Madoc. Jaargang 1994
(1994)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermdHertog Jan leeftMarika Ceunen, Jan I, hertog van Brabant. De dichtende en bedichte vorst. Catalogus, ingeleid door Jan Goossens (Peeters; Leuven 1994). 96 p. Geïll. ISBN 90-6831-596-X. Bfr.750 / f37,50.Op miljoenen Belgische poststukken prijkte dit jaar de beeltenis van de roemruchte hertog Jan van Brabant die in 1294 dodelijk gewond raakte bij een toernooi en vervolgens werd begraven in de kerk van het minderbroedersklooster te Brussel. De drie postzegels zijn ontworpen op basis van miniaturen in het enige verluchte handschrift van Jan van Boendale's Brabantsche yeesten (Brussel, KB Albert I, IV 684). Eveneens ter gelegenheid van de zevenhonderdste verjaardag van de dood van de hertog was de afgelopen zomer in het stadhuis van Zoutleeuw een kleine, maar fraaie tentoonstelling te bezichtigen over ‘Jan I, de dichtende en bedichte vorst’, waarbij het bovengenoemde handschrift een van de topstukken was. De tentoonstelling werd georganiseerd door de Katholieke Universiteit Leuven en de Brabantse stad Zoutleeuw. De dichter Jan van Heelu die in zijn Rijmkroniek van de slag bij Woeringen uitvoerig de triomfen van hertog Jan bezingt, was vermoedelijk uit Zoutleeuw afkomstig en het stadsbestuur wilde met de tentoonstelling de historische band tussen Jan I, Jan van Heelu en Zoutleeuw aanhalen | |
[pagina 253]
| |
ten behoeve van ‘zowel de Leeuwenaar als de modale toerist’ (p. 7). De catalogus bij de tentoonstelling stelt enigszins teleur, de lezer krijgt niet wat hem in de titel wordt beloofd en bovendien doet de publikatie overbodig aan na alles wat zes jaar geleden verscheen bij de herdenking van de slag bij Woeringen (1288). Zo blijkt de inleiding door de taalkundige Jan Goossens een nauwelijks bewerkte versie te zijn van een artikel dat reeds in 1988 is verschenen.Ga naar eindnoot1. Een aantal middeleeuwse kronieken met levensbeschrijvingen van hertog Jan passeren de revue, waarbij Goossens de meeste aandacht schenkt aan de biografie door Jan van Heelu, ‘literair gezien (...) verreweg de interessantste tekst’ (p. 19). In de feitelijke catalogus beschrijft de Leuvense historica Marika Ceunen veel van de teksten en handschriften die in Goossens artikel aan de orde kwamen. Ze opent met het enige middeleeuwse handschrift van Heelu's Slag bij Woeringen (Den Haag, KB, 76 E 23) dat rond 1440 in opdracht van de stad Brussel werd geschreven door Hendrik van den Damme. Een kleurige afbeelding van dit handschrift siert het omslag van de catalogus. Vervolgens behandelt Ceunen drie latere afschriften, daterend van de zestiende tot achttiende eeuw, die vermoedelijk alle teruggaan op het handschrift-Van den Damme dat tot in de zeventiende eeuw in het Brusselse stadhuis moet hebben gelegen. Een vierde handschrift met aantekeningen van Willem Bilderdijk (Berlijn, Staatsbibliothek der Stiftung Preussischer Kulturbesitz, Ms. germ. fol. 628) is door Goossens over het hoofd gezien (vgl. p. 18) en door Ceunen terzijde gelaten. Slechts uit de bibliografie op p. 25 lijkt men te kunnen opmaken dat zij van het bestaan van dit handschrift wel op de hoogte was. Na enkele middeleeuwse kronieken waarin hertog Jan een rol speelt (o.a. Velthem, Boendale en Hennen van Merchtenen), bespreekt Ceunen twee zeventiende-eeuwse bewerkingen van Heelu's tekst. In 1641 verscheen bij de Brusselse uitgever Govaerdt Schoevaerdts een bewerking in Latijnse hexameters door H.C. de Dongelberghe. Bovendien publiceerde Schoevaerdts vijf jaar later een Nederlandstalige prozatekst over de slag bij Woeringen. Anders dan Ceunen in haar summiere commentaar beweert (p. 46), gaat het daarbij niet om een vertaling van het Latijnse