Madoc. Jaargang 1993
(1993)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 252]
| |
columnDe dubbele relevantie van Guglielmo LibriEen van de aardige kanten van het bestuderen van de Middeleeuwen is, dat je er niet aan ontkomt je ook bezig te houden met andere perioden in de geschiedenis van de westerse beschaving. De negentiende eeuw mag zich daarbij in onze bijzondere belangstelling verheugen, al was het maar omdat de Middeleeuwen zoals we ze nu kennen in zekere zin zijn uitgevonden in die fascinerende eeuw. Zelf ben ik door mijn onderzoek naar de middeleeuwse handschriften van het benedictijner klooster te Fleury in aanraking gekomen met één van de vele curieuze intellectuelen die er toen floreerden: de Florentijnse graaf Guglielmo Libri (1802-1869). Hoe zou ik hier in enkele zinnen de levensloop van dit kleurrijke personage kunnen schilderen? Libri had een aanzienlijk aantal handschriften gestolen uit Franse bibliotheken waar hij, gehuld in een grote mantel naar Italiaanse snit en gewapend met een mes (om zich tegen de carbonari te verdedigen, daar die Italiaanse revolutionairen volgens zijn zeggen zijn bloed wel konden drinken) had gewerkt aan de catalogus (!) en rustig alleen gelaten was in het depot. Hij had die handschriften vervolgens, samen met elders al dan niet op eerlijke wijze verworven boeken, verkocht aan Lord Ashburnham; Ashburnham jr. had ze verkocht aan de jonge Italiaanse staat, met uitzondering van díe boeken, waarvan Léopold Delisle inmiddels via ingenieus detectivewerk had weten aan te tonen dat ze ooit uit Franse bibliotheken gestolen moesten zijn. Die boeken mocht Delisle aanschaffen voor de Parijse Bibliothèque Nationale, met geld dat was gefourneerd door een Duitse antiquair in ruil voor de terugkeer naar het vaderland van het ‘Manessische Liederhandschrift’, een verluchte codex met teksten van minnezangers die ooit in Parijs verzeild was geraakt. Deze ‘affaire Libri’ leidde tot een aanzienlijke verbetering van de bewaking van het Franse erfgoed, en tot een aanscherping van de eisen die voortaan aan handschriftencatalogi zouden worden gesteld. Het verhaal van de boekendief en de detective is meerdere malen (maar nooit volledig) verteld. Behalve als een boeiende schelmenroman is Libri's biografie nog steeds relevant voor de geschiedenis van de middeleeuwenstudie. Onze graaf was méér dan alleen de grootste dief (althans: de grootste particuliere dief) van handschriften, autografen en vroege drukken die de wereld ooit zag. Hij was voor zijn tijdgenoten ook, en dat weet vrijwel niemand meer, een briljant mathematicus, een groot geleerde, een Italiaans patriot en politieke vluchteling, een vlot schrijvend journalist, een vriend van toonaangevende wetenschappers, politici en literatoren in Italië, Frankrijk en Engeland. En in zijn publikaties over de wetenschapsgeschiedenis praktizeerde hij een vorm van wat we nu cultuurgeschiedenis zouden noemen, die mij zeer aanspreekt. In zijn onafgemaakte magnum opus, de Histoire des Sciences Mathématiques | |
[pagina 253]
| |
Guglielmo Libri, door A.N. Noël. Parijs, B.N., 84 C 123273. Foto: Bibliothèque Nationale Paris.
en Italie depuis la renaissance des lettres jusqu'à la fin du dix-septième siècle, opgedragen ‘aan de vrienden die hij in Italië achterliet’, ziet hij de studie van wetenschap, poëzie en ‘bijgeloof’ als te integreren onderdelen van de ideeengeschiedenis. ‘De intellectuele staat van de volkeren is altijd verbonden met hun morele en politieke staat’, wat zoveel betekent als: de ideeëngeschiedenis, de mentaliteitsgeschiedenis en de geschiedenis van de politieke instellingen kunnen niet los van elkaar worden gezien. Tegenwoordig horen we wel vaker dat je de wetenschap als maatschappelijk proces moet bestuderen. Maar onder mediëvisten zijn er maar heel weinig, die ook handelen in overeenstemming met wat ze prediken. Steeds weer blijkt cultuurgeschiedenis in de praktijk gereduceerd te worden tot de geschiedenis van de humaniora: wetenschap en techniek worden vrijwel nooit behandeld. En in de mentaliteitsgeschiedenis gaat het steeds weer over de emoties en hun beheersing, terwijl de technieken van het denken veronachtzaamd worden. De academische specialisatie die sinds de dagen van Libri heeft toegeslagen, maakt het onwaarschijnlijk dat zijn opvattingen alsnog school kunnen maken. Dat is jammer, want de correctie van de onzin die er ondanks (of dankzij) de recente ‘middeleeuwengolf’ nog altijd over onze periode wordt verteld (over zogenaamde middeleeuwse kinderlijkheid, over ‘helaas verloren gegane kennis’, kortom: kritiekloze adoratie van een geromantiseerd tijdperk) zou gecorrigeerd kunnen worden met meer aandacht voor het middeleeuwse intellect. En dat is dan een tweede relevantie van Guglielmo Libri. Als zo iemand op je weg komt, en je verkeert in de gelukkige omstandigheid iemand in de allernaaste omgeving te hebben die niet alleen óók gegrepen wordt door het raadsel van zo'n persoonlijkheid, maar daarnaast in staat is zijn duizenden brieven te lezen, dan mag je je gewonnen geven en de grenzen van je periode overschrijden: soms moet je je als mediëvist nu eenmaal ook met andere perioden in de geschiedenis van de westerse beschaving bezig houden.Ga naar eindnoot1. Marco Mostert |
|