Madoc. Jaargang 1994
(1994)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 250]
| |
Oebele Vries, ‘Naar ploeg en koestal vluchtte Uw taal’. De verdringing van het Fries als schrijftaal door het Nederlands (tot 1580), Fryske histoaryske rige 9, Akademynr. 772 (Fryske Akademy; Ljouwert/Leeuwarden 1993). viii + 261 p. ISBN 90-6171-772-8. f50, -.Zonder feitelijke landsheer was Friesland in de late Middeleeuwen het toneel van steeds verder escalerende partijtwisten. Toen in het laatste decennium van de vijftiende eeuw de Vetkopers bijstand van de stad Groningen hadden verworven, riepen de Schieringers de hulp in van Maximiliaans stadhoudergeneraal in de Nederlanden, hertog Albrecht van Saksen. Deze trok in 1498 Friesland binnen, versloeg de Vetkopers en hun Groningse bondgenoten en bezette het land. Met zijn benoeming door Maximiliaan tot ‘Gubernator en Potestaat’ van Friesland, later in dat jaar, kwam aan de politieke vrijheid van de Friezen definitief een einde. In 1504 kregen de Friestaligen nog een flinke trap na. In dat jaar verscheen namelijk de zogeheten Saksische Ordonnantie, een gerechtsordening die de vervanging inluidde van het oude, inheems Friese rechtsstelsel. Werd dat oude stelsel vertegenwoordigd door een grote verscheidenheid aan vooral lokale en regionale Friestalige rechtsteksten, het nieuwe, modernere systeem moest voor heel Friesland gelden en werd bovendien in maar één Nederlandstalige tekst, de Saksische Ordonnantie, vastgelegd. Met de afschaffing van het hele corpus van oude rechtsteksten verdween plotseling ook het Fries als schrijftaal nagenoeg volledig uit het domein van het recht en de wetgeving. Hoe rampzalig deze plotselinge overgang voor de positie van het Fries als schrijftaal in het algemeen is geweest, wordt duidelijk wanneer men bedenkt dat Westerlauwers Friesland (dat wil zeggen de huidige provincie Friesland) enigszins een culturele achterstand had. In het kleine Friese taalgebied was geen landsheerlijk hof met een kanselarij dat als toonaangevend schrijfcentrum functioneerde. Bovendien heeft het Fries zich na een relatief laat begin van de verschriftelijking in maar weinig andere schrijfdomeinen dan in die van recht en wetgeving en van de overheidsadministratie kunnen ontplooien. Andere genres, zoals bijvoorbeeld dat van het religieus proza, werden hoofdzakelijk uit het Nederduitse c.q. Nederlandse taalgebied geïmporteerd en bleven doorgaans onvertaald. Onoverkomelijk waren de verschillen tussen het Fries en de zojuist genoemde talen voor Friestaligen kennelijk niet. Voor oorkonden en correspondentie (zowel uit de officiële als uit de privé-sfeer) werd het Fries nog ongeveer een halve eeuw na 1504 gebruikt. Ook hier was het Fries echter een aflopende zaak; de concurrentie met het Nederlands als schrijftaal was al vóór 1504 niet gering geweest. Hoewel het nieuwe ambtelijke apparaat van het Saksische bewind een flinke stimulans voor de verschriftelijking in Friesland bleek te zijn, ging dat uiteindelijk ten koste van het Fries als schrijftaal. De studie van Vries belicht de ontwikkelingen in de schrijftaalkeuze in Westerlauwers Friesland vanaf het begin van de verschriftelijking omstreeks 1300 tot het feitelijke einde van de Habsburgse heerschappij over hetzelfde | |
[pagina 251]
| |
gebied (1580). Tegen die tijd was het Fries als schrijftaal in alle domeinen van het schrift volledig in onbruik geraakt. Twee invloedrijke politieke omwentelingen dienen als mijlpaal, waardoor dit tijdperk in drie perioden kan worden onderverdeeld. Aan elke periode wordt een apart hoofdstuk gewijd: de Friese Vrijheid (tot 1498), het Saksische landsheerlijk gezag (1498-1515) en de Habsburgse heerschappij (1515-1580). Om de lezer de nodige achtergrondinformatie te verschaffen, wordt voor de betreffende periode telkens eerst de politieke en maatschappelijke context in Westerlauwers Friesland geschetst. Hierna komen de gevolgen van die veranderende context op het proces van verschriftelijking in het betreffende gebied aan de orde. Vervolgens belicht elk hoofdstuk de schrijftaal in bepaalde schrijfdomeinen. Het betreft hier vooral teksten van recht en wetgeving en stukken van de