Madoc. Jaargang 1993
(1993)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 160]
| |
● Kathleen Nieuwenhuisen
| |
● De decretalen-compilatiesMijn onderzoek richt zich op de afbeeldingen die voorkomen in het hierboven genoemde vierde boek van het Liber Extra en in de vierde boeken van nog twee andere decretalen-compilaties: het Liber Sextus van paus Bonifatius VIII (1298) en het Liber Septimus (ook wel de Clementinae genoemd) van paus Clemens V (1314). Deze drie decretalen-compilaties hebben alle dezelfde systematische indeling, die teruggaat op oudere decretalen-compilaties: iedere compilatie bestaat uit vijf dezelfde boeken, elk verdeeld in een aantal tituli, die op hun beurt in capitula zijn onderverdeeld. Het Liber Extra, het Liber Sextus en het Liber Septimus zijn tezamen met andere rechtsverzamelingen opge- | |
[pagina 161]
| |
nomen in het Corpus iuris canonici, de kerkelijke rechtsverzameling van de late Middeleeuwen. De afbeeldingen die onderzocht worden in de handschriften van voornoemde boeken komen meestal voor als miniaturen en gehistorieerde initialen aan het begin van de tekst van boek IV. Onderzoek naar miniaturen of gehistorieerde initialen in juridische bronnen vereist ook bestudering van de wetsteksten zelf. De afbeeldingen moeten namelijk binnen een bredere dan alleen een kunsthistorische context geplaatst worden. Dat betekent dat de inhoud van de verluchte tekst binnen een juridisch, historisch en theologisch kader onderzocht dient te worden en dat binnen die samenhang de afbeeldingen bestudeerd worden. Daarom moet eerst kennis worden verkregen van de ontstaansgeschiedenis en de opbouw van het Corpus iuris canonici uit verschillende decretalen-compilaties, het middeleeuwse kerkelijke huwelijksrecht en de middeleeuwse theologische opvattingen over het huwelijk. Tevens moeten de liturgische voorschriften betreffende de kerkelijke huwelijksceremoniën in de ordines matrimonii binnen het onderzoek betrokken worden. Pas dan kan de onderzoeker overgaan tot de inhoudelijke bestudering van de afbeeldingen binnen een verantwoorde context. In de elfde en twaalfde eeuw vond de vorming van het recht eerder plaats in de praktijk van de rechtspraak dan door de uitvaardiging van wetten. Binnen deze rechtspraak speelde de kerkelijke jurisdictie een speciale rol. Aan de kerkelijke jurisdictie-bevoegdheid waren onder andere allerlei geschillen van geestelijke aard onderworpen, zoals geschillen omtrent de sacramenten. Aangezien doop, eucharistie, biecht en sinds het einde van de twaalfde eeuw ook het huwelijk tot de sacramenten gerekend werden, was het bereik van de kerkelijke bevoegdheid verregaand: in feite was het gehele personen- en familierecht voorwerp van kerkelijke jurisdictie. De Kerk hield zich vooral vanaf de elfde eeuw intensief met het huwelijk bezig en ontwikkelde een uitgebreide theologische en kanonieke huwelijksdoctrine. Van het kerkelijke huwelijksrecht zijn vele gegevens voor ons bewaard gebleven in de veelal geïllustreerde handschriften van het vierde boek van verschillende decretalen-compilaties. Decretalen waren pauselijke beslissingen, die uitgezonden werden op verzoek van de handhavers van het recht om juridische vraagstukken te behandelen en uitsluitsel te geven over bepaalde kwesties. In principe had een decretale alleen beslissende en dwingende waarde voor de specifieke casus die aan de paus werd voorgelegd. Tegelijkertijd echter schiep deze beslissing een jurisprudentie-precedent: men kon aan een bepaalde decretale refereren wanneer er zich nieuwe, soortgelijke gevallen voordeden. De voor de rechtsscholen en universiteiten meest interessante decretalen werden verzameld in collecties, de zogenaamde decretalen-compilaties. Ten tijde van paus Gregorius IX bestonden er inmiddels meerdere compilaties die onderling verschilden, geen duidelijke onderlinge rechtsverhouding hadden en daarom het overzicht op en de praktische uitvoering van het kerkrecht bemoeilijkten. Vooral vanwege deze redenen gaf paus Gregorius IX in 1230 aan Raymundus de Peñaforte de opdracht om één afsluitende verzameling rechtsbronnen samen te stellen. Deze rechtsverzameling werd later het Liber Extra genoemd. Na de uitvaardiging van het Liber Extra stond de kerkelijke | |
