Madoc. Jaargang 1991
(1991)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 106]
| |
De eerste kruisvaarders achterna: de reconstructie van een reis
| |
[pagina 107]
| |
legendarische trekjes: Godfried van Bouillon, een van de leiders van de Eerste Kruistocht (1096-1099). Als doel stelde hij zich na te gaan wie Godfried van Bouillon was, waarom deze edelman zich, gaande de Eerste Kruistocht, kon ontpoppen als de leider van een tienduizendkoppige menigte Europeanen van allerlei rangen en standen, en tenslotte hoe hij, door zijn dood in Jeruzalem, uitgroeide tot de perfecte belichaming van de ideale kruisvaarder. Waarop baseert Severin zijn historische reconstructie van de tocht, en dus ook zijn verhaal? Afgezien van enige standaardwerken als Jonathan Riley-Smiths The First Crusade and the idea of Crusade (Londen, 1986) en, natuurlijk, het eerste deel van Sir Steven Runcimans monumentale History of the Crusades, dat immers geheel aan de Eerste Kruistocht is gewijd, heeft Severin, in Engelse vertaling, de geschriften van vijf ooggetuigen’ geraadpleegd. Daaronder treffen we onder andere Anna Comnena's biografie van haar vader, de Byzantijnse keizer Alexius, waarin zij over de kruisvaarders slechts weinig lovends weet te melden; daarnaast ook Fulco van Chartres' Historia Hierosolymitana, en de anonieme Gesta Francorum. Ook gebruikte hij de excerpten van deze en andere bronnen, gebundeld in A.C. Krey's The First Crusade. The Accounts of Eyewitnesses and Participants (Londen, 1921). Pierre Aube's biografie van Godfried behoorde natuurlijk ook tot Severins baggage.Ga naar eindnoot3. Wanneer Severin zijn eigen preparaties anno 1987 schetst, vergelijkt hij deze met de voorbereidingen die in 1096 en 1097 nodig waren; ook al zou men, als historicus, verlangen naar een meer systematische benadering, toch moet worden vastgesteld dat dit hoofdstuk zeker tot de meer succesvolle van het boek hoort. Severin legt uit welke verschillen er bestonden tussen de vaak langdurige, uiterst complexe maatregelen die leiders als Godfried moesten treffen - men denke aan het regelen van de administratie van de dikwijls omvangrijke goederencomplexen, aan voogdijregelingen van onmondige erfgenamen, aan testamentaire beschikkingen - en de voor onze begrippen soms onbegrijpelijk spontane participatie van talloze boeren en landlozen. Hier, en op nogal wat andere plaatsen, wreekt zich overigens wel een euvel dat ook aan eerdere werken van Severin kleeft, maar dat overigens inherent lijkt aan het genre van de historische reis-reconstructie: de sterke neiging voortdurend parallellen tussen heden en verleden te zoeken en, dus, te vinden. Severin gaat natuurlijk ook in op de motieven die tot de Eerste Kruistocht leidden, waarbij hij de literatuur ter zake evenwichtig samenvat: religieuze bezieling en religieus fanatisme, zucht naar avontuur, behoefte aan een uitlaatklep voor militaire energie, en de realisering van de dromen van macht en rijkdom van jongere zoons die zonder perspectief op land of andere rijkdom toch een adellijk leven wilden verwezenlijken. Daarnaast geeft Severin goed aan wat de machtspolitieke en propagandistisch- | |
[pagina 108]
| |
ideologische motieven van de Europese vorsten en hoge edelen waren en welke kerkpolitieke overwegingen de paus bezielden. Op basis van zijn lectuur kan Severin een boeiende schets geven van de achtergronden van Godfried als lid van een geslacht dat tot Europa's hoogste adel behoorde; we realiseren ons dan dat naties en staten toen veel minder telden dan ‘grensoverschrijdende’ familiebanden en allianties, die bij de mobilisering van individuen en groepen voor een onderneming als de Eerste Kruistocht een essentiële rol speelden, en er een waarlijk Europees fenomeen van maakten. Tevens maakt Severin duidelijk dat de weg die de kruisvaarders kozen, hoe gevaarvol ook, bepaald geen onbekende was. Integendeel, het ging om een al eeuwenlang door talloze pelgrims gelopen en gereden route, waarvan zeer betrouwbare kaarten bestonden - die Severin natuurlijk ook gebruikt. Voor een deel bestond de route zelfs uit een Romeinse heirbaan. De weg immers liep langs de Rijn, langs de limes van het Romeinse imperium dus, tot aan de waterscheiding met de Donau, vandaar door de Hongaarse vlakte de Morava, om door de bergen van de Balkan Bulgarije en tenslotte Constantinopel te bereiken. Tijdgenoten duidden haar eenvoudig aan als ‘de Weg’. Voor het feitelijke vertrek ging Severin vanuit zijn woonplaats in Ierland, via Engeland, naar België en Frankrijk, naar de Ardennen, om daar, in de streek waar