Madoc. Jaargang 1995
(1995)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 52]
| |
De helletocht van EverwachJ.L. van der Gouw (†), Everwach, de rentmeester van de bisschop van Utrecht. Een verhaal uit het begin van de dertiende eeuw (Verloren; Hilversum 1994). Middeleeuwse studies en bronnen 32. 119 p. Geïll. ISBN 90-6550-010-3. f 29, - (geb.).Is het toeval dat het verhaal over de helletocht van Everwach het laatste werk is van de man die als devies ‘door 't benarde tot 't verhevene koos’? Het is de vertaling van de Latijnse tekst per angusta ad augusta, die voorkomt in het ex libris van J.L. van der Gouw, die in 1992 overleed na een indrukwekkende loopbaan als schoolmeester, archivaris, hoogleraar archivistiek en geschiedschrijver. Van der Gouw heeft een markante rol gespeeld in de ontsluiting van de archiefbronnen in ons land.Ga naar eindnoot1. Menigeen is door hem begeleid op zijn weg naar de middeleeuwse bronnen. Welke aankomende mediëvist kent niet het leerboek Oud schrift in Nederland? Het verhaal over Everwach dringt zich op als metafoor voor de lezer van middeleeuwse teksten die door de benarde tocht van het onderzoek tot het inzicht in de betekenis van de tekst is geraakt. In Everwach vertelt Van der Gouw het verhaal over de rentmeester van Dirk van Are, bisschop van Utrecht (1198-1212). Everwach dient zich aan als de nauwgezette beheerder van het bisdom. De bisschop waardeert zijn inzet hogelijk, maar zijn onberispelijke gedrag roept de afgunst op van de Utrechtse ambtsdragers. Wie dat waren, wordt in het verhaal niet verteld, maar vermoedelijk gingen hierachter de dragers van de gevestigde ambten van kamerheer, maarschalk, en banierdrager schuil. Zij maken hem verdacht en verlangen dat hij in hun bijzijn rekenschap aflegt. Everwach ziet zich gedwongen zijn toevlucht tot de duivel te zoeken, als hij ontdekt dat hij zijn papieren kwijt is geraakt. Hij verplicht zich in het vervolg als vazal van de duivel door het leven te gaan. De helletocht van Everwach is de straf voor zijn plan om de kruistochtprediker Olivier van Keulen te vermoorden. Olivier had Everwach ervan beschuldigd spreekbuis van de duivel te zijn geweest, toen deze zich in felle bewoordingen keerde tegen het succesvolle optreden van de kruistochtprediker. De dood verhindert echter dat Everwach zijn plannen kan uitvoeren. De duivel voert hem naar de hel. Op het toppunt van de helse kwellingen herinnert God zich de goede werken van Everwach en hij besluit hem nog één kans te geven zijn leven te beteren. Hij doet boete door deel te nemen aan de kruistocht, waartegen hij zich zo had verzet. Het verhaal over Everwach werd omstreeks 1222 opgetekend door Caesarius van Heisterbach. Deze cisterciënzer monnik, die als novicenmeester verantwoordelijk was voor de nieuwelingen in het klooster, had het verhaal gehoord van Olivier van Xanten, die mee op kruistocht was. Caesarius tekende het verhaal op in zijn Dialogus miraculorum. Dit werk was ingericht als een dialoog tussen een monnik en een novice om de nieuweling in te wijden in de weg die de kloosterling te gaan had vanaf het moment van intrede tot het moment waarop hij het hemelrijk bereikte. Caesarius gebruikte het verhaal over Everwach om de | |
[pagina 53]
| |
novice te bewijzen dat de mens alleen door zijn manier van leven aan de eeuwige verdoemenis ontsnappen kon. De verdienste van Van der Gouw is dat hij oog heeft voor de rijke inhoud van de als eenvoudig te boek staande exempelen. In zijn visie zijn juist deze verhalen geschikt om inzicht te verkrijgen in ‘wat er alzo in de hoofden van gewone mensen omging’. Hij meent zelfs dat het niet de geleerde werken zijn, die inzicht verschaffen in de gangbare voorstellingen van de Middeleeuwen, maar populaire werken als de Legenda aurea. Zo ver zou ik niet willen gaan, maar ik ben ervan overtuigd dat exempelen de geëigende teksten zijn om te achterhalen welke theologische nieuwigheden wisten door te dringen. Om de duiding te achterhalen is het onderzoek van de cultuurhistorische context echter een eerste vereiste. Van der Gouw heeft het verhaal als een waar gebeurd verhaal gepresenteerd. In de bespreking van de context heeft hij de chronologie van het verhaal gevolgd. Alle elementen van de handeling zijn