Madoc. Jaargang 1991
(1991)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 78]
| |
Lancelot en de Graal
| |
[pagina 79]
| |
hen kennelijk zo geïntrigeerd dat de Graal een belangrijke plaats kreeg in de Arturtraditie. Vroeg in de dertiende eeuw verandert de smaak van het publiek; naast de Arturromans-in-verzen verschijnen er prozaromans over dezelfde stof. In de eerste helft van de dertiende eeuw ontstaat de grote prozacyclus waarvan de kern bestaat uit drie delen: de Lancelot en prose, waarin Lancelots jeugd beschreven wordt en zijn liefde voor Guenevere die hem weliswaar inspireert tot grote daden, maar hem ook diskwalificeert als Graalridder, de Queste del Saint Graal, waarin niet Lancelot en ook niet Perceval (Chrétiens Graalheld), maar Galahad, de kuise zoon van Lancelot, is uitverkoren om de Graal te vinden; de Mort le Roi Artu tenslotte beschrijft het einde van Artur en zijn rijk. In deze prozacyclus is de sprookjeswereld verdrongen door de historische achtergrond uit de schriftelijke Arturtraditie van vóór Chrétien, de thema's van liefde en ridderschap worden gedomineerd door de Graal, en de structuur van de roman wordt gekenmerkt door een ingewikkelde verteltechniek waarbij verschillende verhaaldraden dooreengevlochten worden, het ‘entrelacement’. De cyclus Lancelot-Queste-Mort genoot een grote populariteit, getuige de vele bewaarde handschriften, en werd in vele talen vertaald, ook in het Middelnederlands. Van de Middelnederlandse vertalingen zijn slechts fragmenten bewaard, en wel van drie verschillende vertalingen/bewerkingen, één in proza en twee in verzen. De bestudering en editie van deze fragmenten is het werk van de Utrechtse Lancelotwerkgroep. Dat werk vordert gestaag, men is nu bezig met de editie van de laatste van de drie vertalingen, een onvolledige vertaling/bewerking-in-verzen van de Oudfranse cyclus, die niettemin 87.000 verzen telt en die de Lancelotcompilatie genoemd wordt. In de Lancelotcompilatie zijn zeven afzonderlijke Arturromans ingevoegd; over het hoe en waarom van de invoegingen is men het nog niet eens.Ga naar eindnoot2. De grote vraag betreffende de Oudfranse prozacyclus was lange tijd of die het werk is van één of meer auteurs. Dank zij het onderzoek van Elspeth Kennedy weten we nu dat er in elk geval al een zelfstandige proza-Lancelot bestond, waarvan de cyclische Lancelot en prose een bewerking is. Zij verzorgde een editie van deze zelfstandige, niet-cyclische proza-Lancelot en schreef er een studie over, waarin ze laat zien hoe de auteur met verschillende verteltechnische middelen deze roman tot een hecht geheel smeedde en hoe deze zelfstandige roman vervolgens gedeeltelijk werd herschreven om deel te kunnen uitmaken van de cyclus Lancelot-Queste-Mort.Ga naar eindnoot3.
