Madoc. Jaargang 1995
(1995)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |
interview• Ottie Thiers
| |
Bedevaartplaatsen in Nederland• Hoe is het project ‘Bedevaartplaatsen in Nederland’ (BiN) opgezet? Het is de bedoeling dat alle bekende bedevaartplaatsen binnen de huidige Nederlandse grenzen geïnventariseerd en wetenschappelijk beschreven worden. Hoofddoel is de uitgave van een meerdelig lexicon in 1997, waaraan ongeveer honderd auteurs een bijdrage zullen leveren. Zij werken allemaal volgens hetzelfde lemmaschema. Het project behelst meer dan het gebruikelijke geschiedverhaal. Van de auteurs wordt, wanneer zij ‘vitale’ bedevaartplaatsen in hun pakket hebben, ook een beschrijving van de contemporaine praktijk gevraagd. Daarnaast is er aandacht voor de materiële cultuur, zoals architectuur en kunstvoorwerpen, maar ook vaantjes, votiefgeschenken en bedevaartboekjes. Rituelen komen aan bod, zoals een drievoudige rondgang om het heiligdom, en gebruiken als de jaarlijkse ‘Corneliusschoonmaak’ in het Brabantse Den Hout. Van oudsher speelden sociaal-economische factoren zoals kermissen, toerisme en specifieke vormen van nijverheid een rol bij de bedevaart. Een eigentijds voorbeeld, ook uit Den Hout, is het ‘Corneliusgebak’ (niet gezegend) van bakker Broeders. Ook de politieke context moet soms meegewogen worden. Zo kreeg in 1740 in Dorst, waar Sint Marcoen wordt vereerd, een economisch geschil een politiek staartje. De protestantse bakker, die geen toestemming had gekregen een kraam te zetten op het druk bezochte Kapelerf, klaagde de plaatselijke autoriteiten | |
[pagina 22]
| |
1. Gravure van de in 1637 verwoeste kapel van Onze-Lieve-Vrouw-ter-Nood bij Heiloo. Bedevaartgangers doen de rituele rondgang om het heiligdom, kreupel, met kinderen die wellicht ziek zijn, met kruisen of rozenkransen of op de knieën. Een aantal gaat barrevoets, wat blijkt uit de achtergelaten schoenen bij de kapelruïne. Bron: Beudeker collection, British Library.
aan, wat waarschijnlijk heeft geleid tot de verbanning van de toenmalige pastoor door de Raad van Brabant. Omdat zoveel factoren een rol spelen bij het bedevaartgebeuren is gekozen voor een zeer brede opzet. Het project is multidisciplinair, wat betreft de invalshoeken, de wetenschappelijke achtergrond van de diverse aangezochte auteurs en wat betreft de beoogde doelgroep. Zelfs de redactie beantwoordt aan dit profiel sinds Charles Caspers, theoloog, er onlangs bijgekomen is. Het lexicon moet niet alleen historici, maar ook bijvoorbeeld theologen, antropologen en etnologen waardevolle informatie bieden.
• Er zullen toch ook wel grenzen gesteld zijn aan de reikwijdte van het project? Ja, om te beginnen is er natuurlijk de geografische afbakening. Alleen plaatsen gelegen binnen de huidige staatsgrenzen, worden opgenomen. Dat is op zich discutabel, want de grenzen zijn in het verleden niet steeds dezelfde geweest. Bovendien maakt een aantal plaatsen vlak over de grens eigenlijk deel uit van de Nederlandse bedevaartcultuur. Het bekendste voorbeeld is Kevelaer. Dit bedevaartsoord, ontstaan in de zeventiende eeuw, dankt zijn opkomst en bloei voor een deel aan het bedevaartverbod in de Republiek. Het is echter internationaal gebruikelijk bij dit soort inventariserende projecten de huidige staatsgrenzen | |
[pagina 23]