in de passende historische context geplaatst. Zo blijkt het niet vreemd te zijn dat juist de rentmeester bij de bisschop verdacht werd gemaakt. Omstreeks 1200 wordt de functie van rentmeester steeds belangrijker door de toenemende invloed van het geld in een samenleving, die zich tot dan toe door uitwisseling van goederen had gekenmerkt. De gevestigde orde heeft de groeiende invloed van de nieuwkomer aan het hof zeker met argusogen bekeken. Bisschop Dirk zal daarentegen zeer gediend zijn geweest met deze ijverige beheerder van zijn financiën. Bij zijn aantreden was het bisdom belast met enkele slepende financiële kwesties, die zijn voorgangers hadden nagelaten. Hij bleek zelfs niet in staat bij zijn ambtsaanvaarding de verplichte afdracht aan Rome te voldoen. Het leverde hem de banvloek op. De straf vloeide voort uit de aan veld winnende opvatting dat wie niet aan zijn verplichtingen kon voldoen, zwaar zondigde en derhalve in aanmerking kwam voor een kerkelijke straf. Het valt niet te loochenen dat het verhaal over Everwach stevig verankerd is in de alledaagse realiteit ten tijde van bisschop Dirk van Are. Niettemin is het de vraag of Van der Gouw het verhaal al te letterlijk heeft opgevat. Everwach dient zich veeleer aan als de verpersoonlijking van een nieuw type ambtsdrager. Wordt Everwach door Caesarius niet als toonbeeld opgevoerd van de al te ijverige beheerder van de financiën, die in zijn overijver het belang van de Kerk uit het oog verliest en zich verzet tegen de kruistochtprediker Olivier van Keulen, die hij het liefst letterlijk de mond zou willen snoeren? Wellicht zou het verhaal van Caesarius aan zingeving hebben gewonnen als dit het vertrekpunt van het boek was geweest. De bespreking van de literaire traditie van helletochtvoorstellingen in de context van de Dialogus zou dan beter tot haar recht zijn gekomen. In de behandeling van de ontstaanscontext van het verhaal had de toenemende macht van de Kerk centraal kunnen staan. Dan had wellicht het verzet van de rentmeester tegen de kruistocht verklaard kunnen worden als het verzet van de lokale machthebbers tegen het geldverslindende karakter van dergelijke van bovenaf opgelegde ondernemingen. De aandacht voor de hellestraffen had in verband gebracht kunnen worden met de toenemende dreiging van hel en verdoemenis, die de gelovigen boven het hoofd hing als zij niet aan hun financiële verplichtingen konden voldoen. Nu wordt het aan de lezer overgelaten om deze verbanden aan te brengen. | |
[pagina 54]
| |
Uit het voorbericht valt op te maken dat de uitgever flinke redactionele ingrepen heeft voorgesteld. Van der Gouw verkoos echter zijn verhaal voorop te laten gaan. Hij heeft de tekst in drie afzonderlijke tekstblokken aangeboden. De eerste afdeling opent met een korte karakterisering van de tijd waarin het verhaal ontstond en besluit met de plek waar Everwach zijn laatste rustplaats gevonden heeft. In de tweede afdeling wordt kort op de overlevering van het verhaal ingegaan. In de derde afdeling zijn de acht overgeleverde versies van het verhaal ondergebracht. Met Everwach heeft Van der Gouw een laatste proeve gegeven van zijn opvattingen over de ontsluiting van bronnen. De opbouw van zijn boek weerspiegelt de kernpunten van zijn wetenschappelijk program: bronnen, analyse en geschiedschrijving. De keuze van het onderwerp typeert zijn methodische aanpak: de ordening van de verschijnselen gaat aan de theorie vooraf. Van der Gouw heeft de uitgave niet meer mogen beleven. Hij is tijdens de proefgang overleden. Jan van Booma heeft de uitgave verder begeleid. Het is zijn beslissing geweest de tekst zonder redactionele ingrepen te bezorgen. De uitgever is hem in dezen gevolgd. Bij nader inzien is het een wijs besluit. In deze vorm is het boek een hommage aan Van der Gouw. Het boek is lezenswaardig, maar het is er wel een met gebruiksaanwijzingen. Vooral de uiteenzetting over twaalf eeuwen helletochtvoorstelingen in een bestek van negen bladzijden vraagt veel van het inlevingsvermogen van de lezer. Het is voorts aan de lezer de onderlinge verbanden aan te brengen. Dit doet echter geen afbreuk aan de waarde van het boek. Everwach bewijst eens temeer waarin een klein verhaal groot kan zijn. Jeanne Verbij-Schillings |
|