Madoc. Jaargang 1991
(1991)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
Christenen en moslims in de Memoires van een Syrisch edelman
| |
[pagina 14]
| |
met het bestaan van het koninkrijk Jeruzalem, de in 1100 gestichte kruisvaardersstaat die in 1187 door Saladin vernietigd werd. Usama heeft een boeiend leven geleid. Zijn jeugd bracht hij door in Shayzar, later vertrok hij naar Egypte, vandaar keerde hij terug naar Syrië, moest opnieuw in ballingschap (hij kwam vaak in conflict met zijn beschermheren), nu naar Anatolië en werd tenslotte door Saladin naar Damascus terug gehaald. Usama ibn Munqidh heeft een oeuvre nagelaten van tussen de twintig en dertig werken over verschillende literaire onderwerpen - veel poëzie in zowel bloemlezingen als verzamelingen van eigen hand. Ongeveer tien van deze werken hebben de tand des tijds overleefd. Het meest bekende van zijn bewaard gebleven boeken is een verzameling verhalen en anecdotes gegroepeerd rond gebeurtenissen uit zijn eigen leven die hij op hoge leeftijd heeft gedicteerd. Het boek is door hem mogelijk als een soort familie-kroniek bedoeld geweest. Slechts een enkel handschrift van deze Memoires, dat helaas ook nog incompleet is en nog maar ongeveer twee derde van de oorspronkelijke tekst bevat, is behouden gebleven en wordt nu bewaard in de bibliotheek van het Escoriaal. Het is de enig overgebleven tekstuele getuige van deze Memoires en de basis van alle edities en vertalingen die zijn verschenen sinds de Franse geleerde Hartwig Derenbourg het handschrift in 1880 ontdekte. Deze Memoires, getiteld Kitab al-I'tibar (betekent ongeveer ‘Het boek van de moraal’), zijn om verschillende redenen bijzonder. De verhalen zijn waarschijnlijk gedicteerd en zodoende in een niet-literair maar daardoor juist heel levendig en ongekunsteld Arabisch neergeschreven. Deze vorm van het Arabisch maakt de Memoires, en passant, ook nog interessant voor linguïsten. De zeer persoonlijke toon met ruime aandacht voor het concrete detail in de verhalen is ongebruikelijk in de Arabische autobiografische literatuur.Ga naar eindnoot3. Ieder verhaal is een juweel van vertelkunst, met het pakkende detail op het juiste moment. In de westerse geschiedwerken over de kruistochten wordt Usama ibn Munqidh vaak genoemd. Veel bijzonderheden die, bij voorbeeld, de historicus Runciman geeft in zijn beschrijvingen van het dagelijks leven bij de Franken in ‘Outremer’ en de moslims ten tijde van de kruistochten, zijn bij elkaar gesprokkeld uit Usama's Memoires.Ga naar eindnoot4. Voor wie Usama's Memoires al kent is de lectuur van Runcimans tweede deel, dat de periode van het koninkrijk Jeruzalem behandelt, een feest der herkenning. Van de Memoires wordt zeer vaak geciteerd het hoofdstuk dat Usama speciaal wijdt aan de gewoonten en zeden der Franken. Dat hoofdstuk vormt echter maar een relatief klein deel van de Memoires die een fascinerende opeenvolging van anecdotes en beschouwingen bevatten over de verschillende slagvelden en jachtpartijen die Usama heeft meegemaakt, en die worden afgewisseld door opmerkingen van Usama en anderen over medicijnkunst, beroemde paarden, bijzondere verwondingen, de (stuitende) zeden der Franken, de valkenjacht, dappere | |
[pagina 15]
| |
vrouwen, hofintriges in Egypte, onmenselijke wreedheden, wonderbaarlijke geschiedenissen, spectaculaire ontsnappingen, de dreiging van de Assassijnse terroristen, en nog veel meer. Usama's observaties over het jagen behoren tot de belangrijkste bronnen over de geschiedenis van de jacht in het Midden-Oosten. Al dit materiaal wordt zonder veel structuur gepresenteerd want Usama volgt in zijn Memoires vooral de weg van de vrije associatie. Bij veel van deze onderwerpen zijn ook de Frankische indringers in Syrië betrokken. Het steeds terugkerende thema in de Memoires is echter de erkenning van de almacht van God die door Zijn besluiten alle aspecten van het menselijk bestaan bestuurt. De Memoires illustreren dit voortdurend, zonder dat