Madoc. Jaargang 1991
(1991)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 93]
| |
Een Heilig Kruis-reliek in Umbrië?
| |
[pagina 94]
| |
Afb. 1 Aanzicht vanuit het zuidwesten (Foto: coll. auteur).
toegangsportalen. Onder de hal, en toegankelijk door middel van een deur in het hoge podium onder het tempelfront, treft men een kleine, T-vormige ruimte aan, met resten van fresco's op, en sporen van een bron of waterloop in, de oostelijke wand. Door de toegangsportalen is de plattegrond van de ‘Tempietto’ kruisvormig. Het gebouw is rijk voorzien van decoratie, maar veel daarvan vertoont sporen van hergebruik en bestaat uit opnieuw toegepast Romeins materiaal (spolia). De oostelijke wand van de cella en de absis zijn beschilderd met fresco's: in de absiskalot* Christus als Pantokrator, met daaronder Petrus en Paulus aan weerszijden van een nis in de wand. Om de absis zijn palmbomen en engelen afgebeeld. De absis heeft een stenen omlijsting in de vorm van een hoofdgestel met ingeschreven halve cirkel; ook deze omlijsting bestaat uit spolia. Het fries van de westgevel toont een inscriptie: ‘+ SCS DEUS ANGELORUM QUI FECIT RESURECTIONEM +’. | |
Stand van het onderzoekDe afgelopen honderd jaar zijn er zeker twaalf studies en artikelen verschenen met als onderwerp of deelonderwerp de ‘Tempietto sul Clitunno’. De datering oscilleerde tussen eind vierde eeuw en ergens in de twaalfde eeuw, en lijkt na het laatste artikel van J.J. Emerick een begrenzing te hebben gekregen tussen ongeveer 650 en 750. Het laatst verschenen overzichtsartikel met de ‘stand van het onderzoek’ en bibliografische gegevens is verschenen in een publikatie ter gelegenheid van de restauratie van de fresco's, en heeft buiten Italië geen grote verspreiding gevonden; daarom volgt hier een korte samenvatting.Ga naar eindnoot1. Vanaf 1871 verschenen er met enige regelmaat artikelen, waarin de | |
[pagina 95]
| |
‘Tempietto’ als vroeg-christelijk, dan weer als romaans werd getypeerd. Een belangrijk artikel dateert uit 1943, van de hand van F.W. Deichmann, die zowel de ‘Tempietto’ als de eraan verwante S. Salvatore te Spoleto tussen 774 en 815 plaatst.Ga naar eindnoot2. De toepassing van klassieke omamenten, de bijzondere verhouding van de kerkruimte van de S. Salvatore en het materiaalgebruik bij beide gebouwen is volgens hem slechts mogelijk na beïnvloeding door de ‘Karolingische renaissance’. De begrenzing van de datering wordt voor hem enerzijds bepaald door het jaar waarin Karel de Grote een hem loyale Longobardische hertog van Spoleto aanstelt (774), anderzijds door het jaar waarin voor het eerst melding wordt gemaakt van de S. Salvatore (815). Deichmann reconstrueert de oudste fase van de ‘Tempietto’ als een grafkapel naar Romeins voorbeeld, met dichte zijportalen en zònder buitentrappen, en ziet er het mausoleum van de hertogen van Spoleto in, de enige belangrijke heren ter plaatse die als opdrachtgever voor een dergelijk gebouw in aanmerking komen. M. Salmi, in zijn monografie over de S. Salvatore, constateert enige onderlinge verschillen, maar dateert de ‘Tempietto sul Clitunno’ zo'n eeuw na de S. Salvatore, ergens in de vijfde eeuw.Ga naar eindnoot3. Zijn versie van de reconstructie benadrukt de klassieke onderdelen en proporties van het gebouw, terwijl hij rekening houdt met een waterafvoer of -bassin vóór het podium. E. Jastrzebowska komt tot de conclusie dat het een mausoleum betreft; op de eerste plaats door de overeenkomst met grafgebouwen in Noord-Syr-Eë, en op de tweede plaats door de overeenkomst van de cellabeschildering met de schilderingen van een grafkamer van de vroeg-christelijke begraafplaats bij Pécs (Zuid-Hongarije).Ga naar eindnoot4. Zij dateert de ‘Tempietto’ in de zesde eeuw. J.J. Emerick tenslotte, die in een samenvatting van zijn nog te verschijnen monografie de belangrijkste conclusies publiceerde, doet geen uitspraak over een mogelijke oorspronkelijke functie, maar dateert het gebouw, door middel van bouwhistorisch onderzoek en stilistische vergelijking en C-14-datering van de fresco's, tussen ongeveer 650 en 750.Ga naar eindnoot5.
