Voor wie vloeiende en serene gregoriaanse gezangen gewend is, zal deze cd even schrikken zijn. De Cappella Nova zingt de antifonen, de psalmen en responsoriën nogal motorisch. In plaats van de soepele beweging die zangers van het gregoriaans in hun techniek meestal trachten na te streven, horen we hier alle noten even lang en luid neergezet. Voor tekstaccenten blijft daardoor niet veel ruimte.
Het is niet geheel duidelijk of dit het resultaat is van een vrije (of wellicht gebrek aan) interpretatie van het ensemble, of dat Tavener hiermee probeert terug te gaan naar een uitvoeringspraktijk van de negende-eeuwse Keltische rite. Dit laatste zou overigens zeer interessant zijn, daar er vrijwel niets bekend is over de Keltische liturgie in de vroege Middeleeuwen.
Ondanks de kleurverschillen die men in de uitvoering heeft aangebracht door vrouwen en mannen soms gemengd te laten zingen - hierdoor ontstaan overigens prachtige octaafparallellen - treedt er op den duur een zekere saaiheid op. Ook bezettingsvariaties in de antifoonherhalingen, zelfs begeleid met bel en harp kunnen niet voldoende dynamiek in het geheel brengen. Hoewel misschien niet geheel verantwoord waar het bezetting en begeleiding betreft, hoogtepunt van de cd vormt de hymne Aurora rutilat lucis ter ere van Columba. Hierin horen we het voltallige ensemble op haast extatische wijze zingen over ‘Columbe veneralibis (...) relinquens patriam caram yberniam, per Christe graciam venit britanniam’ (de eerbiedwaardige Columba (...) die zijn geliefde vaderland Ierland achterliet en door Christus' gratie naar Brittannië kwam).
Liefhebbers van het gregoriaans zullen deze cd waarschijnlijk met gemengde gevoelens beluisteren. Maar met alle vragen die deze uitvoering oproept, verdient de keuze om deze muziek tot klinken te brengen toch alle lof.
Anne Houk de Jong