overigens een moralistische toon de overhand krijgt. Het is naar dit hoofdthema dat de titel van het boek verwijst. De Memoires van Usama kunnen niet als historiografie in eigenlijke zin worden beschouwd maar hun belang als historische bron kan nauwelijks worden onderschat. Franz Rosenthal merkte al op dat het Usama volledig ontbreekt aan inzicht in de historische betekenis van de gebeurtenissen waarvan hij getuige is geweest. Hij schiftte niet het belangrijke van het onbelangrijke. In tegendeel, de lezer krijgt soms wel eens de indruk dat, naarmate de gebeurtenissen onwaarschijnlijker zijn, zij bij Usama meer nadruk krijgen om zo des te beter de lezer ervan te doordringen dat alles in deze wereld onontkoombaar zijn bestemming tegemoet gaat. Omdat Usama in deze verzameling van zeer persoonlijke herinneringen in het geheel niet een kritisch filter gebruikt heeft voor zijn gegevens, zijn de Memoires in plaats van een saaie opsomming van data geworden tot een fascinerende verzameling verhalen die op iedere bladzijde het rijke leven dat Usama heeft geleid oproept. Door de volmaakte vertelkunst van de auteur blijft de aandacht van de lezer van begin tot einde geboeid. Van de belijders van de andere twee monotheïstische godsdiensten in het Midden-Oosten komen in Usama's Memoires eigenlijk alleen de christenen aan bod. De joden hadden in feite opgehouden een politieke en demografische rol van betekenis te spelen in het ‘Heilige Land’ ten tijde van de kruistochten. De christenen die Usama's wereld bevolkten waren tweeërlei: Byzantijnen en Frankische kruisvaarders. De Byzantijnen komen in de Memoires niet anders voor dan als een militaire dreiging die vooral in het verleden formidabel geweest is voor Shayzar. De verschrikkingen van het beleg van de burcht van Shayzar door Johannes Comnenus in 1138 worden door Usama plastisch beschreven. Maar in tegenstelling tot de Franken waren de Byzantijnen geen vreemd element in het Syrische politieke landschap van de twaalfde eeuw. De Franken, zoals in de Arabische wereld tot op de dag van vandaag de verzamelnaam voor de Europeanen luidt, waren dat in veel grotere mate. Zij gelden in Usama's Memoires als geduchte tegenstanders. Maar al deze moed en kracht van hen leidt uiteindelijk tot niets omdat, zo argumenteert Usama, de Franken het spoor | |
[pagina 16]
| |
bijster zijn. Het ontbreekt hun aan de rechte leiding in de godsdienst en zij hebben zo geen doel in hun leven, in tegenstelling tot de moslims. Al hun moed en moeite is daarom tevergeefs. Men kan hoogstens hun kracht bewonderen zoals men het vermogen van een sterk lastdier bewondert. Uit de verhalen in de Memoires blijkt dat Usama de Franken beschouwt als onbehouwen dommekrachten die gespeend zijn van eergevoel. Maar waar is moed anders voor, vraagt Usama zich af, dan om juist zelfrespect en eergevoel te beschermen? Bij gebrek daaraan is dapperheid een zinloze eigenschap. Dit is de grondgedachte over de Franken die in de Memoires steeds impliciet wordt gehuldigd en die door Usama soms ook met zoveel woorden tot uitdrukking wordt gebracht. Als Usama het bij een ideologische stellingname zou hebben gelaten (maar daarvoor had hij zich moeten verdiepen in de christelijke dogmatiek en dat is nu juist waar hij niet in geïnteresseerd was) zouden zijn Memoires beslist niet zo boeiend zijn geweest. Usama nuanceert zijn oordeel wel enigszins voor die Franken die al wat langer onder de moslims zijn en de Middenoosterse leefwijze overgenomen hebben. Op bijna iedere bladzijde van de Memoires spelen de Franken op de een of andere manier een rol. In een min of meer speciaal daaraan gewijde afdeling in de Memoires heeft Usama bovendien een aantal anecdotes over de Franken bijeen geplaatst.Ga naar eindnoot5. Zo vertelt hij van zijn, overigens zorgvuldig verborgen gehouden, afgrijzen als een eerbiedwaardige Frankische ridder voorstelt dat Usama's zoon mee naar Europa moet komen om hem daar de idealen van de ridderschap bij te laten