De oorspronkelijke vorm van de ‘Tempietto’ is in veel studies onderwerp van discussie. De nu aanwezige resten en bouwsporen zijn op verschillende manieren geïnterpreteerd; dit geldt in het bijzonder voor de zijportalen en -trappen. Er bestaan drie zestiende-eeuwse tekeningen, waarop het gebouw of onderdelen daarvan staan afgebeeld. Deze zijn echter nogal onnauwkeurig, en niet geschikt om als basis te dienen voor een reconstructie van de oorspronkelijke aanleg. Dit geldt ook voor een beschrijving van het gebouw, opgenomen in het vierde deel van de Quatro Libri dell'Architettura van Andrea Palladio.Ga naar eindnoot6. Ondanks de vele afwijkingen van de werkelijke toestand hebben | |
[pagina 96]
| |
Palladio's tekeningen het klassieke beeld van de ‘Tempietto’ eeuwenlang bepaald. Tot en met de negentiende eeuw was het slechts Goethe, aan wie het samengestelde karakter van de bouwonderdelen opviel: ‘San Crocefisso, eine wunderliche Kapelle am Wege, halte ich nicht für den Rest eines Tempels, der am Orte stand, sondern man hat Säulen, Pfeiler, Gebälke gefunden und zusammengeflickt, nicht dumm, aber toll. Beschreiben lässt sich's gar nicht, es ist wohl irgendwo in Kupfer gestochen.’Ga naar eindnoot7. De reconstructie van Emerick lijkt mij overtuigend en het meest in overeenstemming met de schaarse bouwhistorische bevindingen. Wat betreft de functie kan deze reconstructie in eerste instantie geen nieuwe inzichten verschaffen; de kruisvormige aanleg komt door de drie min of meer gelijke tempelaanzichten echter wel in veel sterkere mate dan nu het geval is tot uitdrukking. Niet voor het eerst moet hier worden gewezen op de overeenkomst in de oplossing van de toegangspartij met S. María de Naranco, de koningshal (?) van het Asturische koninkrijk(je) Oviedo.Ga naar eindnoot8. | |
De cellaDe mogelijkheden tot vergelijking van de fresco's in de cella zijn beperkt door gebrek aan materiaal; bovendien geldt voor vele fresco's en ikonen in mindere mate de mozaïeken - uit de vroege Middeleeuwen dat de datering allerminst vastligt, soms tot eeuwen uiteenloopt. In vergelijking met enkele in Rome aanwezige ikonen valt wel steeds weer de bijzondere kwaliteit van de fresco's in de ‘Tempietto’ op, die het dichtst bij die van enkele fresco's in de S. Maria Antiqua te Rome in de buurt komt. Ook het vóórkomen en de ikoon-achtige opzet van de Petrus- en Paulus-figuren in de absis is al eens in verband gebracht met Rome.Ga naar eindnoot9. Bij bestudering van het programma van de wand lijkt het of er een element ontbreekt. De drie belangrijke figuren van de voorstelling, Christus en de twee apostelen, zijn geplaatst rond een centraal punt. Dit centrum wordt gevormd door de lege nis in de absiswand, die ook weer met de steeds terugkerende zuilen en het fronton* is omlijst. De enige verklaring die deze dispositie rechtvaardigt, waarbij noch de apostelen, noch Christus zelf het liturgisch-hiërarchische middelpunt vormen, is dat in de lege nis een belangrijke reliek bewaard werd. Over een reliek, die een verklaring zou kunnen zijn voor vele aspecten van het gebouw, is echter niets bekend. De vanwege het schema van de decoratie meest voor de hand liggende mogelijkheid is de aanwezigheid van een H. Kruisreliek. Afbeeldingen van het kruis, geflankeerd door twee engelen of apostelen, en met een Christusfiguur of -kop erboven komen veelvuldig voor in de vroege Middeleeuwen. Bekende voorbeelden daarvan zijn de uit het Heilige Land afkomstige ampullen in de kloosterschatten van Bobbio en Monza, oorspronkelijk gevuld met olie die in contact was geweest met hout van het H. Kruis.Ga naar eindnoot10. Andere voor vergelijking in aanmerking komende voorstellingen zijn de | |