Godfried zijn machtsbasis had, het paard te zoeken dat hem naar het Heilige Land moest voeren. Het moest een paard zijn dat zoveel mogelijk de rijdieren van de kruisvaarders nabij kwam. Alleen al het verslag van het zoeken van een dergelijk dier, en de training van de uiteindelijk gevonden viervoeter resulteert in boeiende hoofdstukken, die en passant licht werpen op allerlei aspecten van de organisatie van de Eerste Kruistocht. Het zogenoemde ‘Ardenner paarderas’ leverde en levert al eeuwenlang exemplaren die qua omvang en gewicht de vergelijking met een kleine tank kunnen doorstaan - en die functie hadden zij dan ook voor de kruisridders, die juist dank zij hun zware cavallerie soms een overwicht op Turken en Arabieren wisten te realiseren. De eigenlijke reis begint, natuurlijk, in Bouillon, en gaat vervolgens door Duitsland, Oostenrijk, Hongarije, Joegoslavië, Bulgarije, Turkije, Syrië en Jordanië naar Israël, naar Jeruzalem. Op gezette tijden voegt zich, zo kan men tussen de regels door lezen, een cameraploeg van het televisieteam van Mediac International bij Severin en zijn reisgenote, een omstandigheid die natuurlijk invloed gehad moet hebben, en wel op de presentatie van de reis juist via de meer saillante en schilderachtige episodes, en dus ook op de opzet van het boek. Door Schwaben en Beieren volgen wij Severin, zonder dat veel historische informatie wordt geboden; wel wijst Severin op de gruwelijke jodenvervolgingen die in het kader van de kruistochtijver juist in deze regio | |
[pagina 109]
| |
Overzichtskaartje waarop Godfrieds reis is aangegeven. Uit: Crusader (binnenzijde omslag).
uitbarstten. Via het Burgenland belanden we in Hongarije, waar de episode van Godfrieds contacten met de Hongaarse koning aandacht krijgt. Het verblijf in Joegoslavië, hoe boeiend beschreven ook, verleidt Severin niet tot diepgaande historische bespiegelingen. De contacten die de kruisvaarders in Bulgarije legden met de locale bevolking, brengen hem tot een uitspraak (p. 150) als zou in de elfde eeuw in het leven van de Bulgaarse christenen van de Byzantijnse ritus het geloof een veel sterkere rol gespeeld hebben dan in het christelijke Westen; deze idee lijkt toch niet te rijmen met het feit dat de Europeanen de kruistochten ondernamen. Ook een opmerking als zouden de Byzantijnse kloosters buiten de wereld, buiten de politiek gestaan hebben, wekt enige verbazing, daar wij weten dat nu juist de kerk, ook via de kloosterlobby wel degelijk meespeelde in het machtsspel dat zich ten hove voltrok. Toch weet Severin boeiend en deskundig te vertellen over de cultuurschok die het contact tussen de Europese horde en het hof te Constantinopel betekende; Anna Comnena's ‘hagiografie’ van haar vader komt hem daarbij wel te pas. Spannend wordt het verhaal zeker als Severin bij Iznik arriveert, het oude Nicea, waar in augustus 1096 de Boerenkruistocht, die aan Godfrieds | |
[pagina 110]
| |
legertros vooruit getrokken was, een bloedig einde vond, door de Turkse Seldsjoeken in de pan gehakt. Met de bronnen in de hand reconstrueert Severin vaardig deze episode en het erop volgende beleg van de stad door Godfried. Doch als hij dan constateert dat juist dit het moment was waarop Godfrieds reputatie als leidsman zich begon te ontwikkelen, blijft het bij een enkele mededeling. Dan wordt het winter 1988 - een winter die Severin en zijn reisgezellin in Engeland en Ierland doorbrengen. Pas in mei 1989 vervolgen zij hun reis, door centraal Anatolië en Oost-Turkije. Uiteindelijk bereiken zij Antakya, het vroegere Antiochië. Het langdurige, dramatische beleg waaraan de kruisvaarders de stad onderwierpen omdat ze deze vesting essentieel achtten om hun weg te beveiligen, werd tot een waar trauma; vele kruisvaarders raakten door fysieke uitputting ook hun spirituele krachten kwijt. Het was ook de gebeurtenis die aan de bron ligt van een aantal van de meest eclatante kruisvaardersverhalen, die Severin dan ook uitgebreid benut voor een kleurrijke reconstructie. Doch wanneer hij dan vaststelt dat juist hier, in de vroege zomer van 1098, Godfrieds faam zich definitief vestigde, en het daarbij vervolgens laat, dan vraagt de lezer zich toch even af of deze hele reisreconstructie nu nodig was om ter plekke tot een dergelijke magere en onbevredigende lezing van de kronieken te komen. Het verhaal van de inname der stad door de kruisridders, en het daaropvolgende beleg dat zij op hun beurt van de zijde van de Turken moesten doorstaan, wordt met verve verteld. De episode van de ontdekking van de Heilige Lans, die de bezetters van de benarde