overheidsadministratie op allerlei niveaus (de namen van de bestuurlijke organen verschillen per tijdvak als gevolg van de voortgaande ontwikkelingen in de politiek). De algemene tendens is dat het Fries langzamerhand als schrijftaal uit de openbare schrijfdomeinen verdwijnt. De laatste Friestalige teksten (vóór de heropleving van het Fries als schrijftaal halverwege de zeventiende eeuw) zijn dan ook alleen nog maar te vinden in privé-correspondentie of in de persoonlijke aantekeningen van geleerde Friese humanisten. Naast de inventarisatie van de verschillende categorieën teksten op basis van schrijftaal wordt ook de schrijftaalkeuze van de verschillende maatschappelijke groeperingen per tijdvak besproken. Zo worden de schrijfgewoontes van de reguliere en seculiere geestelijkheid, de hoofdelingen of heerschappen, de burgers en de ‘huisluiden’ (bij Vries: de overige mensen die schreven) nagegaan. Voor dit onderdeel heeft de auteur gebruik gemaakt van een rijke verzameling foto's van de relevante handgeschreven teksten. Op deze manier is het hem gelukt om voor een aanzienlijk aantal teksten de schrijvershanden - veelal met namen - te identificeren. Bij deze handen heeft hij prosopografische gegevens verzameld ten einde een analyse van de schrijftaalkeuze van de schrijvers te correleren aan hun afkomst, opleiding, functie enzovoort - althans, voorzover die gegevens voorhanden zijn. Aardig in dit opzicht is de appendix waarin Vries biografische profielen van zo'n achttien Friese stadsschrijvers (tot 1530) geeft. Als geen ander is Vries thuis in de Westerlauwers-Friese schrijfcultuur van de late Middeleeuwen, haar gebruiksteksten en de handen van haar schrijvers. Al twee decennia is hij bezig deze cultuur in kaart te brengen, onder andere door middel van tekstuitgaven en analyses van het schrijfwerk van bepaalde individuele personen en beroeps- of maatschappelijke groepen. In de bibliografie van de onderhavige studie noemt hij zes al eerder gepubliceerde artikelen (in het Fries geschreven), die als directe voorstudies van dit boek beschouwd kunnen worden. ‘Naar ploeg en koestal vluchtte Uw taal’ kan dan ook als de afronding van al dat werk worden gezien. We vinden hierin een zeer gedetailleerde en ook nog prettig leesbare uitwendige taalgeschiedenis van het Fries tot 1580. Aangezien het de schrijftaalwisseling van het Fries naar het Nederlands betreft, levert dit boek bovendien een interessante bijdrage aan de geschiedenis van de Nederlandse taal. Hoewel oorkonden van velerlei aard verreweg de belangrijkste bron | |
[pagina 252]
| |
vormen voor zijn onderzoek, laat Vries niet na ook alle andere overgeleverde tekstsoorten uit Westerlauwers Friesland (hetzij in het Oudfries hetzij in het Middelnederlands) te bespreken. Zo'n inventarisatie kan wel eens wat droog zijn. Door zich zowel op soorten tekst (schrijfdomeinen) als soorten schrijvers (maatschappelijke groepen) te richten, stelt Vries soms eenzelfde tekst twee keer aan de orde, hetgeen voor de lezer vermoeiend of zelfs verwarrend zou kunnen zijn. Het aardige van deze aanpak is echter, dat de teksten, door die dubbele belichting, minder anoniem lijken te worden. De besproken teksten komen in zekere zin tot leven. Als men de grondige behandeling van de stof toch wil overslaan, zijn er prima samenvattende opmerkingen bij elk onderdeel en conclusies aan het einde van elk hoofdstuk. Samen met de inleiding (hoofdstuk 1) en de slotbeschouwing (hoofdstuk 5), waarin ook enkele theoretische vragen worden besproken, geven die de vluchtige lezer al snel voldoende informatie. Deze mist dan echter wel de soms spannende oplossingen van puzzels van gegevens die op het eerste gezicht tegenstrijdig lijken. Vries toont zich een vakman in het speurwerk. Helaas zorgen de voetnoten bij hoofdstuk 2 (p. 228-29) voor enige verwarring: de nrs. 331-348 komen als 311-328 voor. Verder is dit boek qua uitvoering sober te noemen. De kaft springt niet bepaald in het oog. De paragrafen zijn keurig genummerd. De vier kaarten en het kleine aantal tabellen rieken naar een computer. Allemaal tekenen van een degelijke studie. Dit boek is ten slotte een standaardwerk. Tom Johnston |
|