recensie
Delta 1: De Middeleeuwen
D.E.H. de Boer, M.H. Boone en W.A.M. Hessing, Delta: Nederlands verleden in vogelvlucht. Dl. 1: De Middeleeuwen 300-1500. Leiden/Antwerpen, 1992. 305 p. Geïll. ISBN 90-6890-326-8. f 47,50.
Nederlands verleden in vogelvlucht is de titel van een driedelig boek over de geschiedenis van Nederland. Het spreekt vanzelf dat de auteurs van deel 1 zich niet tot het huidige Nederland konden beperken: tot in de zestiende eeuw waren de grenzen van dat Nederland absoluut niet voorspelbaar. De middeleeuwse geschiedenis van deze gewesten was geen voorgeschiedenis van Nederland in die zin dat die onvermijdelijk zou leiden tot wat later Nederland werd.
Het beschrijven van die voorgeschiedenis leidt er dan in de meeste gevallen toe dat er een brokkelig geheel ontstaat, waarin gewest na gewest wordt behandeld, zodanig dat de lezer het overzicht kwijtraakt en de indruk overhoudt dat het bij ons in de Middeleeuwen een grote warboel moet zijn geweest - en dat is dan voor een groot deel nog waar ook. Pas vanaf de late veertiende eeuw wordt dankzij het Bourgondische Huis de cohesie met horten en stoten wat groter. De auteurs van Delta 1 hebben natuurlijk niet geprobeerd dat ontbreken van politieke samenhang te verdoezelen. Die samenhang was er gewoon niet. Ze hebben de verschillende gewesten in elk van de drie onderdelen waarin het boek is ingedeeld, apart of in kleine clusters behandeld, waarbij ze de niet te voorziene grenzen van het latere Nederland regelmatig hebben overschreden en ook de Zuidelijke Nederlanden in hun relaas hebben betrokken.
De drie delen van het boek worden grofweg afgebakend door de jaartallen 900 en 1300. Deze chronologische grenzen zou men in een wijder kader, dat van de geschiedenis van Europa, misschien anders trekken, maar ze zijn gekozen na overweging van de karakteristieke trekken die de geschiedenis van dit deltagebied nu eenmaal heeft. En daarmee komen we tot de paradoxaal aandoende constatering dat de warboel van de middeleeuwse geschiedenis van de Nederlanden blijkbaar toch een eigen ontwikkeling kent, wat toch een zekere mate van eenheid of althans samenhang suggereert.
De auteurs zijn erin geslaagd die ‘eenheid’, die gemeenschappelijkheid, duidelijk te maken door de opzet van hun boek. Zij laten de staatkundige geschiedenis in elk deel voorafgaan door hoofdstukken over land, landschap, bewoners en klimaat, over de economie, over de bestuurlijke structuren, over godsdienst, kerk en devotie (veel meer dan louter institutioneel), en over de cultuur (literatuur, onderwijs, wetenschap èn materiële cultuur). Tenslotte volgen dan de hoofdstukken over de politiek, die ongeveer een derde van het boek beslaan. Dit gebeurt in elk van de drie delen op precies dezelfde wijze. De samenhang is dus vooral te vinden in de aan het staatkundige voorafgaande hoofdstukken, en dat maakt het boek waardevol.
Het boek is up to date, en dat wil wat zeggen, want er gebeurt heel wat op alle terreinen die behandeld worden. Gelukkig is er ook veel plaats ingeruimd