[pagina 162]
| |
rechtsontwikkeling echter niet stil zodat, zoals we gezien hebben, ook onder latere pausen de behoefte bleef bestaan tot het uitvaardigen van nieuwe rechtsverzamelingen. De samensteller van een decretalen-collectie handelde dus in opdracht van de paus en maakte een keuze uit de massa uitgezonden decretalen. De pauselijke goedkeuring die aan de collectie gegeven werd, maakte er een exclusieve verzameling van: in principe konden alleen de pauselijke brieven die in de collectie waren opgenomen in het vervolg nog geciteerd worden in de rechtbanken en op de universiteiten en scholen. De pauselijke goedkeuring veranderde echter het karakter van een decretalen-compilatie niet: het bleef een exclusieve jurisprudentie-verzameling, maar kreeg het karakter van een wetboek. Het spreekt voor zich dat een verzameling die voor onderwijs geschikt geacht werd, grote invloed genoot. | |
● De afbeeldingenHierboven werd al gezegd dat een groot aantal van de pauselijke decretalen-compilaties van afbeeldingen werd voorzien. In de meeste gevallen komen de afbeeldingen voor in de vorm van miniaturen of gehistorieerde initialen aan het begin van ieder boek. De afbeeldingen die horen bij boek IV bestaan meestal uit een huwelijksvoltrekking die afgebeeld wordt door de dextrarum iunctio: een man en vrouw voegen de rechterhanden samen, al dan niet in aanwezigheid van een geestelijke. Daarnaast treft men ook wel andere huwelijksscènes aan, bijvoorbeeld de overdracht en zegening van de ring(en) en de zegening van het bruidspaar door een priester. De dextrarum iunctio vormde het essentiële motief waarmee een huwelijk of het voltrekken van een huwelijk in de Middeleeuwen werd afgebeeld. Dit motief treft men al aan in de Romeinse grafkunst op sarcofagen. De dextrarum iunctio verbeeldde in deze periode niet zozeer de huwelijksvoltrekking zelf als wel het verbond van het huwelijk en de trouw en eenheid van beide echtelieden. Omdat de christenen de dextrarum iunctio overnamen kwam dit gebaar in de Middeleeuwen terecht. Sinds de Oudheid vond namelijk een steeds grotere integratie plaats van het huwelijk binnen het christendom. Dit had als gevolg dat antieke en Germaanse gebruiken met betrekking tot het huwelijk werden overgenomen. Zo ziet men dat het gebaar van de dextrarum iunctio ook op een aantal vroeg-christelijke sarcofagen en in de vroeg-Byzantijnse kunst voorkomt. In de Middeleeuwen kreeg het gebaar van de dextrarum iunctio de betekenis van het huwelijk dat door wederzijdse en vrijwillige instemming van beide echtelieden voltrokken wordt. Door het samenvoegen van de rechterhanden wordt de wederzijdse overdracht van de echtelieden aan elkaar gesymboliseerd. In de Middeleeuwen treft men de meeste huwelijksvoorstellingen aan in juridische handschriften, zowel in handschriften van de Sachsenspiegel als in codificaties van het Romeinse en het kanonieke recht. In deze handschriften wordt niet alleen de dextrarum iunctio afgebeeld. Soms ook worden de specifieke juridische gevallen zelf weergegeven. Voor zover ik nu kan nagaan is hiervan in de vierde boeken van de pauselijke decretalen-compilaties weinig | |
[pagina 163]
| |
1. De overdracht van de ring. Huwelijksvoorstelling, afkomstig uit boek IV van het Liber Extra van paus Gregorius IX, midden dertiende eeuw.
