Madoc. Jaargang 1994
(1994)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 181]
| |
Romaans NederlandAda van Deijk, Romaans Nederland (Zodiaque/Architectura & Natura, Amsterdam 1994) 352 p. Geïll. ISBN 90-71570-35-5. f125,-Romaans Nederland is het Nederlandse origineel van een boek dat in de eerste plaats geschreven is voor de (Franstalige) serie La nuit des temps, uitgegeven door de benedictijnen van de abdij van Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire in Bourgondië.Ga naar eindnoot1. In deze serie, die zo'n veertig jaar geleden begonnen is, wordt streek voor streek de Romaanse architectuur in Europa beschreven. Zo'n zeventig delen zijn thans gevuld, voornamelijk met Frankrijk, Italië en Spanje. Daarnaast is er een tiental algemene werken over aspecten van de Romaanse kunst verschenen, die dienen als introductie op de reeks. Geheel terecht heeft nu ook Nederland een deel gekregen in deze schitterende collectie, waarvan verder geen delen in het Nederlands zijn verschenen. Terecht, omdat er in Nederland - meer dan menigeen zich realiseert - een groot aantal bouwwerken uit de elfde tot dertiende eeuw is overgebleven, voornamelijk in Utrecht en in de oostelijke helft van ons land. Daarbij kunnen met name de kerken van Utrecht en Maastricht zich meten met het beste van wat er in de ons omringende landen nog bewaard is. Utrecht (de Sint-Pieter onder andere) en Maastricht (de Onze-Lieve-Vrouwekerk en de Sint-Servaas) nemen in het boek dan ook een belangrijke plaats in, samen met de ‘grote kerken’ van Roermond, Rolduc, Deventer en Oldenzaal. De ‘grote kerken’ worden voorafgegaan door een introductie op de Romaanse kerken in ons land, hun geschiedenis, een overzicht van enkele belangrijke elementen (decoratie, westwerken en cryptes) en een korte beschrijving van de twee belangrijkste richtingen in de kunsthistoriogafie van de Romaanse kerkelijke bouwkunst: de formalistische, die tracht de gebouwen te classificeren op grond van uiterlijke overeenkomsten, en de iconologische, die op basis van de uiterlijke overeenkomsten tracht een verklaring te vinden voor de keuze van die vormen, waarbij de herkomst ervan bepalend was voor de bouwheer. Daarbij staat deze iconologische benadering niet lijnrecht tegenover de formalistische, maar bouwt zij er soms juist op voort. Ten onrechte suggereert de auteur dat het onderscheid tussen deze benaderingswijzen alleen bij de ‘grote kerken’ van belang zou zijn. Het feit dat er een reflectie plaats vindt op de mogelijke benaderingswijzen van Romaanse kunst, is overigens baanbrekend binnen de collectie van La nuit des temps, die tot nu toe bijna exclusief formalistisch domein is geweest. De grote verrassing van het boek vormt de rijkdom aan kleine kerkjes die te vinden is op het Noordnederlandse platteland. Daarvan krijgen Bierum, Krewerd, Anloo en Vries een wat uitgebreidere beschrijving en documentatie, terwijl men in het grote overzicht van korte beschrijvingen van Romaanse kerkelijke bouwwerken in Nederland nog enige tientallen van deze, voornamelijk in baksteen gebouwde kerkjes, kan aantreffen. Na dit uitgebreide overzicht, waarin in totaal zo'n honderd kerken en torens de revue passeren, volgt een kort hoofdstuk van de hand van Jean Penders over profane architectuur. | |
[pagina 182]
| |
Het laatste gedeelte van het boek is gewijd aan de beeldende kunsten. In enkele beknopte schetsen wordt een overzicht gegeven van wat er op dit moment nog aan beeldhouwkunst, edelsmeedkunst en handschriften in ons land bewaard is. De belangstellende die Romaans Nederland, of een ander deel uit de serie, ter hand neemt, zal onmiddellijk gecharmeerd zijn van het fraaie, in linnen gebonden boekwerk met zijn degelijke objectiverende zwart-wit foto's, de klassieke typografie, de aangenaam ouderwets aandoende opmaak, en niet te vergeten, het leeslint dat samen met de stofomslag aan de delen het sacrale karakter van een Romeins missaal geeft. De foto's zijn gemaakt door Dom Angélico Surchamp, de stuwende kracht achter de uitgeverij, die daarvoor twee keer een reis door ons land maakte. Helaas is de kwaliteit van de gekozen foto's niet altijd van het gelijke hoge niveau dat in eerdere delen bereikt