kon komen, is te danken aan het koningspaar Ferdinand van Aragon en Isabella van Castilië. Zij zorgden voor een solide, cultuurvriendelijke omgeving, waarin de kunst zich volop kon ontwikkelen. Naast een schat aan geestelijke muziek werden er ook talrijke wereldlijke liederen gecomponeerd. Vele ervan zijn overgeleverd in de vijf grote cancionero's uit de late vijftiende en vroege zestiende eeuw. Het bekendste is het Cancionero Musical de Palacio, dat zich nu in het koninklijk paleis in Madrid bevindt.
Van veel van deze composities is de componist niet bekend. Het gaat hier vaak om villancicos, populaire volksmelodieën met een eenvoudige vocale ondersteuning, soms vermengd met een hoofse compositiestijl. Deze ‘volksliederen’ zijn herkenbaar aan de structuur van eenstemmige of homofone coupletten (copla's), afgewisseld met een refrein (estribillo). Op de cd zijn hiervan onder andere A la villa voy, Harto de tanto porfia, het bekende Passe el agoa en Dindirin, dindirin te beluisteren. Ook het meilied Entra Mayo y sole Abril heeft deze refreinvorm.
De bekendste componisten en musici die in de cancionero's genoemd worden zijn Juan del Encina en Franscisco de Penalosa. Encina (1469-1529), opgeleid in Salamanca, werkte aan het hof van graaf Alva. In 1499 ging hij naar Rome. Zijn liederen dateren van voor zijn vertrek uit Spanje. Zijn stijl is vooral homofoon van aard met gebruik van refreinen. Prachtige voorbeelden zijn Ma libertad en Los sospiros no sosiegan, beide krachtig, zuiver en met veel vaart uitgevoerd.
Francisco Penalosa kwam in 1498 in dienst van het hof van Aragon, maar ging na de dood van Ferdinand in 1516 naar de pauselijke kapel in Rome. Hij keerde aan het eind van zijn leven terug in Sevilla. Hij schreef vooral geestelijke composities zoals het Ne reminiscaris, Domine, Precor te, Domine en het Sancta Maria. Op de een of andere manier komen deze werken op de cd minder goed tot hun recht. Wellicht dat men in de hier onvermijdelijke mannenbezetting de strakke stemmen van Evelyn Tubb en Margaret Philpot mist. Vooral het Sancta Maria klinkt wat weifelend en soms zelfs wat onzuiver. Maar het zou niet terecht zijn om alle akkoorden op een goudschaaltje te wegen.
Het was een goed idee om de vocale werken af te wisselen met instrumentale muziek voor vihuela (Spaanse luit) en harp. Hierdoor wordt het geheel evenwichtiger en prettiger voor de luisteraar. De composities zijn afkomstig uit de gedrukte bronnen met luitmuziek, zoals de tabulatuurboeken El Maestro (1536) van Luis Milan (hof van Valencia) en Delphin de Musica (1538) van Luis de Narvaez (hof van Karel V). Hieruit worden door Christopher Wilson (vihuela) verschillende Fantasia's gespeeld. Uit de latere bundel Libro de cifra nueva (1557) van Venegas de Henestrosas worden werkjes van Palero en Modena door Andrew Lawrence-King (harp) vertolkt. Beide tokkelaars hebben een grote reputatie op het gebied van deze muziek.
Gothic Voices blijkt ook op het Spaanse terrein zijn kwaliteit waar te maken. Het is duidelijk hoorbaar dat er veel aandacht aan de tekst, uitspraak en verstaanbaarheid is besteed. Daardoor krijgt dit door en door Engelse ensemble zowaar een Spaanse kleur.
Anne Houk de Jong