sprake. Hier betreft het eerder afbeeldingen van een huwelijkssluiting in het algemeen, zonder referentie aan een specifieke casus. | |
● Huwelijksvoorstellingen en hun functieDe volgende twee huwelijksvoorstellingen illustreren beide de tekst van het vierde boek van het Liber Extra, maar zijn afkomstig uit verschillende handschriften en perioden. Afbeelding 1 is een opmerkelijk vroeg voorbeeld uit een geïllustreerd handschrift van de decretalen-compilatie van paus Gregorius IX.Ga naar eindnoot4. Het handschrift, dat zich in de Bodleian Library te Oxford bevindt, is van speciaal belang vanwege de scribent (Leonardus de Gropis van Modena) en de datum (1241) die in de geschreven tekst vermeld staan. Het is één van de vroegste exemplaren van een groot aantal verluchte kanonieke handschriften die speciaal in Bologna in de late dertiende en de veertiende eeuw vervaardigd zijn.Ga naar eindnoot5. De tekst en de glossen (kant- en aantekeningen in de marge) zijn van Italiaanse hand. Men ziet hoe een man de linkerpols van een vrouw vasthoudt, terwijl hij haar een ring aan een vinger van haar linkerhand wil schuiven. Aanwezigen, familieleden en/of getuigen, slaan de ceremonie gade. Beide echtelieden dragen een soort kroontje op het hoofd. Dit motief lijkt te duiden op Byzantijnse invloed. De kroon was het symbool van de maagdelijkheid bij de maagdenwijding en verbeeldde de maagdelijkheid van de Bruid van Christus. De overdracht van de ring vond waarschijnlijk haar oorsprong in de Romeinse verlovingsriten, welke later door de Germanen werden overgenomen. Aangezien in het Germaanse recht een nauwe band bestond tussen verloving en huwelijk, werd de ring in het huwelijksritueel zelf ingevoerd. Ten noorden van de Alpen was de verloving van grote betekenis. Dit bleek uit het feit dat men op de huwelijksdag de gebruiken ervan weer opnam, terwijl men ze op liet volgen door de eigenlijke huwelijksriten. Het logische gevolg was dat deze combinatie tot verwarring leidde en de ring uiteindelijk ook het symbool van het gesloten huwelijk kon worden. De trouwring werd het teken van wederzijdse liefde, het onderpand van de verbintenis van de harten van beide echtelieden. Dat hij aan de ringvinger gedragen | |
[pagina 164]
| |
2. Het samenvoegen van de rechterhanden. Huwelijksvoorstelling, afkomstig uit boek IV van het Liber Extra van paus Gregorius IX, ca. 1300.