gedicht van Dongelberghe, maar om een modernisering van Heelu: ‘getrocken uyt een origineel-boeck in 't parkement beschreven met ouwde neer-duytsche rymen, door eenen autheur [Heelu] die het alles selver heeft ghesien’. De verantwoording die Schoevaerdts geeft bij zijn proza-omzetting is eveneens het citeren waard: Dan alsoo het voorder gedicht, midts de ouwtheyt van de taele, wat onaenghenaem ende moyelyck was in 't lesen, hebbe die met een getrouwe gevolgh van den sin des autheurs, jae den meesten deele van zyne woorden, als die gebruyckelyck waeren, overgestelt in onse ghemeyne taele.Ga naar eindnoot2. De teksten van Dongelberghe en Schoevaerdts wijzen erop dat hertog Jan en de slag bij Woeringen in de zeventiende eeuw wederom volop in de belangstelling kwamen te staan. Een uitvloeisel daarvan is ook de Vier-hondertjarighen zeghen-prael naer den gheluckigen slagh van Woeringhen... (Brussel 1688), een drukwerkje dat wel een plaats had verdiend op deze tentoonstelling.Ga naar eindnoot3. Het betreft een explicatie bij een allegorische optocht over de slag bij Woeringen, | |
[pagina 254]
| |
door de stad Brussel aangeboden aan de toenmalige gouverneur van de Spaanse Nederlanden. In de vierde ‘verthooninghe’ van de tweede ‘uytgangh’ werd hertog Jan verbeeld: Ghelijck in den slagh, soo oock heeft in de zeghen-pralende vreughdt het voornaemste deel Joannes I, hertogh van Brabandt (ghenoemt den Verwinner), die gheplaest is in eenen verheven gulden throon in het oudt-eyghen kryghs-ghewaet der hertoghen van Brabandt. Dat hertog Jan zelf ook een dichter was, komt in de catalogus nauwelijks tot zijn recht, behalve dan in de titel. De inspirerende artikelen die Frank Willaert de laatste jaren aan de liederen van de hertog heeft gewijd, moeten het stellen met een figurantenrol in de uitvoerige bibliografie en één samenvattende volzin. Wel wordt uitvoerig ingegaan op de Codex Manesse, het Zuidduitse handschrift waarin de liedjes van de hertog zijn overgeleverd. De ontdekking van de lyriek van de hertog gaf in de negentiende eeuw overigens een belangrijke impuls aan de populariteit van hertog Jan. Hoewel van Franstalige zijde enigszins smalend aangeduid als ‘des essais barbares’, maakten de liedjes snel furore toen J.F. Willems de Duitse teksten ‘wederom tot hunne oorspronkelyke gedaente [had] terug gebragt’.Ga naar eindnoot4. Hertog Jan prikkelde nu de romantische verbeelding der dichters. Een fraai voorbeeld levert de bundel Palet en harp. Romantisch dichtwerk in vaerzen en proza door J.A. Alberdingk Thijm (Amsterdam 1849). Reeds de titelgravure toont ‘Hertog Jan van Braband, zijne liederen zingend voor de Edelvrouwen van zijn Hof’. Ik citeer de slotstrofe van het gedicht ‘Jan I, hertog van Braband’ (p. 111-113):
Een hulde aan Floris' eedlen vrind!
Warsch van het vreemde,
Heeft hij 's volks Taal bemind.
Dat bindt
Den Vorst aan Volk en Beemde.
Den landaard had hij lief;
Dien vruchtboom deed hij bloeien,
In 't licht der Kennis groeien;
En vrij van Fransche boeien,
Was 't Brabands gebieder, die 't Neêrlandsch verhief
Tot een taal om in liedren te vloeien.
Van deze romantische opleving van de hertog vinden we niets in de catalogus. Ook diens twintigste-eeuwse populariteit, die daar op voortbouwde, komt niet aan de orde, hoewel de tentoonstelling mede werd gesponsord door een brouwerij die zijn naam te danken heeft aan hertog Jan Primus. Al wordt een aantal interessante teksten, portretten en voorwerpen beschreven en afgebeeld, het blijft wachten op een eerste volwaardige studie naar de wijze waarop de hertog door de eeuwen heen is bezongen, een studie die laat zien hoe op dezelfde hertog steeds weer andere idealen werden geprojecteerd. Remco Sleiderink |
|