The Spirits of England and France
The Spirits of England and France. Music for court and church from the later Middle Ages. Gothic Voices met Pavlo Beznosiuk (violin) o.l.v. Christopher Page. Hyperion 66739. 62:41. Cat A (f45, -).
Toen Christopher Page zijn interview in Madoc (7 (1993) 4) besloot met de wens eens een cd op te willen nemen met ‘just pieces we like’, moet hij beslist het project The spirits of England and France al voor ogen hebben gehad. De bedoeling is een serie cd's uit te brengen met Engelse en Franse hoofse en geestelijke muziek uit de late Middeleeuwen. Page stelt in zijn toelichting in het cd-booklet dat op elke cd de gehele periode in uiteenlopende werken zal zijn vertegenwoordigd en dat de werken zullen worden geselecteerd zonder thematiek en onafhankelijk van financiële belangen. In zijn woorden ‘a kind of Utopian recital’.
Deze eerste cd bevat werken van overwegend anonieme componisten en bestaat uit twee delen. Het eerste deel betreft vooral drie- en vierstemmige zettingen uit de veertiende en vijftiende eeuw. Het tweede deel belicht de vroegere periode, met werken die gebaseerd zijn op de traditie van de Latijnse monodie (conductus).
De eenstemmige liederen Beata nobis gaudia, Crucifigat omnes en Rama sonat gemitus worden stuk voor stuk prachtig uitgevoerd door respectievelijk de tenoren Paul Agnew, Julian Podger en Leigh Nixon. De laatste weet het Rama sonat gemitus als een ware klacht te vertolken. In bijbelse bewoordingen wordt hierin het vertrek van de aartsbisschop van Canterbury Thomas Becket naar Frankrijk betreurd, en vergeleken met de verbanning van Jozef naar Egypte.
Agnew en Podger laten in het tweestemmige Deduc, Syon, uberrimas een prachtig samenspel horen van volstrekt gelijkwaardige stemmen die beide dezelfde tekst zingen: gelijk, zuiver en met een enorme precisie.
Het spel van de meerstemmigheid is duidelijk hoorbaar in Flos in monte cernitur, dat eerst eenstemmig wordt gezongen, vervolgens driestemmig wordt voortgezet. De melodiestem verliest binnen de complexe lijnen haar traditionele leidende rol, maar blijft nog wel herkenbaar.
In het Virgo plena gratie horen we elementen uit een nieuwer genre, dat zich in Noord-Frankrijk vanaf het begin van de dertiende eeuw ontwikkelde, het motet. De ritmische vrijheden, met voortdurende afwisseling tussen lange en korte notenwaarden, zijn in dit conductusmotet goed te horen. De liturgische tekst wordt hier door de twee bovenstemmen gezongen.
De ontwikkeling in deze compositietechniek wordt nog duidelijker in Je ne puis, waarvan de eenstemmige conductus werd geschreven ter gelegenheid van de troonsbestijging van Louis VIII van Frankrijk, in 1233. Het lied begint tweestemmig en wordt vervolgd met het driestemmige Par un matin. Aan het derde deel, Le premier jor, wordt nog een vierde stem toegevoegd, zodat uiteindelijk de tekst door de drie bovenstemmen wordt gezongen, ondersteund door een bas die uitsluitend op klinkers zingt (vocaliseert).
Het Plaisance, or tost van Pykini is wat mij betreft het hoogtepunt van deze cd.