wordt, vindt zijn verklaring in de gedachte dat uit die vinger een ader naar het hart zou lopen. Aan de linkerzijde troont een bisschop die zich met een zegenend gebaar tot het echtpaar richt. Deze persoon is herkenbaar als bisschop aan de staf in zijn linkerhand en de mijter op zijn hoofd. Het gaat hier niet om een realistische huwelijksafbeelding, maar om een ideale voorstelling van zaken: het echtpaar sluit een huwelijk in aanwezigheid van een clericus met priesterwijding, de volgens de Kerk enige geldige wijze voor het sluiten van een huwelijk. Er is hier geen sprake van een dextrarum iunctio, maar van een overdracht van de ring. Deze handeling vond tijdens de huwelijksceremonie in vele gevallen plaats nadat de rechterhanden waren samengevoegd en de wederzijdse instemming was uitgesproken. Afbeelding 2 is eveneens afkomstig uit het vierde boek van het Liber Extra, maar dateert uit een laat-dertiende-eeuws handschrift dat zich in het British Museum bevindt.Ga naar eindnoot6. Het is waarschijnlijk in Frankrijk geschreven en geïllustreerd. Men ziet hier een voorbeeld van de ‘ideale’ dextrarum iunctio: een getonsuurde priester voegt de beide rechterhanden van het bruidspaar samen. Hier is sprake van het moment waarop de wederzijdse overdracht wordt gerealiseerd: de priester heeft de rechterhanden van het bruidspaar genomen en heeft hen gevraagd om hun wederzijdse instemming met het huwelijk. De man maakt een spreekgebaar dat, naar we mogen aannemen, naar het uitspreken van zijn instemming verwijst. Zowel de wederzijdse overdracht als de overdracht van de ring waren onderdelen van de huwelijksceremonie, die zich buiten de kerk in het kerkportaal afspeelden. Hierna vond de priesterlijke inzegening van het huwelijk tijdens de huwelijksmis plaats in de kerk zelf. Men dient zich er echter wel van bewust te zijn dat het hier de verbeelding van een gedeelte van de ideale huwelijksceremonie betreft, zoals de Kerk die voorschreef en uitgevoerd wilde zien. Er werd namelijk ook buiten medeweten van de Kerk getrouwd, zonder deelname van een priester. In het geval van de hier besproken illustraties heeft men echter te doen met voorstellingen die de officieel voorgeschreven situatie verbeelden. Zoals reeds is gezegd bevinden beide huwelijksvoorstellingen zich aan het | |
[pagina 165]
| |
begin van het vierde boek. De tekst van dit boek begint met titulus I, welke luidt De sponsalibus et matrimoniis (Over verlovingen en huwelijken). De capitula die volgen op de eerste titulus refereren aan allerlei verschillende huwelijkszaken, waarvan men geen elementen of motieven in de voorstellingen terugvindt. De huwelijksvoorstellingen hebben eerder een thematische dan een narratieve functie: zij verwijzen op algemene wijze naar de inhoud van het vierde boek, namelijk dat in dit boek het huwelijksrecht behandeld wordt. De voorstellingen hadden ongetwijfeld een decoratieve functie. Daarnaast echter kunnen zij als een soort bladwijzer gediend hebben voor degenen die de boeken van het kerkelijke recht bestudeerden of hanteerden tijdens de rechtspraak. Het overgrote deel van de huwelijksvoorstellingen bevindt zich namelijk aan het begin van het vierde boek. In thematische zin bestaat er dus een relatie tussen de tekst en de voorstelling. Aan de hand van de voorstelling kon de gebruiker van het Liber Extra direct zien welk boek hij voor zich had liggen. De voorstellingen zijn echter geen letterlijke verbeelding van de tekst. Vanwege het beginstadium waarin mijn onderzoek zich bevindt, kunnen nog geen uitgebreide en verantwoorde conclusies worden getrokken over de exacte relatie tussen tekst en voorstellingen. Aan de hand van meerdere voorstellingen zal uiteindelijk moeten blijken in hoeverre de iconografische inhoud van de afbeeldingen in relatie staat met de tekst en in hoeverre de afbeeldingen zelf een bron van informatie vormen over de verschillende huwelijksgebruiken en onderdelen van de kerkelijke huwelijksceremonie. De twee afbeeldingen van dit artikel tonen wel aan dat in beide gevallen sprake is van de verbeelding van bepaalde onderdelen van de officiële kerkelijke huwelijksceremonie zoals die in middeleeuwse ritualen beschreven werd. Helaas blijken de vaak bijzondere en in sommige gevallen gedetailleerd beschreven decretalen, zoals de geciteerde tekst aan het begin van dit artikel, niet geïllustreerd. En of de afgebeelde bruidsparen verwijzen naar specifieke personen en of zij nog lang en gelukkig leefden, vermeldt het Liber Extra ook niet. |
|