| |
2. Onze-Lieve-Vrouw-ter-Nood, Heiloo 1983. Foto: Peter Jan Margry.
aan te houden. Dan is er nog de tijdsbegrenzing; als beginpunt geldt de introductie van het christendom. Voorchristelijke vereringsvormen, zoals door Romeinen of Germaanse volkeren gepraktizeerd, vallen buiten het kader. Problematischer is de afbakening van het begrip bedevaartplaats. Voor de Middeleeuwen zijn de bronnen vaak zo summier dat het onderscheid moeilijk te maken is tussen heiligenverering binnen de parochie en een bedevaartsoord, waar ook mensen van elders naartoe kwamen. Voorts hebben we als criterium een religieuze inspiratie bij de bedevaartgangers genomen. Dat hoeft niet noodzakelijk een katholieke te zijn, hoewel dat in de praktijk meestal wel het geval is. Plaatsen waar helden vereerd of gebeurtenissen herdacht worden, vallen buiten het kader. Het graf van Comenius in Naarden, waar veel Tsjechen naartoe komen, of de gedenkplaats van de Bijlmervliegramp worden niet opgenomen. Toch is ook hier de scheidslijn niet scherp te trekken, omdat gebleken is dat voor een deel van de bezoekers van die plaatsen religieuze inspiratie wel degelijk een rol speelt. | |
[pagina 24]
| |
• Een van de doelstellingen van BiN is het stimuleren van vernieuwend onderzoek. Welke voordelen heeft een medivist die het nieuwe lexicon kan raadplegen vergeleken met zijn collega die het zonder dit naslagwerk heeft moeten stellen? Tot nu toe zijn vooral case-studies verschenen, waarin de geschiedenis van een bedevaartplaats wordt beschreven, zoals Devotie en negotie van Gerrit Verhoeven, over Delft in de late Middeleeuwen.Ga naar eindnoot1. In dit type boeken wordt meestal weinig gebruik gemaakt van vergelijkende analyse, omdat het tot nu toe moeilijk was bruikbaar vergelijkingsmateriaal op te sporen. Welke plaatsen komen in aanmerking, welke bronnen zijn beschikbaar? Met behulp van het lexicon zijn zulke vragen veel eenvoudiger te beantwoorden. Het lexicon zal een representatief beeld geven van de totale Nederlandse bedevaartcultuur, inclusief de bestaande bronnen. De toekomstige onderzoeker zal op het Meertens Instituut bovendien een elektronische database en een traditioneel documentatiebestand kunnen raadplegen. BiN biedt de gebruiker betrouwbaar basismateriaal voor onder andere vergelijkende en overall-analyses.Ga naar eindnoot2.
• In welk type bronnen kan men bruikbaar materiaal vinden over middeleeuwse bedevaarten en hoeveel informatie levert dat op? Voor de Middeleeuwen zijn we voornamelijk aangewezen op administratieve bronnen, zoals schenkingsoorkonden, aflaatverleningen en mirakelboeken. Middeleeuwse bronnen zijn schaars. Hoewel het belang van de Middeleeuwen voor onze bedevaartcultuur tot op de huidige dag groot is, zal het aandeel beschrijvende tekst in het lexicon dat rechtstreeks over deze periode handelt relatief klein zijn, misschien tien tot twintig procent. Interessante aspecten als de motivatie en de beleving van de bedevaartgangers zijn voor de Middeleeuwen moeilijk te achterhalen. | |
Van Maria's heerlijkheid tot BiN• Aan het begin van de twintigste eeuw publiceerde J.A.F. Kronenburg zijn achtdelige studie ‘Maria's heerlijkheid in Nederland’Ga naar eindnoot3., waarin alle hem bekende Mariabedevaartplaatsen zijn beschreven. Sindsdien is op bedevaartgebied niets vergelijkbaars meer verschenen. In zekere zin zet je zijn werk voort. Kronenburg was uniek. Als je zijn werk vergelijkt met wat toentertijd in andere landen op dit gebied verscheen... Hij was behoorlijk objectief, noemde zijn bronnen en gebruikte ook geschriften uit protestantse hoek. Zeker gezien zijn achtergrond en persoonlijke betrokkenheid - hij was redemptorist - is dat een bijzondere prestatie. BiN is uiteraard moderner van opzet, objectiever, en beschrijft veel meer plaatsen, maar soms wel minder uitgebreid. Een belangrijk verschil is verder dat wij ons niet beperken tot de religieus-historische invalshoek. | |
