Madoc. Jaargang 1994
(1994)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermdRomaanse tochtenGa naar voetnoot*Ada van Deijk, Romaans Vademecum. Een tocht langs het Romaans in de Eems Dollard Regio. (Profiel, Bedum 1993). 144 p. Geïll. ISBN 90-5297-087-8. f19,95.
| |
[pagina 184]
| |
bouwen, zoals bijvoorbeeld de kerk van Sint Servaas in Maastricht, de zogenaamde Bernoldkerken in Utrecht en Deventer of de Plechelmusbasiliek in Oldenzaal. Die genieten intussen de belangstelling die zij verdienen. Het gaat om een omvangrijke groep kleinere kerken, waarvan een groot deel zich in het noorden van ons land bevindt, in Friesland, Groningen en Drente. Wie kent de kerken van Bedum en Bierum, Diever en Doezum, Eenum, Haren en Hellum, Oosterwijtwerd en Peize? Het Romaans Vademecum dat geschreven werd door de Utrechtse kunsthistorica Ada van Deijk is geen zwaar wetenschappelijke publikatie over de kerken van het Noorden. Dat was ook niet de bedoeling, zo blijkt uit verantwoording van de auteur. Het in een zeer vlotte vormgeving gestoken, rijkelijk geïllustreerde boekje is een gids voor de geïnteresseerde leek. Het werkje beperkt zich tot de Romaanse kerken rond de Eemsmonding, in Groningen, het noorden van Drente en Ostfriesland in Duitsland. Deze internationale aanpak was waarschijnlijk een voorwaarde voor de verkrijging van de financiële steun van de Europese Gemeenschap. Het boekje is duidelijk bedoeld als promotiemiddel om het cultuurtoerisme naar de regio rond de monding van de Eems te bevorderen. De gebiedsafperking gebeurde dus niet op grond van historische en/ of kunsthistorische maatstaven maar lijkt op grond van de belangen van de Groninger VVV en haar Duitse tegenhanger tot stand te zijn gekomen. In zeker opzicht is dat wel jammer, omdat de Romaanse kerkjes in Friesland, die zeker ook de moeite waard zijn en die historisch-geografisch beschouwd tot dezelfde groep behoren, nu buiten de boot vallen. Het zou zo aardig zijn geweest om alles eens bij elkaar te hebben. De auteur begint met een uiteenzetting van het doel en de beperkingen van het boek en vervolgt met een beschrijving van de verschillende landschappen waarin de Eems-Dollardregio uiteenvalt. In het noorden van Groningen is bijvoorbeeld de terp (ook wel wierd genoemd) een door mensenhanden opgeworpen heuvel een belangrijk landschappelijk element. Op vrijwel iedere wierd ontstond in de Middeleeuwen een kerk. Zo was men in tijden van overstromingen en andere rampen toch niet verstoken van de mis, aldus Van Deijk. Ik vind zo'n verklaring ietwat te vrijblijvend, een beetje oubollig, zelfs voor een toeristische gids. Helaas komt dit soort gratuite verklaringen meer voor in het Vademecum. In het andere boekje van Van Deijks hand dat hieronder besproken zal worden, blijkt dat vrijwel iedere kerk in het gebied werd vergezeld door een of meer borgen, de versterkte huizen van adellijke families, die dikwijls het collatierecht van de kerken hadden. Ik zou me kunnen voorstellen dat juist de aanwezigheid van deze adellijke families een factor is geweest bij het ontstaan van zoveel stenen en dus prestigieuze kerken. In hoeverre kunnen de wierden als politieke entiteiten worden beschouwd? Waren de familiaire kerkjes in oorsprong geen eigenkerkjes? Op vragen als deze geeft het Vademecum geen antwoord, want een hoofdstukje over de (politieke) geschiedenis van het gebied ontbeert het werkje helaas. De geschiedenis van de missionering vond de auteur overigens wel de moeite waard. Na het stuk over de missionering komt de architectuur zelf aan bod. Er wordt ingegaan op de meest voorkomende kerkplattegronden. Hierin wordt ook ruime aandacht geschonken aan de kerktoren, waarmee sommige kerken | |
[pagina 185]
| |
