Madoc. Jaargang 1994
(1994)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
Missa Ambrosiana in Epiphania Domini. Utrechts Studenten Gregoriaans Koor o.l.v. Jan Boogaarts. Van Guard Classics DDD 99011. 1993. 71:10 min. Cat C (ca. f35, -).Ga naar eindnoot*Ter gelegenheid van zijn vijfentwintigjarig bestaan bracht het Utrechts Studenten Gregoriaans Koor (USGK) deze cd uit. Sinds de oprichting in 1968 heeft dit koor zich onder leiding van Jan Boogaarts toegelegd op de uitvoering, en daarmee ook op de instandhouding van het gregoriaanse kerkgezang. De laatste jaren houdt het zich tevens bezig met het ambrosiaans. Het ambrosiaans wordt genoemd naar de heilige Ambrosius. Deze kerkvader was in de jaren 374-397 bisschop van Milaan, een stad die in die tijd een bijzondere plaats innam in de christelijke wereld, omdat het christelijk geloof daar in 313 tot officiële godsdienst van het Romeinse rijk was verheven. Onder invloed van Ambrosius werden er belangrijke vernieuwingen in de liturgiepraktijk doorgevoerd die ook nu nog in de katholieke liturgie terug te vinden zijn: het gebruik van de psalmodie, het antifonaal zingen en de refreinzang door ‘het volk’. Hiermee ontwikkelde zich in Milaan een eigen ritus die zich eeuwenlang naast die van Rome heeft weten te handhaven. Uiteraard zijn veel elementen uit het gregoriaans geïntegreerd in de ambrosiaanse liturgie. Daarnaast zijn er ook oosterse elementen uit de Byzantijnse en Jeruzalemse liturgie in te herkennen. Het ambrosiaans beperkte zich overigens niet tot het eenstemmige kerkgezang. Ook de grote polyfonisten Josquin des Prez (ca. 1440-1521) en Jacob Obrecht (ca. 1450-1505), beiden voor een periode werkzaam in Milaan, componeerden meerstemmige missen naar het ambrosiaans Milanees model, dus zonder kyrie en Agnus Dei. Ook schreven zij motetten, die de afzonderlijke misdelen in de ambrosiaanse liturgie konden vervangen. Op deze jubileum-cd is bewust gekozen voor iets dat nog niet eerder werd geregistreerd, namelijk een integrale uitvoering van een ambrosiaanse zondagsmis, en wel die van het hoogfeest van Driekoningen (Epifanie). Zang, lezingen en gebeden van deze mis zijn vastgelegd in achtereenvolgens de Ritus initiales, Liturgia verbi, Liturgia eucharistica en Ritus conclusionis. Een van de belangrijkste kenmerken van de ambrosiaanse zang is het gebruik van het interval si-la (overmatige kwart). Deze diabolus in musica, zoals het interval genoemd wordt, zal men in het gregoriaans vrijwel niet aantreffen. Meteen al in de openingsregel van de introïtus Ingressa Civitas non eget sole is deze tritonus duidelijk te horen. En ook in het offertorium Orietur is deze opvallend aanwezig. Het offertorium heeft een responsoriale structuur, waarbij vers en repetenda elkaar afwisselen. Het gebruik van melismen (meerdere noten onder een lettergreep) is in het ambrosiaans nog veel uitgebreider dan in het gregoriaans. Een voorbeeld ervan is het uitgesponnen Jubilacio van het Alleluia. Het Utrechts Studenten Gregoriaans Koor heeft in zijn vijfentwintigjarig bestaan een aanzienlijke staat van dienst opgebouwd met tal van uitvoeringen, zowel in liturgische als in concertante vorm. Nadat eerder de complete | |
[pagina 55]
| |
liturgie voor de Goede Week op plaat werd vastgelegd, mag deze Driekoningen-cd een kroon op het werk worden genoemd. De aanpak van dirigent Jan Boogaarts staat ook hier garant voor een mooie koorklank. Tekstexpressie, souplesse en grote lijnen hebben altijd zijn aandacht; elementen die essentieel zijn om de spanningsbogen in taal en muziek over te brengen, maar die bij andere gregoriaanse koren nog wel eens ontbreken. De cd heeft naast een muzikale functie ook een bijzondere waarde als document. Hij verrijkt ons beeld van de muziekgeschiedenis, waarin het oude eenstemmige liturgische gezang maar al te vaak als ‘het gregoriaans’ wordt gepresenteerd. Nu weten we dat daarachter een rijke schakering aan muzikaal-liturgisch materiaal schuilgaat, dat meer aandacht, onderzoek en vooral ook uitvoering verdient. Anne Houk de Jong |
|