Madoc. Jaargang 1991
(1991)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 221]
| |
Utrecht tussen Kerk en Staat. Utrechtse Bijdragen tot de mediëvistiek (onder redaktie van R.E.V. Stuip en C. Vellekoop), deel 10. Hilversum (Verloren) 1991. 265 blz., geïll. ISBN 90-6550-241-6. Prijs: f 39,-Na een jaar boordevol publiciteit over het middeleeuwse Utrecht - naar aanleiding van de manifestatie ‘Utrecht Middeleeuwse Kerkenstad’ verschenen honderden berichten en artikelen in de lokale, regionale en landelijke pers - hield op 22 december 1988 jkvr. prof. dr. J.M. van Winter haar afscheidscollege als hoogleraar in de Geschiedenis van de Middeleeuwen aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Ongewild, maar zich er ongetwijfeld wel degelijk van bewust, werd professor Van Winter daarmee ook hekkesluiter van wat inmiddels de kronieken is ingegaan als de ‘UMK-manifestatie’. ‘Een kunstmatige hemel op aarde’, ‘In Utrecht was men goed op weg naar de hemel’, ‘Stad Utrecht was ooit voorportaal van de hemel’, ‘Utrecht is tijdelijk een hemel op aarde’: dergelijke krantekoppen naast de politieke opinie van Utrecht als centrum in de marge van de Randstad (uitgesproken door de Utrechtse Commissaris der Koningin ter opening van het Academisch jaar 1988-89), voerden tot Van Winters afscheidsrede Utrecht, centraal of marginaal.Ga naar eindnoot1. De uitgevers van deel 10 in de reeks Utrechtse Bijdragen tot de Mediëvistiek besloten dit geannoteerde afscheidscollege als eerste artikel op te nemen in Utrecht tussen Kerk en Staat, aldus het - hier nogal ongrijpbare - ‘Woord vooraf’, ‘omdat het een helder beeld geeft van Utrechts positie in middeleeuwse context’. Wat na Van Winters essay volgt, is de schriftelijke neerslag van tien colleges die in 1988 door samenwerkende mediëvisten van verschillende disciplines werden gegeven aan de Faculteit der Letteren te Utrecht. Het thema van de collegereeks (‘Utrecht, een hemel op aarde?’) werd zo gekozen dat het aansloot bij de manifestatie ‘Utrecht Middeleeuwse Kerkenstad’, waarmee de voltooiing van de restauratie van de grote Utrechtse kerken werd gevierd. De wetenschappelijke trits die dit in 1988 opleverde, bestond uit een universitaire bijdrage die de collegeserie behelsde alsmede het congres ‘Utrecht, kruispunt van de middeleeuwse kerk’, en de tentoonstelling ‘Utrecht een hemel op aarde’ in Rijksmuseum Het Catharijneconvent. De expositie werd, zoals overduidelijk uit de titel blijkt, georganiseerd in nauw contact met de Commissie Mediëvistiek Faculteit der Letteren - met dr. A.J.J. Mekking als trait-d'union.Ga naar eindnoot2 De als Utrecht tussen Kerk en Staat herdoopte college-artikelen sluiten voor een deel dan ook zeer nauw aan bij de congresbundel en | |
[pagina 222]
| |
de catalogus. Daarentegen geeft de bundel ook een breder kader en meer uiteenlopende aspecten, hetgeen in het andere verband niet mogelijk of minder relevant was. Het is zinloos hier een samenvatting te presenteren van de bijdragen in de bundel, de samenstellers Stuip en Vellekoop zagen dat traditiegetrouw in dit tiende deel van de Utrechtse Bijdragen tot de Mediëvistiek wederom als hun taak (p. 9-14). Aldus schetsten zij de samenhang tussen de artikelen die weliswaar alle rond het als titel gepresenteerde onderwerp cirkelen, maar die tevens zeer verschillend zijn van diepgang, benadering en discipline, omvang, betoogtrant en leesbaarheid. Voor de studenten die indertijd de collegecyclus volgden, moet de diversiteit van docenten, met elk zijn eigen stijl, eigen vak en eigen wetenschapsopvatting, een ernstig probleem hebben gevormd bij het bestuderen van al het gebodene. De één grijpt de gelegenheid aan tot presentatie van nieuw onderzoek, nieuwe hypotheses en interpretaties, de ander ziet het als meer gepast in het kader van zijn didactische taak - en daar is dit boek in de eerste plaats toch de neerslag van - een verantwoord ‘college’ te bieden, eerder samenvattend dan vernieuwend, niet te specialistisch en zeker niet speculatief. Waar we uit didactisch oogpunt gezien het verst mee komen, is een gecompliceerd discussiepunt dat bij alle interdisciplinair onderwijsaanbod sterk speelt. Voor de in druk verschenen cyclus Utrecht tussen Kerk en Staat leidt de grote diversiteit van de bijdragen rond het centrale thema tot een, naar mijn mening zeker positief, beeld van hoezeer universitair onderwijs en onderzoek onderling kunnen verschillen: van bijna populair wetenschappelijk tot hoog gespecialiseerd, en van een feitelijke materiaalpresentatie tot ver voerende interpretaties. En ondertussen worden we geïnformeerd over het middeleeuwse Utrecht en de onontwarbare verwevenheid van kerk en wereld in de besproken periode: Willibrord en Bonifatius kerstenen, de wereldpolitiek en discussies op keizerlijk niveau hebben een uitstraling die verder reikt dan het aan de hemelse stad gespiegelde Utrecht waarop vooral kerkelijke dienaars hun stempel drukten met hun kerkgebouwen, hun liturgie en hun zorg om het eigen en andermans zieleheil maar ook om grond- en goederenbezit. Dr. R. Stuip en Dr. C. Vellekoop zijn met ‘hun’ reeks Utrechtse Bijdragen, die zij van den beginne af verzorgden, getuige dit tiende deel (verschenen 1991, niet meer bij HES in Utrecht maar bij Verloren in Hilversum), meer volhardend gebleken dan de uitgever en vele van de universitaire medewerkers die in de loop van de collegereeksen sinds deel 1 (1983, colleges uit 1979-1980) de mediëvistische Utrechtse revue passeerden. Dankzij hun inspanningen is de reeks constant van karakter en kwaliteit; kleine wijzigingen hebben bijna onmerkbaar telkens geleid tot hogere perfectie en fraaiere boeken. De volgende stap zou nu eens | |
[pagina 223]
| |
moeten zijn om af te zien van de - kennelijk nogal principiële (?)Ga naar eindnoot3 - ‘Lijst van afbeeldingen’ achter in de boeken en de bijbehorende, hoogst irritante verwijzingen onder de illustraties in de vorm van ‘afb. 1’, ‘afb. 2’, ‘afb. 3’ etcetera. De informatieve waarde van de afbeeldingen, hun essentiële plaats in het betreffende betoog, wordt blijkbaar nog niet onderkend.
Jos Koldeweij |
|