in de Eems-Dollardregio werden uitgevoerd. In hoeverre kerktorens als vestingwerken bedoeld waren zou ik niet kunnen zeggen. Van Deijk presenteert dit gegeven echter als een vaststaand feit. Het zou aardig zijn geweest als zij ook een specifiek voorbeeld of een concrete aanwijzing daarvoor had gegeven. Ook aan de bouwmaterialen en decoratiemotieven worden aparte hoofdstukjes gewijd alsmede aan de grafsculptuur en aan de doopvonten. Terecht, omdat in het gebied hier en daar fraaie sarcofaagdeksels zijn aangetroffen. Het aantal Romaanse doopvonten is werkelijk verrassend. De hoeveelheid afbeeldingen is zeer belangrijk voor een gids als deze. Wat dit betreft scoort het boekje hoog. Het heeft zoals gezegd een vlotte vormgeving en is doorspekt met foto's, waarvan een groot aantal in kleur. De kwaliteit van deze foto's is over het algemeen goed. Slechts een paar plaatjes zijn wat klein uitgevallen of niet helemaal scherp. Ook de tekeningen zijn van goede kwaliteit. Een gids moet, omdat het tevens een naslagwerk is, goed toegankelijk zijn. Ook hierin is men bij de samenstelling goed geslaagd. De te bezoeken objecten zijn geografisch-alfabetisch gerangschikt. Achterin het boekje bevindt zich een aantal eenvoudig te raadplegen kaarten van het gebied. De objecten zijn daarop aangegeven samen met het nummer van de pagina waar zij worden behandeld. Handig! Ook een lijst met verklaringen van vaktermen ontbreekt niet. Het tweede boekje van Van Deijk, In de voetsporen van Emo en Menko, dat betrekking heeft op hetzelfde noordelijke gebied, is qua vormgeving vergelijkbaar met het Romaans Vademecum. Ook hier tal van (kleuren)foto's van goede, soms zelfs zeer goede kwaliteit (zoals de kleine maar haarscherpe kleurenfoto van de gewelfschilderingen in de Bartholomeüskerk te Stedum). Achterin het boekje bevindt zich een lijst met vaktermen, toeristische informatie (hotels, openingstijden van musea en dergelijke) en een beknopte literatuurlijst. Inhoudelijk gezien heeft het boek echter een heel andere opzet. De schrijfster bezoekt een aantal plaatsen die genoemd worden in de kroniek van het klooster Bloemhof te Wittewierum, die in 1219 werd begonnen door abt Emo en die na zijn dood in 1237 werd voortgezet door abt Menko (†1276). De geest van de laatstgenoemde treedt in het boek op als reisgezel en vertelt hier en daar over de historische gebeurtenissen rond het object dat wordt bezocht. En dat na meer dan 700 jaar en zonder zich naar te schrikken van onze moderne tijd! Veel aan het woord komt hij jammer genoeg niet, terwijl hij toch degene is die de geschiedenis van de streek het beste kent. Overigens zou ik Menko direct gevraagd hebben of die architectuuriconologen, waartoe ik mijzelf ook reken, nu gelijk hebben of niet als zij gebouwen of bouwdelen een bepaalde betekenis toedichten. Wat een buitenkans! In dit boekje wordt veel aandacht besteed aan het object, veel meer dan in het Romaans Vademecum. Lang niet alle kerken in het gebied worden behandeld. In de inleiding wordt een algemeen historisch kader geschetst. Hier wordt ook abt Menko ten tonele gevoerd. Merkwaardig is dat de rondleiding volgens de tekst plaatsvindt in de vrieskou, namelijk op een ijskoude dag in december 1992. Op de foto op dezelfde pagina is daarentegen een zeer zomerse boom te zien op het kerkhof van Wittewierum. De meeste foto's vertonen overigens weelderig zomerweer. | |
[pagina 186]
| |
Na de inleiding begint de tocht dan werkelijk en wel in Huizinge (zeker, de geboorteplaats van de grote historicus). Al dan niet met hulp van abt Menko wordt stilgestaan bij de (historische) wetenswaardigheden van de bezochte plaats. Kerkgeschiedenis, vetes en andere familiedrama's, alsmede plaatselijke legenden en anekdotes komen naast informatie over de bezienswaardigheden zelf ruimschoots aan de orde. Toch blijft ook in dit boek het object, meestal de kerk en zijn inventaris, los staan van de historische context. Het boek is niettemin geslaagd te noemen. De tekst is zeer onderhoudend, hetgeen voor een uitgave als deze van groot belang is. Samenvattend zou ik willen stellen dat beide boeken, ondanks de hierboven aan de orde gebrachte inhoudelijke beperkingen, als overzicht van het bestand aan kleine Romaanse kerken in het Noorden, een aanwinst zijn in de boekenkast van de geïnteresseerde leek. De boeken zijn rijkelijk van afbeeldingen voorzien. Ook de teksten krijgen een positieve beoordeling mee. Ze zijn zeer leesbaar en onderhoudend. Dit laatste geldt met name voor In de voetsporen van Emo en Menko. Voor de prijs hoeft u het overigens niet te laten. Voor nog geen veertig gulden kunt u zich eigenaar van beide boekjes noemen. Oh ja, abt Menko, wat is er van onze middeleeuwse gids uiteindelijk geworden? Aan het einde van het boek, in Hinte in Ostfriesland, blijkt hij plotseling verdwenen. Kennelijk was onze tijd hem toch teveel geworden. En dat terwijl het in Groningen en Ostfriesland nog zo heerlijk rustig is. Jos Stöver |
|