A la Ferrarese
A la Ferrarese; bassadanze, balli e canzoni; Alta capella en de citharedi van de Schola Cantorum Basiliensis. Deutsche Harmonia Mundi, 1991. 53:22 min. GD 77243. Cat. C. Ong. f 30, -.
De stad Ferrara (Noord-Italië) was in de vijftiende eeuw een van de belangrijkste centra waar de muziekcultuur tot grote bloei kwam. Vooral de instrumentale muziek heeft gedurende de regeerperiode van Borso d'Este (1450-1471) een enorme ontwikkeling doorgemaakt.
Pietrobono del Chitario, een van de beroemdste luitisten van zijn tijd, was van 1441 tot 1497 in dienst van de Estes. Mede door zijn inspanningen breidde het luitrepertoire zich uit. Bovendien werd de luit niet meer alleen als begeleidings-instrument beschouwd, maar trad het ook als solo-instrument meer en meer op de voorgrond.
De blazer Corrado de Alemania, zijn naam doet een Duitse afkomst vermoeden, werkte in diezelfde periode ook aan het hof. Hij was verantwoordelijk voor de zogenaamde alta capella, een kleine groep blazers die bij feesten en banketten de hofdansen begeleidden. De dans was voor de Este-familie een belangrijke vorm van cultuur en vermaak. Zij trokken de bekendste dansmeesters aan, zoals Domenico da Piacenza en zijn leerling Antonio Cornazano. Het is niet verwonderlijk dat aan het hof van Ferrara de instrumentale dansmuziek een enorme bloeiperiode doormaakte.
Op deze CD vindt men een keur aan canzoni, bassadanza en balli die in deze periode zijn ontstaan. Ze worden afwisselend uitgevoerd door tokkelaars en blazers.
De techniek van langgerekte grondakkoorden waarboven één stem zich virtuoos beweegt, is zowel in de uitvoering door vedel, harp en luit als in die van het blazersensemble duidelijk hoorbaar. Een prachtig voorbeeld daarvan is de Cançon de pifari dicto el Ferrarese, die wordt toegeschreven aan de dansmeester Cornazano.
Wellicht dat de luisteraar even moet wennen aan het nasale en niet altijd even fijnzinnige klankidioom van de pommers, schalmeien, zinken en trombones. Dat deze muziek uitermate geschikt is om mensen in beweging te zetten wordt duidelijk door de enorm ritmische en stuwende werking die van deze instrumenten uitgaat. Daarentegen doet het zoete virtuoze snarenspel van luit, vedel en harp niet onder in beweeglijkheid, maar schept een geheel andere sfeer. Dit wordt duidelijk geïllustreerd met de uitvoeringen van de bassadanza Collinetto (Cornazano) en de ballo Petit Vriens (anoniem). Beide composities worden elk in een versie door snaarinstrumenten, vervolgens in een met blaasinstrumenten gespeeld.
Beide ensembles van de Schola Cantorum Basiliensis, de citharedi en de alta capella, bestaan uit prima instrumentalisten: de tokkelaars Crawford Young, Randall Cook en Debra Gomez, Karlheinz Schickhaus en de blazers Randall Cook, Katharina Arfken en Lorenz Welker. Zij geven een kleurrijk beeld van de muziekcultuur aan het Ferrarese hof.
Anne Houk de Jong