Madoc. Jaargang 1993
(1993)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
● Otto Vervaart
| |
[pagina 31]
| |
auteurs de werkelijkheid vertekent. Fransen wees er tot slot op dat te weinig teksten in goede edities beschikbaar zijn. Door verkeerde lezing van een tekst konden ook juristen op een dwaalspoor terechtkomen. De canonisten die Augustinus' opmerkingen over venatores, gladiatoren, lazen als kritiek op jagers, konden veel gaan schrijven over de vraag of clerici al dan niet mogen jagen, of het buiten de vastentijd is toegestaan, enzovoort (Augustine Thompson, University of Oregon, Eugene). De grote decretist Huguccio stelde hier gelukkig rond 1180 orde op zaken. Het tweede grote thema waren de concilies en hun rol in het kerkelijke recht. Van concilieteksten bestaan vaak wel moderne edities. Wilfried Hartmann (Regensburg), de Hauptreferent, besprak onder andere de vraag hoe de concilies zelf tegenover de canones van eerdere concilies stonden. In de tekstverzamelingen van Burchard, Ivo en Gratianus vormen de concilieteksten een minderheid. De vraag wat eigenlijk beslissend is voor de overlevering van een bepaalde canon, de uitspraak over een bepaalde oude rechtsvraag of onmiddellijke bruikbaarheid in de praktijk, is volgens Hartmann nog amper aan de orde geweest. Hoe kan men concilieteksten uit de negende eeuw verantwoord als bron voor de sociale geschiedenis hanteren, zo vroeg Franz Felten (Berlijn) zich af. Zijn onderzoek naar de positie van armen behandelt niet alleen de vraag wat deze teksten over armen zeggen, hun status en problemen, maar ook wat deze teksten over de deelnemers aan de concilies zeggen en hun perspectief op de werkelijkheid, de politieke en sociale situatie waarin zij handelden. De prelaten hadden om te beginnen steeds rekening te houden met de koningen en edelen. Pas dan kan de vraag komen wat het doel van de canones was. Het zou best kunnen blijken dat eigenbelang zwaarder woog dan ondersteuning van zwakkeren. Een derde thema is de verwetenschappelijking van het canonieke recht, een paraplu waaronder veel werd samengebracht. In zijn overzicht kon Antonio Padoa Schioppa (Milaan) slechts enige aspecten aanstippen. Hij ziet de canonisten, net als hun vakbroeders die het Romeinse recht bestudeerden als een textual community, een maatschappelijke laag rond een tekst of teksten. De Bijbel is hier het voorbeeld bij uitstek van een tekst rond welke zich mensen verzamelen. Methodes en genres ontwikkelden de canonisten naar het voorbeeld van de romanisten. Het ontstaan van nieuw recht middels decretalen onderscheidt het canonieke recht van het overige geleerde recht. Grote lijnen vallen hier nauwelijks te trekken. In de praktijk - è banale, ma vero -, hielpen immers de specifieke geschillen tussen partijen en de status van rechters - denk aan pauselijke legaten - net zo hard mee recht en rechtsinterpretatie te vormen. Een volgende groep lezingen was gewijd aan de tegenstellingen tussen en parallelle ontwikkelingen in het universele en particuliere recht. Voor de minderbroeders golden bijvoorbeeld strafbepalingen die bij andere orden en congregaties onbekend waren en bleven (Gert Melville, Münster). James Brundage (University of Kansas, Lawrence) kon daarentegen tonen hoe de advocateneed verrassend gelijk van vorm en inhoud bleef, tot op heden. Regionale ontwikkelingen stonden centraal in het overzicht van Richard Helmholz (Chicago). Ook hij beklemtoonde de noodzaak voor onderzoek naar | |
[pagina 32]
| |
Decretales van Paus Gregorius IX; 14e-eeuws handschrift uit Bologna. Bibliotheca Apostolica Vaticana, Cod. Pal. Lat. 792, f. 1r. Uit: Elmar Mittler (Hrsg.), Bibliotheca Palatina. Katalog zur Ausstellung vom 8. Juli bis 2. November 1986, Heiliggeistkirche Heidelberg. Bildband. Heidelberg, 1986 (Heidelberger Bibliotheksschriften 24), p. 32.
