serie
Gewijde pioniers: inleiding
Tegenwoordig geschiedt het onderzoek naar de Middeleeuwen primair binnen de kaders van de universitaire wetenschap. Als afzonderlijke onderzoeksgebied kent de Middeleeuwenstudie nog maar een korte traditie aan de Nederlandse univeriteiten. Het is nog maar negentig jaar geleden dat Oppermann als eerste hoogleraar Middeleeuwse Geschiedenis aantrad. Dat wil niet zeggen dat de Middeleeuwen voor 1900 geen serieuze belangstelling kenden. Met name in de tweede helft van de negentiende eeuw bloeide deze belangstelling sterk op. De modernisering van het archiefwezen en de opbouw van de grote universiteitsbibliotheken leidde tot een eerste grondige inventarisatie van de grote hoeveelheid bronnenmateriaal die tevoren slechts voor enkele ingewijden in vaak slecht bewaarde toestand beschikbaar was. Daarnaast werden tal van bronnen voor het eerst geëditeerd, veelal in de reeksen die door de historische en letterkundige verenigingen werden uitgegeven.
Een andere impuls was afkomstig uit de kringen van de kerkhistorici, die zich in het verzuilende Nederland in een toenemende belangstelling mochten verheugen. Met name van Roomskatholieke zijde was er grote interesse voor de Middeleeuwen. Kerk en spiritualiteit van de Middeleeuwen werden hier als een bron van inspiratie gezien. Mede onder invloed van de neo-gothiek van Cuijper beleefde de middeleeuwse vormgeving in kunst, architectuur en liturgie aan het eind van de negentiende eeuw een ware renaissance. Een grote groep onder de Roomskatholieke geestelijkheid heeft zich intensief met de Middeleeuwen beziggehouden. Een aantal daarvan zullen in de komende afleveringen van Madoc nader over het voetlicht worden gebracht. Een serie van vier portretten van ‘gewijde pioniers’.