veste zoveel moed gaf, analyseert Severin bekwaam vanuit de bronnen, met aandacht ook voor de al in die tijd gehoorde sceptische geluiden (p. 277, 303). De reis voert hem vervolgens door Syrië, waar de kruisridders veel van hun herwonnen elan verloren, mede omdat de problemen van de toekomst zich al openbaarden: de machtsstrijd tussen de leiders om de afbakening van territoriale invloedssferen, en hun opstelling tegenover het volk, dat slechts naar de Heilige Stad wilde. Met Severin bereiken we dan Jeruzalem, en daarmee het voor mij althans meest onbevredigende deel van het boek. Zeker, de lezer hoort van het beleg en van het bloedbad dat de kruisvaarders na de inname aanrichtten. Ook wordt hij in kennis gesteld van de keuze die, na zoveel ruzie, Godfried tot eerste vorst van Jeruzalem maakte. Doch een analyse van de redenen waarom dit gebeurde, geeft Severin ternauwernood. En daarmee loopt zijn boek ten einde; zelfs een epiloog over de latere ontwikkeling van het Godfried-beeld ontbreekt. Wat rest is slechts een gevoel van een wat matte teleurstelling. Diegenen die een studie van de bronnen gemaakt hebben, zullen uit Severins werk weinig nieuws leren. Wie de relevante, zowel de oudere als de recente literatuur gelezen heeft, zal zien dat de keuzes die Severin | |
[pagina 111]
| |
maakt natuurlijk minstens ten dele in dienst staan van het boeiende betoog, van de romantische reis die hij toch ook wil beschrijven. Maar doet een historicus wezenlijk anders? Zeker op een aantal belangrijke punten geeft hij globaal aan wat de verschillende interpretaties zijn die bronnen en literatuur toelaten, ook al poogt hij de reputatie van zijn ‘held’ daarbij hoog te houden. Maar alweer: welke historisch biograaf bezwijkt niet voor diezelfde bekoring? De vraag die voor Severin naar eigen zeggen centraal stond en waarop hij door het maken van deze tocht wilde pogen meer licht te werpen, namelijk waarom, al reizende, Godfried kon uitgroeien tot de leider bij uitstek van de Eerste Kruistocht, die vraag wordt niet echt beantwoord. Ietwat malicieus zou men kunnen opperen dat deze probleemstelling wellicht nooit meer was dan een slim bedacht argument ad captandam, bedoeld om zelfs een academisch publiek te bereiken. Doch ook al is de vraag voor Severin volstrekt reëel geweest, dan moet men toch sterk betwijfelen of een dergelijke reisreconstructie nu bij uitstek het juiste instrument kan heten om op zulk een vraag een adequaat antwoord te formuleren. De thematiek die in Severins eerdere studies centraal stond, te weten door een zo getrouw mogelijke reconstructie te ‘bewijzen’ dat de mythische reizen die hem toen als voorbeeld en uitdaging dienden daadwerkelijk gemaakt zouden kunnen zijn, die thematiek was in dit kader natuurlijk inhoudsloos. De kruistochten hebben zich nu eenmaal afgespeeld en wij weten zelfs vrij veel van de omstandigheden waaronder dat geschiedde. Toch ligt, voor mij althans, juist in dat praktische bereik van de reisreconstructie de waarde van dit boek; het is een waarde met een eigen bestaansrecht naast een strikt wetenschappelijke benadering als, bij voorbeeld, in de studie van Powell, overigens over een veel latere kruistocht.Ga naar eindnoot4. Een van de onbetwistbare verdiensten van Severins werk is immers dat het de lezer, niet het minst ook de academisch-historische lezer, op een zeer inleefbare wijze confronteert met de enorme praktische moeilijkheden die een onderneming als de Eerste Kruistocht voor het merendeel van de deelnemers moet hebben betekend. Doordat we ons als lezer wellicht toch gemakkelijker kunnen identificeren met een kordaat reiziger uit de jaren tachtig van de twintigste eeuw dan met de in bronnennevelen gehulde kruisvaarders, wordt des te meer voelbaar hoe groot nu juist de logistieke problemen, de fysieke ontberingen van toen geweest moeten zijn. Dat de ‘mentale wereld’ van ‘de kruisvaarder’ veel minder duidelijk wordt, kan Severin niet verweten worden. Een reconstructie daarvan zou toch een andere aanpak, een ander boek vergen, en wellicht ook een andere schrijver, en dan toch, laat ons eerlijk zijn, ook dan nog zeker niet iedereen volledig kunnen overtuigen. Tenslotte: waar Crusader als reisverhaal bepaald voldoet aan alle eisen | |
[pagina 112]
| |
die het genre gemeenlijk stelt, door een juiste dosering van helder beschreven praktische problemen, spannende episodes, gevoelige landschap-sevocaties, lokale kleur, emotionele momenten en historische informatie, is Severins werk toch geen geringe prestatie, die de moeite van het leunstoellezen veelal zeer wel loont. |
|