De International Arthurian Society (I.A.S.), waarvan u drie jaar voorzitter was, werd officieel opgericht in 1949 met als doel de bevordering van de intemationale Arturstudie. Inmiddels telt zij leden overal ter wereld, niet | |
[pagina 80]
| |
alleen in Europa en de Verenigde Staten, maar ook bij voorbeeld in Japan. Elke drie jaar wordt een internationaal congres georganiseerd, en misschien wel de belangrijkste activiteit van de I.A.S. is de jaarlijkse publikatie van een internationale bibliografie, een onmisbaar hulpmiddel bij de Arturstudie.Ga naar eindnoot4. Hoe ontstond deze vereniging en door wie werd zij opgericht? De eerste bijeenkomst, voordat de eigenlijke vereniging werd opgericht, vond plaats in Cornwall vóór de oorlog. Drie beroemde geleerden, Roger Loomis uit Amerika, Vinaver uit Engeland (of eigenlijk uit Rusland, maar hij had gestudeerd in Parijs en daarna in Oxford), en Jean Frappier uit Frankrijk kwamen bij elkaar in Cornwall, samen met wat plaatselijke bewoners die belangstelling hadden voor het Keltisch en voor de Keltische tradities van Comwall. En ze verkleedden zich geloof ik allemaal als druïden. Dat was toen meer een p.r.-stunt, maar na de oorlog begon de eigenlijke I.A.S. en de bijeenkomsten waren beurtelings in Frankrijk en Groot-Brittanië. De derde bijeenkomst was de eerste die ik bijwoonde, het derde internationale congres. Het was in Winchester (waar in het kasteel van Hendrik III het blad van een reusachtige ronde tafel hangt, gemaakt tussen 1250-1280 en waarschijnlijk gebruikt bij het naspelen van een Arturiaanse hofdag) en we gingen op excursies, onder andere naar Stonehenge en natuurlijk naar de abdij van Glastonbury (waarvan nu alleen nog ruïnes over zijn, maar waar volgens de ene overlevering de Graal werd bewaard en volgens een andere Artur werd begraven). En bij de opgravingen in Glastonbury vonden we een oester, of eigenlijk vond ik een oester. Dat was wel aardig, omdat een van de geleerden het idee geopperd had dat de Graal een oester bevatte - geen hostie maar een oester. Dat kreeg niet veel bijval. Hoe zit het met de Japanse leden? Kunt u hun belangstelling voor de Arturistiek verklaren? O, die zijn heel enthousiast. We krijgen elk jaar een kaartje waarop ze vermelden hoeveel leden de jaarlijkse afdelingsvergadering hebben bijgewoond. De niet-cyclische proza-Lancelot, waarvan u de editie hebt verzorgd, | |
[pagina 81]
| |
handelt over een jonge, onbekende ridder die zich door zijn dappere daden een naam verwerft en over de liefde tussen deze ridder, Lancelot, en de vrouw van koning Artur, Guenevere. In uw studie Lancelot and the Grail beschrijft u hoe deze roman met verschillende verhaaltechnische middelen tot een hecht geheel gesmeed is. Toch is dat een ander soort eenheid dan we bij een moderne roman zouden verwachten. Ja, hoewel er in de moderne literatuur ook vormexperimenten zijn. Daarbij ligt niet noodzakelijk zo'n duidelijk accent op consistentie in karaktertekening en een zowel logisch als chronologisch juiste volgorde van zaken als misschien karakteristiek is voor bij voorbeeld de negentiende-eeuwse roman. Er zijn in de twintigste eeuw veel experimenten geweest met verschillende manieren om een verhaal op te bouwen en het lijkt dus heel nuttig om als voorbereiding op de bestudering van nieuwe experimenten een middeleeuwse tekst te analyseren. En daaraan dan geen twintigste-eeuwse of negentiende-eeuwse of zeventiende-eeuwse opvatting over hoe het hoort op te leggen, maar de tekst zo onbevooroordeeld mogelijk te benaderen en uit de tekst-zelf zijn eigen patronen te halen. Kunt u een voorbeeld geven van zo'n verhaaltechnisch middel en hoe dat is toegepast in de proza-Lancelot? Bij entrelacement (de techniek van het vervlechten van verschillende verhaaldraden) heb je de verschillende draden van ridders die op weg gaan en