Madoc. Jaargang 1995
(1995)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |
[pagina 44]
| |
Tussen 523 en 526 schrijft Boethius, nadat hij ter dood veroordeeld was, zijn De consolatione philosophiae (De vertroosting van de filosofie). Hierin beschrijft hij in vijf boeken, aan de hand van voornamelijk neoplatoons en stoïsch gedachtengoed, de weg voor de mens naar de hoogste kennis. De vorm van de Consolatio is die van het prosi-metrum: in proza wordt een dialoog tussen Boethius en Vrouwe Philosophia weergegeven, steeds onderbroken door gedichten die het zware gesprek wat luchtiger maken en het betoog ondersteunen en illustreren. De Consolatio was in de Middeleeuwen enorm populair. Het werk is talloze malen becommentarieerd en vertaald. Zo kennen we bijvoorbeeld Latijnse commentaren en zijn er onder andere vertalingen in het Oudengels, Oudfrans, Grieks, Hebreeuws en Middelhoogduits overgeleverd. In de tweede helft van de vijftiende eeuw verschijnen er ook integrale Middelnederlandse. Een ervan staat op naam van Jacob Vilt, die zijn vertaling ook van Middelnederlandse glossen voorzag. De andere is van de hand van een anonieme Gentenaar en werd waarschijnlijk tussen 1444 en 1477 vervaardigd. In 1485 verscheen deze in druk bij Arend de Keysere in Gent. Van deze incunabel ('s-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 171 A 2) bereiden wij een (partiële) editie voor. Sinds 1989 wordt gewerkt aan het eerste boek en sinds 1993 aan het tweede boek. Voorheen werd dit werk aangeduid als de Gentse Boethiusvertaling van 1485, maar wij hebben het omgedoopt tot de Gentse Boethius, omdat de incunabel meer is dan alleen een Middelnederlandse vertaling van de Consolatio. Het bevat namelijk ook de volledige Latijnse tekst en een omvangrijk, Middelnederlands commentaar, waarschijnlijk het grootste commentaar dat in de Middeleeuwen op de Consolatio geschreven is. Bovendien zijn er een uitvoerige inhoudstafel en een proloog aan toegevoegd. De Gentse Boethius is een groot en luxe boek: met zijn 360 folia (375 × 265 mm) een van de grootste die tot dan toe in de Nederlanden van de pers waren gekomen. De opmaak moet lastig zijn geweest. De Latijnse tekst en de Middelnederlandse vertaling zijn in perikopen (of fragmenten) verdeeld, die over het algemeen niet meer dan vijf tot tien regels beslaan. Hierna volgt in een kleiner lettertype het Middelnederlandse commentaar, dat vaak enige kolommen in beslag neemt (zie afbeelding). Sommige exemplaren bevatten prachtige miniaturen. De inhoud van de tekst laat zich niet makkelijk karakteriseren. Enerzijds is er de verhaallijn van de Consolatio en de vertaling. Die worden niet bepaald gekenmerkt door veel actie: Vrouwe Philosophia verschijnt aan Boethius, verdrijft de muzen en praat hem uit zijn depressie met behulp van de filosofie der Antieken. Psychotherapie van het hoogste niveau zou je kunnen zeggen. Anderzijds is er het uitvoerige Middelnederlandse commentaar, dat een amalgaam is van parafrases van de tekst, citaten van allerlei auctoritates en van toelichtingen van zeer uiteenlopende aard. De toelichtingen kunnen refereren aan allerlei religieuze of (semi)wetenschappelijke achtergronden, maar appelleren ook aan het gezonde, menselijke verstand. Zo illustreert de commentator bepaalde zaken graag met gezegden en spreuken. Om enigszins een idee te krijgen van de aard van de tekst volgt hier een korte passage in parafrase. Aan het einde van het vijfde Prosa van het eerste boek van de Consolatio zegt Vrouwe Philosophia tegen Boethius dat hij nog beheerst wordt door allerlei verlangens en beurtelings overvallen wordt door bedruktheid, boosheid en droef- | |
[pagina 45]
| |
heid. Zolang zijn gemoedsstemming nog zo labiel is, kan zij hem niet met sterke medicijnen (dat wil zeggen wijsgerige betogen) behandelen, aangezien zijn hart er niet voor open staat. De commentator zegt naar aanleiding van dit fragment dat de ongelukkige mens verfrist wordt door huilen en klagen, en dat hij pas ontvankelijk voor troost wordt, wanneer hij zich daaraan overgegeven heeft. Naar verhouding besteedt de commentator echter veel meer woorden aan de boosheid (gramscap). Het commentaar daarop bestaat grotendeels uit citaten van allerlei auctoritates, waarin de positieve en negatieve aspecten van boosheid aan de orde komen. Zo wordt in een citaat van Johannes Chrysostimos gezegd dat God de mens het vermogen heeft gegeven om boos te worden, opdat daardoor het slaperige hart opgewekt wordt. Zoals het zwaard scherpte heeft, zo heeft de mens boosheid gekregen om die op het juiste moment te gebruiken. Het is niet altijd goed om goedertieren te zijn. Het is een verdienstelijke boosheid, zegt de commentator verderop, wanneer men zich kwaad maakt over begane misdaden. Maar boosheid kan ook negatief zijn, want zoals Aristoteles zegt, sterft de bij van grote boosheid, wanneer zij haar angel afgeschoten heeft. Zo sterven ook de mensen die hun boosheid op een verkeerde manier aanwenden. Na verschillende beschrijvingen van verkeerde boosheid, stelt het commentaar dat men het best geduld betracht in boze buien. Als voorbeeld dient de beschrijving van twee broers die de gewoonte hadden, dat de een zweeg, wanneer de ander vertoornd was en zo in vrede samenleefden. Want, zo zegt de Metriste: In tghemeine nest, Es swighen best. De tekst van de Gentse Boethius is, op een paar uitzonderingen na, nauwelijks bestudeerd. Een van de belangrijkste is waarschijnlijk dat er geen handzame editie van het lijvige werk bestaat. Ons doel is dan ook de tekst beter toegankelijk te maken voor mediëvistisch onderzoek door een ‘leeseditie’ beschikbaar te stellen: een editie waaraan interpunctie en verbeteringen zijn toegevoegd en waarin interpretatie is verwerkt.Ga naar voetnoot1. Om de leesbaarheid te bevorderen wordt het commentaar bovendien met behulp van een alinea-indeling gestructureerd en worden bepaalde woorden gemarkeerd als zogenaamde lemmata. Dit zijn woorden uit de tekst van de Consolatio die in het betreffende commentaardeel afzonderlijk worden becommentarieerd. Bovendien wordt de tekst voorzien van uitgebreide annotatie. Door de enorme omvang van de Gentse Boethius is het onmogelijk dat promotie-onderzoek zich zou richten op het gehele werk. Een volledige editie zal uiteindelijk circa 3000 pagina's beslaan. Daarom is besloten dat Wilma Wissink een editie van het eerste boek verzorgt en daarnaast een studie over de commentaartechniek in dat boek (waarschijnlijk gereed in 1996). Mariken Goris zal, naast een editie van het tweede boek, de Fortunathematiek van dat deel bespreken (gepland voor 1999). Er is vooralsnog geen uitzicht op een uitgave van boek drie tot en met vijf. Mariken Goris en Wilma Wissink |
|