Madoc. Jaargang 1995
(1995)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| |
De Middeleeuwen, samengesteld door M. Huig en D.F. Lunsingh Scheurleer jr. (Aula Eeuwboeken 2) (Het Spectrum; Utrecht 1994) 400 p. Geïll. ISBN 90-274-2925-1. f49,90.Op de meeste geschiedenisopleidingen in Nederland is de laatste tijd het handboek Middeleeuwen van J. van Herwaarden, D.E.H. de Boer en J. Scheurkogel ingevoerd. Dit boek kwam veelal in de plaats van ‘Jansen’, de Aula-pocket Geschiedenis van de Middeleeuwen van H.P.H. Jansen. ‘Jansen’, vele malen herdrukt en aangevuld, bevatte een ouderwets degelijk chronologisch overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen en stromingen in de Middeleeuwen. Het relaas werd zo nu en dan verlevendigd door een anekdote of een saillante uitspraak. Dankzij Jansen herinner ik mij nog steeds de laatste woorden van de in 1085 overleden paus Gregorius VII: ‘Ik heb de gerechtigheid bemind en het onrecht gehaat, daarom sterf ik in ballingschap.’ Het handboek van Van Herwaarden cum suis is daarentegen thematisch-diachronisch van opzet. De auteurs behandelen enkele kernthema's uit de middeleeuwse geschiedenis vanaf de laat-Romeinse tijd tot aan het begin van de zestiende eeuw. Het accent ligt op de structuren; persoonlijkheden als Gregorius VII krijgen daarin hun plaats toegewezen. Voor een student die nog vrijwel niets van de Middeleeuwen weet, levert een dergelijke benadering vaak problemen op. Hij mist het houvast van de chronologie. Het kan dan gebeuren dat hij Gregorius aan het begin van de veertiende eeuw plaatst. Om zo'n misser te voorkomen zou hij het deel Middeleeuwen van de Aula-eeuwboeken moeten aanschaffen. Deze serie heeft immers tot doel om chronologisch geordend de belangrijkste ontwikkelingen op politiek, kerkhistorisch, intellectueel, literair en kunsthistorisch gebied te behandelen. Het deel over de Oudheid is als eerste verschenen en binnen afzienbare tijd kunnen we de delen over de vijftiende, zestiende en volgende eeuwen verwachten. Aldus zal er een achtdelig naslagwerk over de geschiedenis op de markt komen dat volgens de uitgevers ‘interessant studie- en scriptiemateriaal’ bevat. Het idee is aardig, maar na lezing van het deel over de Middeleeuwen moet geconstateerd worden dat de uitwerking gebrekkig is. Het boek is niet geschreven door één auteur maar ‘samengesteld’ door twee schrijvers, daarbij geholpen door de redactie van Het Spectrum en een redactieadviseur. De gegevens zijn per eeuw gerangschikt en dat levert talloze doublures op. Zo vertrekt de monnik Augustinus maar liefst vijfmaal naar Engeland om de Angelsaksen tot het juiste geloof te bekeren. Op p. 44 wordt hij in 596 uitgezonden, maar op p. 49 in 595. Over het concordaat van Worms in 1122 worden we viermaal ingelicht. Soms krijgt men ook tweeslachtige informatie. Voor iemand die precies wil weten of Benedictus wel of niet de stichter van de benedictijner orde was biedt het boek geen uitkomst. Op p. 47 wordt gesteld dat hij zelf in feite geen klooster stichtte, maar op p. 57 staat dat de benedictijner orde door hem is gesticht op de Monte Cassino. | |
[pagina 49]
| |
Onjuist is de opmerking op p. 15 dat de middeleeuwse heersers noch de wil, noch de macht hadden om het Romeinse Rijk te doen herleven. Ze hadden daar inderdaad veelal niet de macht voor, maar de wil was stellig bij velen aanwezig. Onbegrip spreekt uit een zin als: ‘Gregorius stamde uit een adellijk geslacht, maar werd benedictijner monnik.’ (p. 48) Weet men dan niet dat kloosters bij voorkeur adellijke lieden recruteerden? Op p. 147 wordt een Franse koning met olie gedoopt. Dit gebruik is mij niet bekend. Minder erg, maar wel slordig is de inconsequente schrijfwijze in het boek. De compilatoren schrijven afwisselend catharen en katharen, Henry en koning Hendrik I van Engeland, Wycliff en Wycliffe. Ook gewone drukfouten komen voor: Candioda op p. 160 moet Candida zijn. Bij het kaartje op p. 195 moet men het jaartal 1552 verbeteren in 1152. Vergeleken bij de eerder genoemde handboeken ligt de meerwaarde van het eeuwboek in de vele vertaalde bronfragmenten. Vooral in de hoofdstukken over de twaalfde en dertiende eeuw zijn de samenstellers goed op dreef. Gedeelten uit onder andere het Roelantslied, Perceval, Tristan en Isolde, en de Divina Commedia (allemaal opgenomen in het fonds van Het Spectrum), verlevendigen de hoofdtekst over de literatuur in die eeuwen. Ook de behandeling van de middeleeuwse wetenschap en kunst komt goed uit de verf, mede dankzij functionele illustraties. Deze positieve punten kunnen echter niet verhullen dat het boek als geheel teleurstelt. Wellicht had een kritische eindredacteur veel van de hier gesignaleerde fouten kunnen voorkomen. Indien men behoefte heeft aan een naslagwerk over de Middeleeuwen, blijft ‘Jansen’ kwalitatief de beste keus. Nico Lettinck |
|