeuwse teksten die het begin van een nieuw hoofdstukje markeren. Natuurlijk is elke keuze arbitrair, maar misschien zou een toelichting hier wel op zijn plaats zijn geweest.