avonturen tegenkomen die zich zomaar lijken voor te doen en opduiken zonder enige oorzaak of gevolg. Maar er is een verband tussen de avonturen van Gauvain en Hector als Gauvain op zoek is naar Lancelot en Hector naar Gauvain. De avonturen die ze tegenkomen sluiten aan bij twee van de hoofdthema's in de roman, namelijk het verwerven van een naam als ridder en het thema van de liefde. Hector is evenals Lancelot een jonge ridder die zich een naam moet verwerven en hij is ook een jonge minnaar, zodat de avonturen die hij tegenkomt heel vaak verband houden met liefde en de relatie tussen de geliefden, en dit geeft het verhaal een zekere continuïteit. En Gauvain die al een gevestigde reputatie heeft, moet bewijzen dat hij de naam die hij heeft waardig is. Als hij - incognito, want niemand neemt de moeite hem naar zijn naam te vragen - op weg gaat naar de Vrouwe van Roestoc om voor haar een gevecht te leveren, volgt er een reeks beproevingen waarbij Gauvain zijn dapperheid als ridder had kunnen tonen, als hij ertoe in de gelegenheid was gesteld, maar hij wordt gedwongen werkeloos toe te zien terwijl een ander de beproevingen voor hem ondergaat. Men beschouwt hem door een misverstand als een onwaardig | |
[pagina 82]
| |
ridder wiens naam er niet toe doet. De beproevingen bestaan hierin dat zich een reeks ridders aandient tegen wie strijd geleverd moet worden. Dit motief was oorspronkelijk bestemd om aan te tonen dat de jonge, naamloze held in staat is zijn taak te vervullen. Het is een in de Middeleeuwen zeer bekend verhaalmotief, dat al eerder in de roman voorkomt en dat je ook regelmatig aantreft bij Chrétien de Troyes en later ook weer bij Malory, en dit zie je, enigszins verdraaid, verschijnen in Gauvains avonturen. Onderweg naar het gevecht voor de Vrouwe van Roestoc wordt hij voortdurend beschimpt als een onwaardig ridder. En als hij het gevecht voor haar gewonnen heeft, vergeet de Vrouwe van Roestoc hem te bedanken en dan moet ze de rest van haar tijd besteden om te ontdekken wie hij was en vervolgens om hem te vinden en te bedanken. Er zijn in de proza-Lancelot veel verwijzingen naar de Arturtraditie buiten de roman, met name naar de romans van Chrétien de Troyes. Herkende het publiek die verwijzingen? O ja, zeker. Heel vaak is juist herkenning van de overeenkomst van een verhaalmotief met wat je vindt bij Chrétien noodzakelijk om het verhaal te begrijpen, omdat de proza-Lancelot het heel vaak een beetje verdraait of omkeert, zodat je een spel krijgt met Chrétien, zoals in het voorbeeld van Gauvain dat ik net gaf. Een ander voorbeeld is dat je in de prozaromans, anders dan in de versromans, geen lange monologen van de minnaar vindt over zijn gevoelens. Maar het liefdesthema is ook in de prozaromans heel belangrijk en de herinnering aan de liefdesmonoloog zoals je die bij Chrétien vindt wordt op het juiste moment opgeroepen, bij voorbeeld als Lancelot, zijn gedachten geheel in beslag genomen door Guenevere, zijn paard te diep een rivier in laat waden en bijna verdrinkt; dit verwijst duidelijk naar Chrétien en herinnert aan zijn lange verhandelingen over de liefde. Zo kun je het liefdesthema naar voren halen zonder het middel van de monoloog van de minnaar te gebruiken, dat niet behoort tot de literaire techniek van de prozaroman. Vindt men ditzelfde spel met verwijzingen ook al bij Chrétien? Daar is het moeilijker na te gaan voor ons omdat we niet meer beschikken over alle teksten die hij gekend moet hebben, of we hebben ze alleen in latere vorm maar hij verwijst zeker binnen zijn eigen werk. Ook doet hij het natuurlijk vaak met betrekking tot de Tristan.Ga naar eindnoot5. We hebben geen Tristan-roman van de hand van Chrétien, maar het is volstrekt duidelijk dat er zowel in Cligès als in de Chevalier de la Charrette gereageerd wordt op het Tristan-verhaal. Vooral in de | |
