Madoc. Jaargang 1994
(1994)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 146]
| |
a prioriA priori: Willelmus Procurator: een kroniek in revisieGa naar eindnoot*De eerste stap in het project dat de heruitgave van de Egmondse geschiedbronnen behelst, is een geannoteerde editie met vertaling van de kroniek van ‘de procurator’. Sinds 1984 weten wij dat de auteur die bekend is als Willelmus Procurator (‘de beheerder’), hoogstwaarschijnlijk Willelmus Jacobi is, een monnik van Egmond, gestorven op 18 april 1335, zoals vermeld in het Necrologium.Ga naar eindnoot1. De kroniek die hij schreef eindigt in het jaar 1332. Op de Egmondse geschiedbronnen berust vrijwel de gehele Westnederlandse geschiedschrijving vóór Beka (Johannes de Beke, ca. 1345). Zij omvatten drie werken. Ten eerste zijn er de Egmondse Annalen, overgeleverd in één handschrift. De tweede bron is het Chronicon Egmundense. Deze kroniek is vanaf de dertiende eeuw (Melis Stoke) tot de achttiende eeuw één van de hoofdbronnen van de oude Hollandse geschiedenis geweest. Voor een goed deel is de tekst van het Chronicon zeer verwant met (voor de jaren 1122-1168) of zelfs vrijwel geheel dezelfde (voor de jaren 1168-1205) als die van de Annalen. De relatie tussen deze teksten verdient heroverweging. De kroniek van Willelmus Procurator is de derde Egmondse bron. Hij beschouwt zijn werk als een voortzetting van de Annalen vanaf 1168. Tot 1205 is zijn werk weinig meer dan een derde versie van Annalen/Chronicon. Hij heeft evenwel toevoegingen uit andere bronnen, en om zijn historiografische intenties recht te doen, moeten deze in een editie worden opgenomen. Voor de tijd na 1205 is zijn werk goed uitgegeven, maar de editie is niet verkrijgbaar en vertaling is dringend gewenst, aangezien de tekst zeer moeilijk is.Ga naar eindnoot2. Er is een plan gemaakt om dit complex van bronnen in een nieuwe, samenhangende editie toegankelijk te maken. Dit ‘Egmond-project’ zal uiteindelijk omvatten: een parallel-editie van Annalen, Chronicon en Procurator tot 1205, en een editie van de Procurator na 1205, dit alles voorzien van vertaling en toelichting. Dat ik gekozen heb om het Egmond-project te beginnen met de editie/vertaling van de kroniek van Willelmus Procurator, is niet in de laatste plaats omdat ikzelf (bij mijn werk aan het Lexicon Latinitatis Nederlandicae Medii Aevi) voortdurend werd en word geconfronteerd met de geringe toegankelijkheid van zijn Latijn, zijn wat onhandige, en tegelijk op de spits gedreven rijmproza (zie het fragment), gecombineerd met de interessante inhoud, om nog maar te zwijgen van de ten dele duistere verzen waarmee hij zijn tekst opsmukt. Het handschrift is waarschijnlijk een autograaf, dat wil hier zeggen: een netschrift van de auteur naar een kladvoorbeeld; niet het oorspronkelijke jaar na jaar bijgehouden geschrift, als het deze vorm al gehad heeft. Er is goed te zien waar en hoe de auteur van zijn klad is afgeweken met toevoegingen en uitweidingen. Bovendien zijn er in de marge en tussen de regels aantekeningen uit (iets) later tijd, die ten dele waarschijnlijk van Beka zijn. Het ligt in de bedoeling deze ontstaans- en gebruiksgeschiedenis in de editie op te nemen. Hierdoor krijgen wij hopelijk meer inzicht in de historiografie van deze tijd. | |
[pagina 147]
| |
1. Hamburg, Staats- und Universitätsbibliothek, Cod. Hist. 17 f 37 R.
Het gekozen fragment is één van de later ingevoegde bladen. Het zou te vervoeren om hier uit te leggen, waarom de tekst over het jaar 1287 moest worden herschreven, waartoe een blad moest worden ingevoegd. Maar aan de opmaak van de pagina is duidelijk te zien, dat de hoeveelheid beschikbare tekst niet met de plaatsruimte in overeenstemming was; ook het verso vertoont een V-vorm met een staartje in de opmaak. Anno MoCCoLXXXVIIo Florentius comes Hollandie pacis amator, necnon iuredictionis sue propagator cotidie genti Fresonum bella preparat, et terram eorum castris fortissimis turriumque munimentis sibi applicat, quod tamen nisi dei adiutorio non fecisset Cuius declaracio breviter demonstratur, quod hoc anno facta est quedam maris inundatio que totam Frisiam cooperuit; necnon in terris Hollandie et Zelandie turmas hominum cum pecoribus suffocavit, quod videns miles piissi- | |
[pagina 148]
| |
mus dominus de Brederode Theodericus, nam et ipse ad hoc per comitem ordinatus fuerat, naves preparat, amicos convocat, et de domo ad domum transiens, totam Frisiam multis annis rebellem sine defensione capit, que post hoc de die in diem magis subicitur, et omnipotentis misericordia subiugatur. In vertaling: ‘In het jaar 1287 was Floris graaf van Holland, minnaar van de vrede, maar ook uitbreider van zijn jurisdictie, dagelijks bezig met oorlogen tegen de Friezen, en hij voegde hun land met zeer sterke burchten en versterkte torens bij het zijne, wat hij evenwel zonder Gods hulp niet voor elkaar gekregen zou hebben. Ter toelichting hiervan wordt in het kort verteld, dat in dat jaar een overstroming van de zee is geschied, die heel Friesland bedekte, en ook in Holland en Zeeland massa's mensen met hun vee ombracht. Toen hij dat zag bracht de zeer vrome ridder Dirk, heer van Brederode - die hiervoor immers door de graaf was aangesteld - schepen in gereedheid, riep zijn vrienden bijeen en van huis tot huis gaande nam hij heel Friesland in, dat zoveel jaren opstandig was geweest, maar zich nu niet kon verdedigen. En dat land werd hierna van dag tot dag meer onderworpen en door de barmhartigheid van de Almachtige onderdrukt. In dezelfde tijd stierf de edele Albert, heer van Voorne, en werd begraven in Loosduinen, en aan zijn weduwe, een zeer schone vrouwe trouwens, werd de hof in Teylingen, die aan graaf Floris was vervallen, door dezelfde graaf met alles wat erbij hoorde toebedeeld, zoals zij door deze vrouwe tot heden wordt bezeten, namelijk in het jaar 1332.’
Marijke Gumbert-Hepp |
|