Madoc. Jaargang 1992
(1992)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermdCodex Engelberg 314. Schola Cantorum Basiliensis o.l.v. Dominique Vellard. Deutsche Harmonia Mundi, 1991. 59:54 min. RD 77185 DDD. Cat. A. Ca. f 45,-.In de bibliotheek van het Zwitserse benedictijnenklooster Engelberg, gesticht in de vroege twaalfde eeuw, bevindt zich een verzameling handschriften met kerkelijke gezangen. Van deze verzameling, tegenwoordig aangeduid als de Codex 314, is bekend dat er omstreeks 1372 verschillende monniken aan hebben gewerkt. De codex bevat vooral gezangen gewijd aan verschillende feestdagen binnen het kerkelijk jaar. Daarnaast ook vele Marialiederen (waaronder Marie virginis fecundat viscera en O Maria, rubens rosa mater). Aangenomen wordt dat het hier de oudste bron betreft, waarin behalve Latijnse ook Duitstalige gezangen zijn overgeleverd. De aanwezigheid van deze gezangen laat zich eenvoudig verklaren door het feit dat Walter Mirer vanaf 1377 preken voor ‘het volk’ hield en derhalve in aanraking kwam met Latijnse gezangen in de volkstaal. Toen hij in 1398 abt van het klooster Engelberg werd, bleef hij zich hiermee bezighouden. Op de CD staan twee Duitse gezangen van zijn hand geregistreerd: Hertz vnd sinne muege dich en Vroet uch alle geloubige lute mit Schall. Een derde gezang - Lobt all zungen des eren riche gotte - is een vermoedelijk door de zogenaamde ‘monnik van Salzburg’ vertaald Pange lingua gloriosa. Wie deze monnik was is niet precies bekend. Er is wel gesteld dat Pilgrim II, die van 1365 tot 1396 aartsbisschop van Salzburg was, hierachter schuilging. Hoe dit ook zij, de monnik geldt als een van de belangrijkste Duitse liedcomponisten, wiens werk in meer dan honderd manuscripten is overgeleverd. De Schola Cantorum Basiliensis maakte een selectie uit zowel de één- als de meerstemmige gezangen welke in allerlei vormen in het handschrift voorko- | |
[pagina 55]
| |
men. Opmerkelijk zijn de composities waarbinnen verschillende teksten gelijktijdig klinken. Een voorbeeld daarvan levert het motet op Johannes de Doper O Johannes, doce nos. Daarin herhaalt de onderstem de tekst ‘O Johannes, doce nos’ meerdere malen, terwijl de bovenstem de veel langere strofe ‘Inter natos mulierum...’ zingt. Sommige gezangen zijn zodanig geconstrueerd dat er andere teksten zijn tussengevoegd, waarbij koor en solisten beurtelings zingen (Media vita en Alma redemptoris mater). In de lezing voor de kerkwijding Ad decus ecclesie kunnen verschillende stemmen worden beluisterd die elkaar afwisselen in een solistische voordracht, zodat er haast een scenische weergave van de betreffende tekst ontstaat. Deze wisselwerking tussen solisten onderling en met het koor wordt door de uitvoerenden (de solisten Dominique Vellard, Emmanuel Bonnardot en Gerd Türk en enkele koorleden van de Schola Cantorum Basiliensis) op heldere wijze overgebracht.
Anne Houk de Jong |
|