[pagina 83]
| |
Chevalier de la Charrette is er denk ik een prachtige ambiguïteit, een ambivalentie. Chrétien vermijdt zorgvuldig de regelrechte driehoek manvrouw-minnaar die je in de Tristan vindt; hij verkent het idee van een geïdealiseerde liefde die een ridder inspireert tot grote daden, maar probeert tegelijkertijd het probleem van de echtgenoot - wat te doen met de echtgenoot speciaal als die koning is? - op een afstand te houden. Dus Guenevere wordt ontvoerd naar een vreemd land waar je alleen kunt komen via die bijna onneembare bruggen: de brug onder water en de zwaardbrug. Het ligt buiten de gewone wereld en dat helpt als het ware een confrontatie tussen Lancelot en Artur op een afstand te houden; de driehoeksverhouding is er een tussen Meleagant (de jaloerse rivaal), Guenevere en Lancelot. Maar aan deze liefde kan geen eind zijn. Het verhaal loopt dan ook enigszins vast in een reeks gevangenschappen van Lancelot en Chrétien voltooit het niet, maar laat het door een ander afmaken. Hoe wordt het probleem van de driehoeksverhouding benaderd in de proza-Lancelot? Ook daar wordt de driehoek man-vrouw-minnaar doelbewust vermeden. Hier is Artur degene die verantwoordelijk is voor de dood van de vader van Lancelot en voor het verlies van zijn land, omdat hij niet in staat was zijn vazal te hulp te komen. Hieraan wordt men steeds herinnerd gedurende het verhaal. Lancelot redt Arturs koninkrijk een paar keer en ook redt hij de reputatie van Guenevere door haar identiteit te bewijzen tegenover een vrouw die zich uitgeeft voor Guenevere (en dat is dan weer een echo van Lancelots verwerving van een naam en de bevestiging ervan). Alweer is er een andere driehoek om de confrontatie manvrouw-minnaar te vermijden, en er is een tragedie, maar nu met Galehot. Het conflict is er een tussen Galehots liefde voor Lancelot en Lancelots liefde voor Guenevere. Tussen Lancelot en Galehot bestaat een grote vriendschap; het is een zeer sterke band zoals inderdaad kan voorkomen tussen mensen die samen gestreden hebben, zij aan zij. Maar aan de liefde voor Guinvere moet voorrang gegeven worden en zo offert Galehot zich op door de twee bij elkaar te brengen, wetend wat er zal gebeuren. Dus hij is de tragische figuur, een heel boeiende figuur vind ik. Wat gebeurt er met de figuur van Artur, die toch ook de ideale koning moet voorstellen? Soms wordt hij voorgesteld als de ideale koning en soms niet. Er worden als het ware contrasterende paren van koningen of leiders | |
[pagina 84]
| |
gepresenteerd in de roman. Aan de ene kant wordt Artur zeer in zijn voordeel vergeleken met Claudas, de man die het land van Lancelots vader ingenomen heeft en dat van zijn neven Lyonel en Bohort. De Middelnederlandse Lancelotcompilatie is een vertaling in verzen van de Oudfranse proza-cyclus Lancelot en prose-Queste del Saint Graal-Mort le Roi Artu. In de Lancelotcompilatie zijn zevens romans ingevoegd; een aantal daarvan is aantoonbaar bewerkt, zeer waarschijnlijk om ze te kunnen inpassen in de entrelacementstructuur van de compilatie. Is dit bewerkingsproces vergelijkbaar met de wijze waarop de Oudfranse proza-Lancelot bewerkt werd om opgenomen te worden in de cyclus Lancelot-Queste-Mort? Dat denk ik wel. Invoeging van de proza-Lancelot in de cyclus was in zekere zin helemaal niet zo'n moeilijke klus; er was maar één verwijzing naar Perceval als degene die de Graal gevonden heeft en die moest dus veranderd worden. En die tegenspraak vind je in veel handschriften, dat ze Perceval of Perlesvaus als uitverkoren Graalridder noemen; in sommige handschriften is dat dan later veranderd. Dat is wel iets anders dan te proberen twee verschillende versies van de Graalqueeste samen te voegen, met elk een eigen Graalheld, zoals dat gebeurd is in de Lancelotcompilatie, waarin immers een deel van Chrétiens Perceval in vertaling is opgenomen. Het wordt dan wel erg ingewikkeld, een grote onderneming. Maar ik ben er zeker van dat er hetzelfde streven aan ten grondslag ligt. Het is de wens, denk ik, om zoveel mogelijk Arturstof in één groot boek samen te brengen. Dat zie je ook in Frankrijk in de vijftiende eeuw in de grote compilatie die | |