[pagina 25]
| |
• Kronenburgs werk is doortrokken van zijn persoonlijke verering voor Maria. Dat moet op zijn minst ten dele zijn onderwerpskeuze bepaald hebben. Waar ligt jouw inspiratiebron? Je bent geen redemptorist? Nou, nee. Mijn fascinatie voor bedevaarten is begonnen met fotografie. Ik heb nog een jaar aan de Rietveldacademie de opleiding fotografie gevolgd. De eerste bedevaart die ik gezien heb, was van de Zwarte Madonna in Rocamadour, prachtig gelegen op de rotsen met kerken boven elkaar, waar pelgrims met kaarsen in de hand op de knieën al die trappen opgingen. Ik vond de vormgeving, de natuur, de kerkelijke kunst, maar vooral ook de rituelen ontzettend boeiend, en een sprekend onderwerp om te fotograferen. Zo ben ik begonnen foto's te maken in pelgrimsoorden. Daarna ben ik middeleeuwse geschiedenis gaan studeren, zodat het historisch perspectief erbij kwam. Het raakte allemaal in een stroomversnelling toen ik een tip kreeg dat in de provincie Brabant subsidies werden verleend voor het fotograferen van elementen van het Brabants eigene. Ik heb een verzoek ingediend om de Brabantse bedevaartcultuur, of wat daar in 1981 nog van over was, fotografisch vast te leggen. Ik had toen nog het idee dat dat snel moest gebeuren, voordat het te laat was. In die tijd wist men zelfs bij het bisdom amper dat er in Brabant nog bedevaartplaatsen bestonden. Ik heb daar een jaar voor uitgetrokken: van Antonius Abt (17 januari) tot Sint Lucia (13 december). Gaandeweg ben ik er ook teksten bij gaan schrijven op basis van gesprekken met pastoors en pelgrims, en wat literatuur. Uiteindelijk is daar het boek Bedevaartplaatsen in Noord-BrabantGa naar eindnoot4. uit ontstaan. Later ben ik in het archiefwezen terechtgekomen, maar het onderwerp is mij altijd blijven boeien. Enkele jaren geleden is Paul Post hoofd geworden op het Meertens Instituut. Hij kwam op het idee wat meer aan de katholieke religieuze volkscultuur te gaan doen, die in het verleden nogal verwaarloosd was. Hij heeft mij voor dit project gevraagd.
• In hoeverre kun jij je verplaatsen in de bedevaartgangers die je door je camera gezien hebt en die je gesproken hebt? Begrijp je wat hen beweegt? Heb je daar affiniteit mee? Affiniteit is een moeilijk woord, want ik ben zelf niet gelovig. Ik kan me er wel voor een deel in verplaatsen, in de eerste plaats omdat ik wel van huis uit katholiek ben. Ik heb niet een heel katholieke opvoeding gehad, maar ik ben in ieder geval vertrouwd met de rituelen, met de omgeving van de katholieke kerk, hoewel ik in mijn jeugd nooit een bedevaart meegemaakt heb. Dat geeft aan de ene kant de nodige distantie; ik heb zeker geen weerzin ontwikkeld tegen dit soort dingen, en er is de fascinatie voor het feit dat mensen zich willen wenden tot heiligen of relieken om iets te realiseren, er steun bij te vinden of hun devotie op te richten. Aan de andere kant is er geen religieuze affiniteit, maar ik denk wel dat een katholieke achtergrond helpt om de zaken beter te kunnen plaatsen. In die zin is affiniteit misschien toch wel het juiste woord. | |
[pagina 26]
| |
3. Heiloo, mei 1994. Naast de oude verering voor Onze-Lieve-Vrouw-ter-Nood, telt Heiloo nu ook twee filiaalcultussen. Ook de Bosnische Onze-Lieve-Vrouw van Medjugorje en de Portugese Onze-Lieve-Vrouw van Fatima worden er vereerd. Foto: Peter Jan Margry.