| |
[pagina 33]
| |
de praktische geldigheid en uitwerking van rechtsregels en rechtsboeken. Vooral voor de periode na 1250 zijn ook de archivalia hiervoor in relatief groten getale bewaard gebleven. Zijn onderzoek in Engelse bronnen leverde het resultaat op dat de gerechtshoven bijvoorbeeld bij de rechtsontwikkeling rond huwelijken en testamenten duidelijk streefden naar overeenstemming met de continentale praktijk. Nu eens ging de common law gelijk op met het canonieke recht, dan stond deze er weer lijnrecht tegenover, maar veel vaker bleken regels uit beide systemen wonderwel samen te kunnen gelden. De vermeende eigenheid van het Engelse recht kwam zo in zekere zin naar voren als een schepping van historici zelf. Letterlijk beeldend was de lezing van kunsthistorica Lucy Freeman Sandler (New York University). De Londense klerk James le Palmer schreef in de veertiende eeuw een rechtsencyclopedie, Omne bonum geheten, waarvan het enige bewaarde handschriftGa naar eindnoot2. met 650, vaak geheel oorspronkelijke afbeeldingen is geïllustreerd. Daarbij wisselt de verhouding tussen tekst en afbeelding: soms licht een afbeelding één enkele regel toe, soms toont de afbeelding een toepasselijk voorbeeld. Overigens toonde de Bayerische Staatsbibliothek speciaal voor het congres zestien canonistische handschriften, onder andere de oudste in Duitsland bewaarde Decretum-manuscripten, en de Summa van Steven van Doornik. Het canonieke recht ontstond niet in het luchtledige. ‘Kanonistik, Theologie und politische Theorie’ vormden het laatste hoofdthema. John van Engen (Notre Dame, Indiana) gaf in zijn overzichtslezing een vernieuwende blik op de wisselwerkingen tussen theologie en canoniek recht. De wijze van Bijbelbestudering en thema's van de theologie in de twaalfde eeuw speelden onverwacht sterk mee bij de opbloei van het canonieke recht. Deze fase bepaalde ook in hoge mate de latere verhoudingen tussen de twee disciplines en hun beoefenaren. Canonisten bonden zich met hart en ziel aan ieder geval op zich, terwijl theologen veel abstracter werkten. De casus, het afzonderlijke geschilpunt, domineerde de juridische genres. Van Engens lezing vormt volgens mij een mijlpaal, omdat het vaak te geïsoleerd bestudeerde canonieke recht hier ineens veel duidelijker in samenhang wordt gebracht met de intellectuele ontwikkelingen van de renaissance van de twaalfde eeuw. In deze sectie liet Georg Conklin (University of North Carolina, Greensboro) zien hoe Steven van Doornik het klooster Grandmont, dat in 1187 met opstandige conversi kampte, probeerde te hervormen en jammerlijk faalde omdat zijn kerkbeeld te rigide was. Pier Aimone (Fribourg (CH)) vulde een lacune in La naissance du purgatoire (Parijs, 1981) van Jacques Le Goff door na te gaan hoe de canonisten in de twaalfde eeuw over het hiernamaals dachten. Zij volgden de theologische meningsvorming op eerbiedige afstand. Daar de theologen pas laat tot overeenstemming kwamen, uitten de canonisten eind twaalfde eeuw nogal uiteenlopende opvattingen. Van invloed op de theologische begripsvorming rond, laat staan op de opkomst van het substantief purgatorium was geen sprake. Wellicht voor het laatst sprak op dit congres Stephan Kuttner, de grand old man van de moderne bestudering van het middeleeuwse canonieke recht, de | |
[pagina 34]
| |
tweehonderd deelnemers toe bij de opening en sluiting. Met zijn Repertorium der Kanonistik uit 1937, de oprichting van het Institute of Medieval Canon Law, de uitgave van het Bulletin of Medieval Canon Law - eerst in het tijdschrift Traditio, vanaf 1971 zelfstandig -, de catalogisering van handschriften in de Biblioteca Apostolica Vaticana en vele artikelen heeft hij dit wetenschapsterrein deze eeuw ingrijpend beïnvloed. De verplaatsing van het Institute vanuit Berkeley naar München, waar gastheer Peter Landau de leiding ervan krijgt, markeert de overgang naar een nieuwe periode voor de canonistiek. München zou geen Beierse stad zijn als er niet voor de nodige ontspannende en traditioneel bepaalde nevenactiviteiten zou zijn gezorgd die een congres veraangenamen. Uiterst origineel was de uitvoering door de Gruppe für Alte Musik München van een pas herontdekte cantus van Guillaume Dufay (ca. 1400-1474). Dufay zette het slot van de decretaal Iuvenis qui puellamGa naar eindnoot3. van paus Eugenius III (1145-1153) op muziek. Op de tekst van de decretaal liet hij een academische disputatie aansluiten. De tekst gaat over het volgende geval van vlees en bloed. Een jongeman trouwde eens een meisje dat nog niet zeven jaar oud was: ‘Ofschoon haar leeftijd er tegen was, misschien uit menselijke zwakheid, probeerde hij hetgeen hij niet kon voltooien.’Ga naar eindnoot4. Als hij nadien de nicht van moederszijde van dit meisje huwt, moet zij van hem scheiden. Stof te over voor discussie van decretaal en disputatie, maar ditmaal allereerst de aanleiding voor een welluidende muzikale zetting. Musicoloog Ernest Trumble (Norma, Oklahoma) en, wie anders, Stephan Kuttner, tekenden voor deze vondst, die opnieuw een harmonia discordantium bracht, als zo vaak sinds Gratianus en zijn Concordia discordantium canonum, zoals Gratianus' werk eigenlijk heet. Vol indrukken van lezingen, en gedachten aan vele gesprekken in en buiten het officiële gedeelte van het congres zijn de deelnemers weer uitgezwermd over de wereld. In 1996 vindt het tiende congres plaats in Syracuse, in de staat New York, waar Kenneth Pennington dan de moeilijke taak wacht dit congres te overtreffen, wat zeker qua omgeving haast onmogelijk lijkt. Tot het zover is, smeedt de recent opgerichte Society for Medieval Canon Law een nieuwe band - onder andere met nieuwsbrieven - tussen de vele juristen, historici en theologen die op het weerbarstige maar rijke gebied van het middeleeuwse kerkelijke recht werken. |
|