[pagina 85]
| |
Michot Gonnot maakte (handschrift 112 in de Bibliohèque Nationale te Parijs), waarin hij de proza-Tristan en alle mogelijke andere Arturromans samenbrengt in één groot boek. Heeft Michot Gonnot de romans bewerkt om te worden samengevoegd tot één geheel, zoals dat gebeurd is met de proza-Lancelot? Hij probeert ze in zekere zin te verbinden, maar natuurlijk moest hij de manier van verbinden wijzigen; het is meer een naast elkaar plaatsen van stof, zodat je van een zeer gecompliceerde vervlechtingstechniek gaat naar een compositie waarin je verschillende afzonderlijke verhalen hebt, die zo gerangschikt zijn dat ze één boek kunnen vormen. Maar de traditionele verteltechniek van het entrelacement moest worden losgelaten. Lijkt volgens u de Lancelotcompilatie meer op dit laatste boek? In sommige opzichten wel. Maar ik vraag me af of de Continuations Perceval (de vervolgen op de door Chrétien niet voltooide Perceval) niet ook voorbeelden zijn van hetzelfde proces. Men krijgt het gevoel dat er in het eerste vervolg veel verhalen te vertellen waren die als het ware onder de ‘Graalparaplu’ zijn samengebracht. De verhalen worden op zo'n manier gerangschikt dat ze, hoewel ze in zeker opzicht los van elkaar staan, door middel van verschillende verbindingstechnieken een redelijk harmonieus geheel vormen. In verband met de opneming van de proza-Lancelot in de cyclus Lancelot-Queste-Mort heeft u het in uw boek over de dominantie van de Graal. Onder invloed van de Graal wordt Lancelot uiteindelijk gedwongen het zondige van zijn relatie met Guenevere in te zien. Juist deze relatie met Guenevere diskwalificeert Lancelot, de beste van alle ridders, als Graalridder en er moet een nieuwe ridder opstaan, de kuise Galahad, om het avontuur van de Heilige Graal te volbrengen. Een verklaring voor deze dominantie van de Graal zoekt men wel in de kruistochten. Wat is uw mening hierover? Ja, je kan een heleboel verklaren door de kruistochten en natuurlijk zou er een verband kunnen zijn. Maar in de cyclus Lancelot-Queste-Mort doet de voorstelling van zaken niet denken aan de kruistochten. Je vindt daarvan meer in bij voorbeeld de Perlesvaus: het idee eropuit te trekken om de heidenen te bekeren met het zwaard. Maar wat denk ik belangrijk is, is het idee van het verborgene, het onbereikbare, de queeste naar iets dat je nooit geheel kunt verwezenlijken. Je kunt hem | |
[pagina 86]
| |
niet als een trofee meenemen voor thuis op de schoorsteenmantel. Het queeste-thema is een terugkerend thema in alle literaturen en volgens mij is de queeste naar de Heilige Graal een prachtige manier om datgene voor te stellen wat de mens altijd zal proberen te bereiken, te begrijpen, maar dat altijd net buiten bereik blijft. En ik denk dat dat de reden is waarom het de mensen toen geboeid heeft en nu nog steeds boeit. Het lijkt mij duidelijk dat alle Graalteksten die we kennen zeer christelijk zijn. Ze hebben weliswaar niet-christelijke elementen in zich opgenomen, maar de Graal zelf is in alle romans die we hebben verbonden met de christelijke gedachte. En natuurlijk met de eucharistie. Men begon zich hevig te interesseren voor de raadsels van de eucharistie en wat er precies gebeurde op het moment van de transsubstantiatie. Het Graalthema is volgens mij heel vaak verbonden met een reeks denkbeelden die de mensen toen hadden over de eucharistie. En dat houdt weer verband met dat concilie, het vierde Lateraanse, in 1215, waar ze de kwestie van de transsubstantiatie trachtten op te lossen. |
|