| |
Van middeleeuwse tot hedendaagse bedevaart• Duizend bedevaartplaatsen in Nederland, waarom verbaast ons dat hoge aantal zo? De Belgen zouden van eenzelfde getal niet opkijken. Sinds de Opstand in de zestiende eeuw zijn onze wegen in tal van opzichten uiteengegaan. Terwijl in België de bedevaartcultuur aan een nieuwe bloeiperiode begon, zijn hier veel middeleeuwse cultussen door de opkomst van het protestantisme verdwenen of onderbroken. Zo'n zestig tot zeventig procent van de hedendaagse Nederlandse bedevaarten wortelt in de Middeleeuwen, maar het merendeel daarvan kent een onderbroken historie. Eind achttiende eeuw waren de ‘actieve’ bedevaartplaatsen boven de rivieren op de vingers van één hand te tellen: Amsterdam, Heiloo, Eiteren, Laren en Haastrecht. De meeste cultusplaatsen die rechtstreeks uit de Middeleeuwen stammen zijn vooral in Limburg te vinden, waar, evenals in België, ook in de zeventiende en achttiende eeuw een bloeiende bedevaartcultuur bestond. Alle andere nu bestaande bedevaartplaatsen met middeleeuwse wortels zijn in de negentiende en twintigste eeuw gerevitaliseerd, sinds de katholieken weer openlijk hun godsdienst mochten beleven. In de negentiende eeuw vervulde de geschiedenis een belangrijke rol in de ontwikkeling van een nationale identiteit. De katholieken zochten daarbinnen een eigen plaats, een katholieke nationale identiteit, waarbij zij vooral teruggrepen op de Middeleeuwen. Tegelijkertijd groeide de behoefte aan een meer devotionele geloofsbeleving. De kerkelijke overheid was zich bewust van de goede mogelijkheden van devoties op heilige plaatsen voor de bevordering van de identiteit en interne cohesie, en zette zich actief in voor revitalisatie van (potentiële) bedevaartplaatsen. Als ‘nationaal’ ervaren heiligen (Adalbert, Willibrord, Bonifatius, Lidwina van Schiedam en de martelaren van Gorcum) vervulden een hoofdrol. Ook de grote sacramentswonderen (Alkmaar, Amsterdam, Hasselt in Overijssel) en de wonderbare Lieve Vrouwen (Amersfoort, Eiteren, Haarlem, | |
[pagina 27]
| |
Heiloo etcetera), alle van eigen bodem, konden rekenen op hernieuwde belangstelling. Het feit dat de vereringen wortelden in het verleden verschafte de Nederlandse katholieken een devotionele en spirituele vorm die ‘correct’ was en daarmee acceptabel. De eeuwenlange kritiek van protestanten op bijgeloof en wonderen had zijn sporen nagelaten. Het sociaal-spirituele klimaat was hier niet ontvankelijk voor nieuwe cultussen op basis van Maria verschijningen en bewegende, bloedende of zwetende kruisbeelden. Bedevaartplaatsen ontstonden hier na zorgvuldig wetenschappelijk onderzoek door de kerkelijke overheid.Ga naar eindnoot5.
