Ars Nova
Philippe de Vitry. Motets and chansons. Sequentia. CD deutsche harmonia mundi, 1991. 67:55 min. RD 77095. Cat. A (ca. f 45, -).
Philippe de Vitry (1291-1361) behoorde tot een van de meest vooraanstaande intellectuelen van het veertiende-eeuwse Frankrijk. Hij bekleedde diverse belangrijke ambtelijke functies aan het Franse hof. Diplomatieke missies werden hem opgedragen, onder meer een bezoek aan de paus in Avignon. Kort hierna, in 1351, werd hij benoemd tot bisschop van Meaux. Een goed contact had De Vitry met de bekende muziektheoreticus Johannes de Muris, die voor een belangrijk deel heeft bijgedragen aan de latere roem van De Vitry. De Muris droeg zijn geschrift Opus quadripartitum numerorum op aan De Vitry als ‘enige persoon in de wereld, die meer achting verdient dan dit werk’. Achting en bekendheid genoot De Vitry zowel in politieke, diplomatieke en kerkelijke kringen als in de muziekwereld als componist en muziektheoreticus. Uit ca. 1320 stamt het tractaat Ars Nova, waarin De Vitry een aantal vernieuwende muzikale principes behandelt vooral op het gebied van de muzieknotatie. De titel van dit tractaat is tevens de naam geworden van de muzikale stijlperiode van 1320 tot 1380.
De Ars Nova, die zich grotendeels in Frankrijk afspeelde, betekende een stap voorwaarts binnen de ontwikkelingen in de muziekgeschiedenis. Omstreeks 1250 werden muzikale vormen ontwikkeld als de conductus, een één- tot driestemmige liedvorm op liturgische tekst, en het motet. In de dertiende eeuw was het motet een twee- of driestemmige vorm, gebaseerd op een bestaande, meestal gregoriaanse, melodie en gezongen in langzame notenwaarden door één van de stemmen, terwijl de andere stemmen een geheel andere tekst kregen. Hierdoor ontstond een samenklank van verschillende teksten, soms in verschillende talen. Kenmerkend voor de motetten van De Vitry is het zogenaamde isoperiodische of isoritmische motet, waarin alle stemmen bepaalde ritmische en melodische patronen volgen, de zogenaamde talea en color. Deze zeer gecompliceerde compositiestijl werd in die tijd uitsluitend toegepast binnen de kringen van de professionele (kerk-)musici. Van De Vitry zijn helaas slechts zestien composities bewaard gebleven. Deze stukken, alle motetten, zijn overgeleverd in twee handschriften: de Roman de Fauvel (ca. 1317) en het Savoyard-handschrift (eind veertiende eeuw). De meeste van deze motetten zijn op Latijnse teksten, in afwijking van de toen gebruikelijke combinatie van teksten in het Latijn en Frans. Naar de inhoud zijn het meestal staatsmotetten, dat wil zeggen motetten geschreven naar aanleiding van een belangrijke politieke of andere ceremoniële aangelegenheid, zoals bij voorbeeld van De Vitry het motet