werd. Dit is des te betreurenswaardiger daar het juist de foto's zijn dit boek interessant maken. Een positief punt is dat er niet alleen plattegronden, maar ook doorsneden van vele kerken zijn afgebeeld. Maar al te vaak wordt architectuur in plattegronden bekeken, waarbij aan de opstand weinig aandacht wordt geschonken. De delen van La nuit des temps zijn in de eerste plaats beschrijvingen en dat geldt ook voor Romaans Nederland. Het zorgvuldig beschrijven is in de Zodiaque-boeken tot een ware kunst verheven. Tot in detail worden de kerkgebouwen onder de loep genomen. Aan de onvermijdelijke vaktermen valt daarbij niet te ontkomen. Voor de minder ingewijde leek kan Haslinghuis' Bouwkundige termen uitkomst bieden. De foto's zijn onlosmakelijk met deze beschrijvingen verbonden. Het is jammer dat de auteur in het geval van Romaans Nederland zich zo sterk gericht heeft op de beschrijvingen, al is het niet verbazingwekkend binnen het kader van de reeks. De kerken worden maar zeer beperkt in hun historische context geplaatst, die ons juist zoveel kan vertellen over de betekenis van deze gebouwen en de gekozen vormen. Een fatsoenlijke historische introductie, die betrekking heeft op de periode waarin de in het boek besproken kerken zijn gebouwd, wordt node gemist, niet alleen op het hele boek, maar ook op verschillende afzonderlijke hoofdstukken. Wat betreft Maastricht blijft de lezer hier wel met erg veel vragen zitten, waarbij de auteur abusievelijk de Sint-Servaas onder het gezag van de hertog van Brabant laat vallen, terwijl dit natuurlijk de Roomse keizer moet zijn. Hoewel Van Deijk duidelijk kennis heeft genomen van de recente, baanbrekende publikaties over de Sint-Servaas en de Onze-Lieve-Vrouwekerk,Ga naar eindnoot2. klinkt daar in haar boek bar weinig van door. Dat is een gemis en ik kan me niet helemaal aan de indruk onttrekken dat de auteur gepoogd heeft de behandeling van de complexe Maastrichtse situatie tot het onvermijdelijke te beperken. Hierdoor worden echter juist alleen maar meer vragen opgeroepen. Het ontbreken van het historisch kader komt ook tot uiting in de afbakening van het onderwerp: alleen dat wat zich thans binnen de Nederlandse grenzen bevindt, komt in aanmerking behandeld te worden. Zo valt de kerk van Emmerik die gerekend moet worden tot de groep van ‘Bernold-kerken’ (kerken die op instigatie van de Utrechtse bisschop (1027-1054) Bernold tot stand zijn geko- | |
[pagina 183]
| |
men) buiten het bestek van het boek, terwijl deze (kunst)historisch onlosmakelijk met de kerken van Utrecht en Deventer verbonden is. En wat betreft de beeldende kunsten wordt de willekeur wel erg groot, omdat het enige criterium is of het kunstwerk zich thans in Nederland bevindt. Van de behandelde edelsmeedkunst en manuscripten is het goed mogelijk dat er geen enkel binnen de huidige grenzen van Nederland gemaakt is. Op zulke plaatsen blijkt Romaans Nederland zuiver een reisgids met beperkte toegevoegde waarde. Wetenschappelijk biedt het werk weinig tot niets nieuws. Het is jammer dat afgezien is van een (beperkt) notenapparaat dat zeker gewenst is bij dit soms complexe onderwerp, waarover nog veel discussie gaande is. Bovendien zijn de verschillende, te beperkte, bibliografieën onoverzichtelijk verspreid over het hele boek. Romaans Nederland voorziet dan ook niet in de lacune die er op dit gebied is. Dat is misschien ook nog wat aan de vroege kant, daar naar verschillende kerken nog onderzoek gaande is. Het boek zou beschouwd kunnen worden als een eerste inventarisatie, die echter vraagt om een nadere analyse en verklaring. Samenvattend: Romaans Nederland is een luxueuze reisgids langs de grote rijkdom aan Romaanse kunst in Nederland, die de gebruiker vele onvermoede schatten zal openbaren. Daarbij is het ontbreken van de relevante historische informatie en analyse een gemis dat de lezer zelf via andere (deel)publikaties zal moeten ondervangen, voorzover deze thans beschikbaar zijn. Het is geen publikatie met een vernieuwend, wetenschappelijk karakter, maar dat behoort ook niet tot de opzet van de reeks waarin het boek geschreven is, en die het karakter van deze Nederlandstalige eenling sterk heeft bepaald. Jeroen Westerman |
|