• Bij een bedevaart stel ik mij processies voor met beelden, relieken, vaandels, gezang, grote aantallen gelovigen op hun knieën, brandende kaarsen, kraampjes met souvenirs. Waar in Nederland moet ik mij dat alles voorstellen, behalve misschien in het zuiden? In die vorm houdt men nu in Nederland, met name boven de rivieren, geen bedevaarten meer. In de Middeleeuwen wel, maar het samenleven met de protestanten heeft de katholieke geloofsbeleving sindsdien sterk beïnvloed. Toen de katholieken in de negentiende eeuw weer bedevaarten gingen houden, legden zij zichzelf beperkingen op om geen aanstoot te geven. Tegenwoordig ervaart men de eigen, soberder vorm niet meer als een beperking, maar als een specifiek Nederlands-katholieke variant. De meeste Noordnederlanders hebben moeite met de in hun ogen kermisachtige bedevaarten zoals die in het zuiden gehouden worden. De Noordnederlandse bedevaarten worden vaak in de vorm van een stille omgang gehouden, zoals in het geval van de Amsterdamse sacramentsverering of de Amersfoortse Mariadevotie. Zij vallen nauwelijks op in het straatbeeld. Dat is een van de redenen waarom het fenomeen zo onbekend is.
• In 1981 meende je dat de bedevaartcultuur op sterven na dood was. Het bisdom zelf was nauwelijks van het bestaan op de hoogte, pastoors realiseerden zich niet dat het jaarlijkse parochiefeest een overblijfsel was van een bedevaarttraditie, en in wetenschappelijke kringen bestond weinig belangstelling voor het onderwerp. Sindsdien is er het een en ander veranderd. Ik denk dat iedere tijd, iedere cultuur heilige plaatsen en bedevaarten kent, maar de belangstelling ervoor varieert. Op het ogenblik wordt er van alle kanten aandacht aan besteed. Bedevaart past in het klimaat van de New Age. Men is geïnteresseerd in rituelen, er verschijnen boeken over heilige plaatsen, De ANWB neemt pelgrimstochten op in wandelgidsen (hoewel die naam eigenlijk niet van toepassing is op lokaal-regionale bedevaarten) en Santiago de Compostela mag zich verheugen in een overweldigende cultuur-historische aandacht. Bedevaart is weer helemaal terug, is zelfs geaccepteerd geraakt bij protestanten. Ook zij halen water in Dokkum. | |
[pagina 28]
| |
• Herman Vuijsje legt in zijn boek ‘Pelgrim zonder God. Een voettocht van Santiago de Compostella naar Amsterdam’ een verband tussen deze hernieuwde belangstelling en de verregaande individualisering en secularisering van de samenleving.Ga naar eindnoot6. De pelgrims die hij op zijn weg tegenkwam hadden de meest uiteenlopende individuele motieven voor hun reis en verschilden enorm in maatschappelijke herkomst, leeftijd, religieuze overtuiging en achtergrond. Bedevaart lijkt los te komen uit de katholieke sfeer. Ja, de crisis in cultuur en kerk speelt een grote rol. Men maakt zich los van ideologieën en kerkelijke achtergrond en zoekt een nieuwe weg, in religieuze bewegingen als die van Taizé, of in het bezoeken van heilige plaatsen. Ook de populariteit van de gebedsgenezeres Jomanda past in deze ontwikkeling. Opvallend is dat zij de Lourdesverering incorporeert; in de gebedshal in Tiel bevindt zich een nagebouwde grot. Oude scheidslijnen vervagen. Zelfs Vuijsje, die zich meent te moeten excuseren voor het feit dat hij een bedevaart doet, voelt zich er kennelijk toe aangetrokken, ook al loopt hij de tocht als atheïst nadrukkelijk in omgekeerde richting.
• Verschijnselen als individualisering en secularisering, die op het ogenblik een stimulans voor de bedevaartcultuur vormen, doen mij niet in de eerste plaats aan de Middeleeuwen denken. Kennelijk zoeken mensen in totaal verschillende tijden vergelijkbare vormen van beleving. Maar in hoeverre zijn de motieven van toen vergelijkbaar met die van nu? Tja, in hoeverre is het geleefde geloof constant? Misschien kan onderzoek vanuit antropologisch perspectief constanten in het menselijk gedrag aanwijzen. |
|