[pagina 97]
| |
reliëfs op de uit Grado afkomstige Sedia, nu in de domschat van de San Marco in Venetië, en onlangs in Amsterdam te bewonderen. Op het schijfvormige bovenste deel van de leuning is aan beide zijden het door een apostelpaar geflankeerde kruis afgebeeld. De opening in de achterzijde van de zetel bevatte mogelijk een reliek van het H. Kruis.Ga naar eindnoot11. De andere voorstellingen op deze zesde-eeuwse ‘catedra-reliquiario’ bevatten duidelijke verwijzingen naar het Hemels Paradijs: een arbor vitae, aan de voet waarvan de vier paradijsstromen ontspringen, met het Lam Gods - de vroeg-christelijke uitbeelding van de kruisiging, waarbij het lam de gekruisigde, en de Boom des Levens het kruishout symboliseert -, en palmbomen.Ga naar eindnoot12. Ook in de cella van de ‘Tempietto’ zijn palmbomen aanwezig, aan weerszijden van de absis. De vier paradijsstromen lijken te ontbreken, tenzij men de in de onderruimte ontspringende bron als een letterlijk beeld hiervan beschouwt. De theologisch-liturgische overeenkomst tussen het kruis en het water zou ook verband kunnen houden met een functie als doopkapel.Ga naar eindnoot13. De aanwezigheid van een H. Kruisreliek verklaart de afbeeldingen op de tympanen, waar het kruis geflankeerd wordt door druivetrossen en passiebloemen.Ga naar eindnoot14. Tenslotte zou ook de kruisvorm van de plattegrond hiermee in verband kunnen staan.Ga naar eindnoot15. Een reliek van het H. Kruis is tussen 650 en 750 nog tamelijk zeldzaam, en het bezit ervan over het algemeen voorbehouden aan hooggeplaatste personen en belangrijke kerk- en kloosterstichtingen. Ook dit zou een aanwijzing kunnen zijn voor een relatie van de opdrachtgever van de ‘Tempietto’ met Rome, de eerst in aanmerking komende plaats voor de herkomst van een H. Kruisreliek.Ga naar eindnoot16. | |
Reconstructie van de omgevingGeen van de moderne auteurs besteedt aandacht aan de exacte ligging en de omgeving van de ‘Tempietto’, waardoor men snel de neiging heeft het gebouw in de huidige, geïsoleerde ligging te bestuderen. Een studie uit 1910 geeft belangwekkende bijzonderheden over de directe omgeving, die van grote invloed zijn op de beeldvorming.Ga naar eindnoot17. Zo blijkt de huidige loop van de rivier niet de oorspronkelijke: deze is - waarschijnlijk ten behoeve van een molen - in de Middeleeuwen verlegd in de richting van de ‘Tempietto.’ Volgens Fausti werd daarbij gebruik gemaakt van het oude traject van de Via Flaminia, die in verband met moerasvorming al eerder heuvelopwaarts was verplaatst. Dit houdt in dat de ‘Tempietto’ met de belangrijke westfaçade naar de Romeinse hoofdweg toe was gekeerd, een veel ‘klassieker’ beeld dan het huidige. Dit is geheel in overeenstemming met de veronderstelde functie van memoria naar Romeins voorbeeld, in dit geval een grafkerk voor één of meer leden van een aanzienlijke, Longobardische familie. Hóe aanzienlijk, blijkt uit het | |
[pagina 98]
| |
Afb. 2 Aanzicht vanuit het westen. Uit: R. Venuti, Osservazioni sopra il fiume Clitunno... Roma, 1753 (herdruk Bologna, 1989).
| |
[pagina 99]
| |
Afb. 3 Plattegrond. Uit: Venuti 1989 (zie afb. 2).
