Madoc. Jaargang 1994
(1994)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |
Adriaan H. Bredero, Bernardus van Clairvaux (1091-1153) tussen cultus en historie. De ontoegankelijkheid van een hagiografisch levensverhaal. Kampen (Kok Agora)/Kapellen (Pelckmans), 1993. 366 p. ISBN 90-391-0001-2. f59,90.Zo groot was de roem van Bernardus al tijdens zijn leven, en zo onaantastbaar is zijn naam geworden in het latere geslacht dat hem al snel ging vereren als laatste der kerkvaders, dat het vrijwel onmogelijk blijkt nog door die roem heen te breken om de historische gestalte van de man zelf te benaderen. Het enige document dat eeuwenlang gegolden heeft als vrij betrouwbare getuige van het werkelijke leven van Bernardus, was de zogenaamde Vita Prima, een levensbeschrijving waarvan de fundamenten al tijdens Bernardus' leven gelegd werden, en die vrij kort na zijn dood voltooid werd. Het was ook op dit document dat E. Vacandard in 1895 zijn tweedelige biografie van Bernardus baseerde, een boek dat ook nu nog het uitgangspunt vormt voor de studie van het leven van de heilige. Op detailpunten is Vacandard later weliswaar gecorrigeerd, maar het beeld dat hij van Bernardus heeft geschetst is daardoor niet wezenlijk aangetast. Gezien de overweldigende hoeveelheid studies die ieder jaar over Bernardus en zijn werk verschijnt, vereiste het een historicus die van Bernardus zijn levenswerk gemaakt had om deze impasse te doorbreken. Hoewel Bredero zo'n historicus is, blijkt dit ook voor hem nog een grote opgave. Daarom probeert hij in zijn boek ook nog niet om een nieuwe biografie te schrijven, maar alleen om de grondslagen te leggen voor een nieuwe kijk op Bernardus' leven. Hoe moeilijk dit al is, blijkt uit de vaak uiterst gecompliceerde en voor een niet-specialist soms nauwelijks te volgen argumentatie die nodig blijkt om de bronnen te ordenen en zo opnieuw tot spreken te brengen. De werkwijze die Bredero daarbij volgt is op zich niet nieuw. Hij wil een streng onderscheid maken tussen geschiedenis en geloof, tussen de historische persoon en de cultische gestalte, op dezelfde manier als anderen dit hebben gedaan voor Jezus van Nazareth of Franciscus van Assisi. Het uitgangspunt daarbij is een hernieuwde studie van de Vita Prima, het fundamentele document, waaraan Bredero in 1960 al zijn proefschrift gewijd had. Om een dergelijk onderscheid te kunnen maken, plaatst hij de Vita Prima met vaste hand terug in de historische context waarin het document ontstaan is en gefunctioneerd heeft. Maar om dat te kunnen doen laat Bredero allereerst zien dat de Vita Prima geen homogeen geschrift is, maar het resultaat van verschillende bewerkingen en herzieningen. Rainald van Foigny en vooral Bernards vertrouweling Godfried van Auxerre hebben de grondslag ervoor gelegd door in eerste instantie allerlei gegevens te verzamelen. De laatste heeft het ook later in een tweede versie bewerkt. Andere delen ervan zijn geschreven door Willem van Saint Thierry en Ernould van Bonneval. Hoe verschillend de perspectieven van deze vier ook waren, hun doel was gemeenschappelijk: de heiligverklaring van | |
[pagina 42]
| |
Bernardus te bespoedigen. Om dat te bereiken concentreerden zij zich vooral op de buitenkloosterlijke activiteiten van hun held, zoals zijn prediking van de kruistocht en zijn optreden tegen Abélard. Die hadden immers de meeste tegenspraak ontmoet en dienden daarom in het juiste licht gesteld te worden. Het was ook daarom dat Godfried twee auteurs aanzocht, namelijk Willem en Ernould, die buiten de kring der monniken van Clairvaux stonden en daardoor des te beter in staat geacht mochten worden Bernardus' betekenis voor kerk en maatschappij te beoordelen. Onder de monniken van Clairvaux, die heel andere herinneringen aan hun geliefde abt hadden, was dit geschrift aanvankelijk dan ook niet erg populair. In de jaren tussen 1170 en 1180 probeerden zij met andere geschriften een heel ander beeld van Bernardus te ontwerpen, veel meer dat van de grote wonderdoener en visionair, twee aspecten die in de Vita Prima weinig benadrukt werden. Pas rond 1200 werd ook binnen de cisterciënzerorde en met name in Clairvaux de Vita Prima als maatgevend voor de gemeenschappelijke herinnering geaccepteerd. Die strijd om de herinnering aan Bernardus die al in de twaalfde eeuw gevoerd werd, heeft zich volgens Bredero voortgezet in de geschriften van latere historici. Het is op zich natuurlijk al opvallend dat Bernardus een van de weinige middeleeuwse heiligen was die genade konden vinden in de ogen der reformatoren, terwijl hij in de Verlichting gold als een bekrompen stokebrand. Twintigste-eeuwse historici probeerden de verschillende herinneringen aan hem onder één noemer te brengen door ze te herleiden tot een innerlijke verscheurdheid in de man zelf; had hij zichzelf niet de Chimaera van zijn eeuw genoemd? Bredero's conclusie is dat die verscheurdheid alleen bestaat, als men ondanks historisch onderzoek toch op een of andere manier wil blijven vasthouden aan een vererenswaardige heilige (p. 217). Hijzelf meent dat Bernardus zeker niet verscheurd was, maar dat alles in zijn leven in dienst stond van dat ene doel: de keuze voor en de verbreiding van het monniksleven volgens de gebruiken van Cîteaux. Ook zijn actieve leven stond in dienst van dat ideaal en vormde er geen tegenstelling mee. Dit is, zoals ik al zei, een gecompliceerd boek, niet makkelijk te volgen voor degenen die niet thuis zijn in de details van het monastieke leven van de twaalfde eeuw en de beschikbare bronnen. Daar komt bij dat de compositie van het boek soms moeilijk te doorgronden is; het is deels bronnenstudie, deels historiografie, deels biografie, eerder bijeengehouden door de passie van de auteur om het naadje van de kous te willen weten dan door een eenheid van vraagstelling. Wel gaat als een rode draad door alle hoofdstukken heen de behoefte om aan alle legendevorming rond de persoon van Bernardus een einde te maken. En daarmee heeft Bredero belangrijk werk verricht. In dit boek wordt puin geruimd, wordt een weg weer vrij gemaakt, en dat heeft altijd iets rommeligs. Mijn hoop is dat het Bredero gegeven zal zijn ons op grond van dit boek in een definitief werk een nieuwe biografie van Bernardus te geven, waardoor wij na honderd jaar Vacandard eindelijk terzijde kunnen leggen. Peter Raedts |
|