De baars (Perca fluviatilis) komt algemeen voor in Europa. Het is daarom niet verwonderlijk dat hij ook in onze oudste Nederlandse teksten rondzwemt. Al in 1240 vermeldt het Limburgse Glossarium Bernense Middelnederlands bars als equivalent van Latijn percha en pertica. Ook komt hij, zij het niet in een eigen hoofdstuk, voor in Der naturen bloeme (omstreeks 1270), het ‘boek der natuur’ dat Jacob van Maerlant uit het Latijn in verzen vertaalde. Het is dus niet meer dan terecht dat we de baars aantreffen in het (uit 1885 stammende) eerste deel van het Middelnederlandsch Woordenboek (MNW): ‘BARSE, znw. vr. Baars. || Grondelinghe, barsen,.. bleckine ende snouckine, Jan Yp. 89.’ Volstaan wordt met slechts één verwijzing, naar een vindplaats in het veertiende-eeuwse chirurgiehandboek van meester Jan Yperman. Géén vermelding van Bernense of Der naturen bloeme, beide toch ook bronnen van het MNW. Maar er is meer.
In 1291 betaalt Weitin de Bars belasting voor een stuk land te Bevere (in Oost-Vlaanderen). Mogelijk is hij dezelfde als Wouter de Bars die eind dertiende eeuw een stuk land heeft in het nabijgelegen Edelare. Een naamgenoot, misschien zelfs een familielid, is Jan de Bars die zich in 1293 in Bevere vestigt. Zijn erfgenamen moeten enkele jaren later een bedrag aan belasting betalen. Ten slotte wordt rond 1350 in Oudenaarde een huis vermeld, dat De bars heet (waarschijnlijk naar een afbeelding van een baars in de voorgevel of op een uithangbord). Het woord ‘baars’ is dus alleen al uit de vroegste periode van het Middelnederlands acht maal overgeleverd, en één - veertiende-eeuws - citaatje in het MNW lijkt daarom een beetje mager.
In het Vroegmiddelnederlands Woordenboek (VMNW) tellen namen volwaardig mee. Toenamen of huisnamen zijn immers ook bewijsplaatsen voor het bestaan van een woord. Vaak is zelfs alleen de naam overgeleverd, niet het ‘gewone woord’, maar dit betekent toch dat het woord er moet zijn geweest. Bovendien is het interessant om te zien welke toenamen mensen droegen. Om bij de vissen te blijven: wij zouden Herman Hybradenheict, ‘Herman Gebraden Snoek’, niet in ons woordenboek willen missen!
Het VMNW wordt gebaseerd op alle overgeleverde, dertiende-eeuwse, ambtelijke en literaire handschriften. De meeste daarvan zijn uitgegeven door Maurits Gysseling in zijn Corpus van Middelnederlandse teksten (1977-1987). In totaal gaat het om ongeveer 1.650.000 woorden, die allemaal bij de bewerking worden betrokken, een volledigheid die voor het ruim drie eeuwen omvattende MNW niet haalbaar was. Naast informatie die ook het MNW geeft, bevat het VMNW voor ieder trefwoord onder andere een samenvatting van de betekenissen, het aantal vindplaatsen en de verdeling daarvan over de genres, het eventuele lemma in het MNW, localisering en datering van de oudste bewijsplaats, en de aangetroffen flexie.
De redactie streeft ernaar om het VMNW, dat zo'n 27.000 trefwoorden zal bevatten, in tien jaar (1989-1998) te voltooien. De geïnteresseerde onderzoeker hoeft overigens niet zolang te wachten: de materiaalverzameling en de reeds geredigeerde artikelen kunnen op verzoek nu al worden geraadpleegd.
Redactie Vroegmiddelnederlands Woordenboek (Instituut voor Nederlandse Lexicologie): Karina van Dalen-Oskam, Katrien Depuydt, Willy Pijnenburg, Tanneke Schoonheim