| |
[pagina 100]
| |
feit dat het patrocinium, de gereconstrueerde aanwezigheid van een H. Kruis-reliek en de vorm van de westfaçade lijken te wijzen op het bevestigen van, of het aanspraak maken op koninklijke status. | |
Patrocinium en koningschapHet enige patrocinium dat met de ‘Tempietto di Clitunno’ in verband gebracht kan worden, is de wijding aan Christus zelf, als redder der wereld: Salvator Mundi. In laat gekerstende, noordelijke delen van West-Europa komt dit patrocinium veel voor, en lijkt direct in verband te staan met deze recente bekering - en dus redding.Ga naar eindnoot18. Voor Italië geldt deze bijzondere betekenis voor zover bekend niet, en is het patrocinium tamelijk algemeen. De enige uitzondering hierop wordt gevormd door de Longobarden, die een speciale voorliefde voor dit patrocinium aan de dag legden.Ga naar eindnoot19. Een Salvatorkerk of -kapel op Longobardisch grondgebied is zeker geen bijzonder verschijnsel; een grafkerk met dit patrocinium is dit echter wel, en kan niet anders opgevat worden dan als een verwijzing naar de S. Salvatore in Pavia, de grafkerk van de Longobardische koningen, tenminste voorzover deze van de katholieke, ‘Beierse’ tak waren, en dus familie van de Beierse prinses en latere Longobardische koningin Theodelinda.Ga naar eindnoot20. | |
H. Kruisreliek en koningschapPartikels van het Heilig Kruis werden vereerd als relieken, en vormden een kostbaar bezit, belangrijker dan andere relieken. Het verkrijgen ervan kon aanleiding zijn een nieuwe kerk of kapel te bouwen, die soms in de vorm van een kruis werd aangelegd. In ieder geval bij de merovingische koningen kan men een bijzondere band zien met dit reliek, dat vaak in de koninklijke stichtingen aanwezig was. Door de symbolische betekenis van het kruis, dat staat voor de overwinning op de dood, was het reliek bij uitstek geschikt voor grafkerken. De bijzondere status vergde voor het verkrijgen ervan de tussenkomst van een belangrijk persoon, meestal de paus en/of de Oostromeinse keizer, die op hun beurt de relieken verkregen van de patriarch van Jeruzalem. Na 630-635, toen Jeruzalem door Arabieren werd veroverd en het H. Kruis tijdelijk werd overgebracht naar Constantinopel, nam de rol van de Oostromeinse keizer èn die van de patriarch van Constantinopel als bron van verspreiding van de H. Kruisrelieken in gewichtigheid toe. Omdat de paus over relatief weinig H. Kruisrelieken beschikte, werden deze misschien daarom wel doelgericht besteed; in ieder geval Gregorius de Grote lijkt met de schenking van dergelijke relieken vooral zijn politieke en/of religieuze bondgenootschappen te hebben bevestigd. | |
Het type van de koningshalIn de Romeinse ‘heersers-ikonografie’ komt men twee typen gevelfronten | |
[pagina 101]
| |
tegen: het normale tempelfront, bestaande uit een door zuilen gedragen hoofdgestel, en een variant daarop, waarbij een ingeschreven halve cirkel het fronton doorsnijdt en het middelste zuilenpaar dus een rondboog draagt, zoals in de cella van de ‘Tempietto.’ Op deze wijze wordt het centrum benadrukt, waar in de beeldende kunst de tronende vorst is afgebeeld, en waar zich in de architectuur de hoofdtoegang bevindt. In de vroege Middeleeuwen wordt dit motief gebruikt voor gebouwen die uitdrukking moeten geven aan de status van de opdrachtgever als heerser naar Romeins voorbeeld. De westfaçade van de ‘Tempietto’ toont het eerder genoemde schema van een tempelfront zonder ingeschreven halve cirkel. Ook deze vorm wordt in de beeldende kunst gebruikt om de hoge status van de afgebeelde te benadrukken, bij voorbeeld op de zesde-eeuwse consuldiptieken.* De hooggelegen en open voorhal achter deze façade is een verwijzing naar de Romeinse representatieve architectuur, waar dit de plaats is voor de verschijning van de heerser. De reeds genoemde overeenkomst met S. María de Naranco, de tot kerk gewijde koningshal in het Noordspaanse Asturië, berust dus niet op toeval: ook dit gebouw moest waarschijnlijk uitdrukking geven aan de koninklijke status van de opdrachtgever, en in beide gevallen werd hiertoe gebruik gemaakt van het direct herkenbare Romeinse concept. Juist Noord-Spanje en het Longobardische koninkrijk zijn de gebieden waar de Romeinse tradities voortleefden of opnieuw toepassing vonden. | |
Bouwactiviteiten van de LongobardenIn de bouwactiviteiten van de Longobarden herkent men het patroon van die der Ostrogothen: nog meer dan deze maakte men gebruik van nog bestaande Romeinse bouwschema's en vormen, die, door hun functie en ouderdom, de machtsaanspraken van de zich in politiek opzicht snel assimilerende Germaanse stam moesten legitimeren. Met uitzondering van eigen grafkerken zijn er geen kerkstichtingen bekend van de Longobarden in de eerste eeuw van hun aanwezigheid in Italië, vanaf de inval in 568. Daarna neemt vooral het aantal kloosterstichtingen snel toe; van koning Liutprand (712-744) is bekend dat hij op enkele plaatsen Salvatorkerken stichtte, waarbij niet duidelijk is of het om kloosterkerken gaat. Met nadruk wordt gemeld dat dezelfde vorst bij zijn paleis in Pavia een kapel stichtte, gewijd aan de Salvator, waar een groep geestelijken dag en nacht voor 's konings zieleheil bad. | |
De bouwheer van de ‘Tempietto’Een potentiële opdrachtgever van een weliswaar klein, maar representatief en politiek beladen grafmonument moet, gezien het voorafgaande, aan een aantal voorwaarden voldoen. Allereerst moet hij een status hebben gehad, | |
[pagina 102]
| |
die een dergelijke rijke decoratie en het tot voorbeeld nemen van het klassiek-Romeinse graftype rechtvaardigde. Op de tweede plaats moet de gezochte persoon over contacten met Rome hebben beschikt, die een verklaring zijn voor de stijl van de fresco's, de nadrukkelijke aanwezigheid van het ikoon-achtige apostelpaar in de absis en het bezit van een kostbaar en tamelijk zeldzaam relikwie: een partikel van het Heilig Kruis. Ten derde wijst de opbouw van de westfaçade, een hooggeplaatste portico, bekroond door een fronton, op een directe band of identificatie van de opdrachtgever met het koningschap. De koningen der Longobarden bouwden hun dynastieke grafkerken in de hoofdstad Pavia, en komen dus niet in aanmerking. Onder de plaatselijke heersers, de hertogen van Spoleto, bevinden zich echter drie personen die, op grond van de weinige gegevens die over ze bekend zijn, voldoen aan de boven gestelde specificaties wat betreft status, contacten met Rome en band met het koningschap. Het gaat om Transamond I, hertog van 663 tot 703, diens zoon Faroald, hertog van 703 tot 724 en de kleinzoon van eerstgenoemde, Transamond II, die heerste van 724 tot 742. Voor alledrie de leden van deze kleine dynastie geldt dat ze lang aan de macht waren, een omstandigheid die niet alleen wijst op een goede gezondheid maar ook op een stevige machtspositie, een voorwaarde voor het succesvol ontplooien van bouwactiviteiten. Transamond I, eerst hertog van Capua, werd in 663 door koning Grimoald aangesteld als hertog van Spoleto, als beloning voor diens hulp bij de geslaagde greep naar de hoogste macht die deze usurpator het jaar daarvoor had uitgevoerd. De nieuwe koning, tot dan toe hertog van Benevento, verstevigde de band met de nieuwe hertog door hem zijn dochter tot vrouw te geven. Zelf huwde Grimoald opnieuw, en wel de zuster van Godepert, de koning die door hem vermoord werd. Op deze wijze verbond Grimoald zichzelf met de koninklijke dynastie, waarvan Theodelinda, de koningin van Beierse afkomst, de ‘stammoeder’ was. Duidelijk is dat Grimoald met deze stap zijn koningschap poogde te legitimeren: vanaf 590 tot 712 waren alle Longobardische koningen òf rechtstreekse nazaten van Theodelinda, of van haar broer Gundoald, òf zij waren met afstammelingen van haar gehuwd. In 712 komt er een einde aan deze, ook onderling zeer gewelddadige dynastie; Ansprand bezet korte tijd de troon, maar het is zijn zoon Liutprand die enige faam zal verwerven als degene die geprobeerd heeft van het rijk een eenheid te maken. Diens pogingen om de zuidelijke delen van zijn rijk, de altijd al zelfstandige hertogdommen van Spoleto en Benevento, ondergeschikter te maken aan het centrale gezag in Pavia, moeten echter beschouwd worden als een reactie op een plotselinge opstandigheid van de zuidelijke leenheren. Instigator was Transamond II, de kleinzoon van Transamond I, die in een verbond met Benevento en de paus - eerst Gregorius II, na diens dood in 731 zijn opvolger Gregorius III - rebel- | |
[pagina 103]
| |
leerde tegen Liutprand. Deze, in een gelegenheidspact met de exarch van Ravenna, wist uiteindelijk in 742 de orde te herstellen en benoemde vertrouwelingen tot hertog. De opstand van de zuidelijke heren en de paus geschiedde in een roerige tijd, waarin de exarch, Liutprand, de paus en de Oostromeinse keizer op verschillende gebieden elkaars macht betwistten. Het lijkt niet onwaarschijnlijk, dat de achtergrond van de rebellie gezocht moet worden in de familieband van de hertogen met koning Grimoald, die door zijn huwelijk was verbonden met de Beierse dynastie van Theodelinda. Transamond I was gehuwd met een dochter van Grimoald uit een eerder huwelijk, wat hem en zijn nakomelingen in zekere zin tot troonpretendenten maakte. Na 712, toen de Beierse tak door onderlinge moordpartijen flink
Afb. 4 Nis in de absiswand (Foto: coll. auteur).
| |
[pagina 104]
| |
was uitgedund en zijn heil zocht bij de Franken, waren Faroald, kleinzoon van Grimoald, en de hertog van Benevento, eveneens een nakomeling uit Grimoalds eerste huwelijk en dus een naaste verwant van Faroald, meer voor de hand liggende kandidaten dan de ‘nieuwkomers’ Ansprand en zijn zoon Liutprand. Uit de familierelaties blijkt hoe belangrijk het voor de Longobardische heersers - ‘nationaal’ en regionaal - was om de machtspositie bevestigd te zien door een huwelijk met iemand uit een machtige familie; op deze wijze ontstonden netwerken tussen de families van de heersers waardoor de uitoefening van de macht voor deze relatief beperkte groep gewaarborgd bleef. Zowel Transamond I, Faroald als Transamond II zijn dus potentiële bouwheer van de ‘Tempietto,’ aangezien zij alledrie blijk hebben kunnen geven van hun verwantschap door een grafmonument te laten bouwen waarin een typisch koninklijk schema gebruikt werd. Het is moeilijk uit te maken wie van de drie hertogen het meest in aanmerking komt als mogelijke opdrachtgever. Faroald en vooral Transamond II toonden zich opstandig en zochten steun bij de paus en Benevento; van hen is echter bekend dat ze gedwongen werden hun leven in een klooster te eindigen, terwijl Transamond I als hertog stierf. Dit hoeft Faroald en Transamond II als mogelijke bouwheer niet uit te sluiten, want deze kunnen tijdens hun leven al met de bouw van een voor zichzelf bedoeld grafmonument begonnen zijn. Tenslotte moet men rekening houden met de mogelijkheid, dat een grafmonument werd gebouwd dat bedoeld was voor een al overleden voorvader, of dat bestemd was voor het bijzetten van meer dan één familielid. Zonder de bouwheer met naam te kunnen noemen beschouw ik de ‘Tempietto sul Clitunno’ als de waarschijnlijk dynastiek bedoelde grafkerk van de hertogen van Spoleto en tevens als een monument waarmee de opdrachtgever zijn politieke standpunt en status wilde uitdragen. | |
Verklaring van enkele begrippen:absiskalot: het bovenste, concave gedeelte van de absis cella: de gesloten, centrale ruimte van een tempel consuldiptiek: laatantiek/vroegchristelijk tweeluik, veelal van ivoor, met afbeeldingen van de hoogste Romeinse bestuurders, die jaarlijks werden benoemd fronton: de driehoekige bekroning van een klassieke tempelgevel |
|