brengen. Deze Frank had een vriendschappelijke relatie met Usama opgebouwd - dat kon dus ook, want er werd niet steeds gevochten, en ook niet altijd tussen moslims en Franken! De discussie tussen Usama en de Frank voltrok zich echter niet op een ideologisch niveau maar met humane argumenten. De jongen zal, zo wordt besloten, niet meegaan met de Franken omdat Usama de grootmoeder van het kind beloofd heeft het weer bij haar terug te zullen brengen. De eerbied voor de ouders is het begrip dat zowel de Frank als Usama als doorslaggevend beschouwen. Bij veel van het wanbegrip dat bestaat tussen culturele, religieuze, linguïstische en etnische groeperingen concentreert de wederzijdse spot en verachting zich niet op de theorie maar op de praktijk, en dan vaak op, voor de godsdienst niet essentiële, aspecten van het dagelijkse leven. Bij voorbeeld wat ‘de anderen’ eten, welke hun afwijkende (sexuele) gewoonten zijn of hoe zij hun eer bewaren, dat zijn geschikte onderwerpen van gesprek en zulke gesprekken zijn uiteraard veel leuker dan discussies over, bij voorbeeld, de samenstelling van de heilige drieëenheid of de kwestie van de al dan niet goddelijke natuur van Jezus. Veel hilariteit bij Usama's toehoorders moet het verhaal veroorzaakt hebben dat de Arabische christelijke arts Thabit, die door Usama's oom | |
[pagina 17]
| |
naar de Franken was gestuurd, op onderkoelde wijze vertelde over een jammerlijk mislukte operatie die de Franken op een van hun ridders uitvoerden. Een nodeloze beenamputatie per hakblok en slagzwaard heeft - hoe kan het ook anders? - de dood van de patiënt ten gevolge. Een curieuze duiveluitdrijving bij een vrouw (aan wie Thabit in plaats van exorcisme een dieet had voorgeschreven) door middel van een kruisvormige incisie boven op het hoofd waarin zout werd gewreven door de Frankische dokter wordt, uiteraard, evenmin door de ongelukkige patiënte overleefd. Zo moorden zij elkaar uit, moeten Usama's vrienden gedacht hebben bij het relaas over deze exotisch aandoende medische behandelingen. Niet zonder leedvermaak brengt Usama het verhaal over de Frankische ridder, Sir Adam, ‘een van de duivels van de Franken’. Hij wordt vanaf de ruïne van het kerkje in Hunak besprongen door een luipaard en breekt zijn rug. Sindsdien noemden de boeren van Hunak het dier ‘de luipaard die meestrijdt in de Heilige Oorlog.’ Dat de christenen hun god afbeelden als een klein kind op de schoot van zijn moeder wordt door Usama in zijn Memoires op schampere toon als een meelijwekkende anecdote verteld. Hij haast zich er aan toe te voegen: ‘Maar God is ver verheven boven wat de ongelovigen van Hem zeggen.’ Evenmin vergeet hij, steeds wanneer hij de Franken in zijn Memoires noemt, om direct daar aan toe te voegen ‘moge God hen vervloeken’. Echt leuk worden de Memoires wanneer Usama het onderwerp eerbaarheid van de christelijke vrouwen en het gebrek aan jaloezie bij hun echtgenoten beschrijft. Dat een Frankische vrouw, die met haar echtgenoot loopt te wandelen gewoon op straat een gesprek met een andere man kan beginnen, terwijl haar echtgenoot zijn wandeling zonder haar vervolgt, is het bewijs voor het ontbreken van ieder eergevoel bij de Franken. Het verhaal over de Frankische wijnkoopman in Nablus is nog fraaier. Dat hij bij thuiskomst een vreemde man bij zijn vrouw in bed aantreft is kennelijk nog tot daar aan toe, maar dat hij ondanks een uitvoerige discussie met de indringer maar niet snapt dat hij zijn echtgenote met haar minnaar in flagranti delictu heeft betrapt, moet een bron voor uitbundig vermaak zijn geweest voor Usama's gezelschap. En wat te denken van het going native van de Frankische ridder die zijn schaamhaar laat afscheren door de moslimse badmeester van een badhuis in al-Ma'arra? Het bevalt de Frank zo goed dat hij dezelfde badmeester ook madame (dat is in hun taal het woord voor mevrouw, zegt Usama) tussen haar benen laat knippen en scheren, nota bene waar haar echtgenoot bijzit! Fraai is ook het verhaal van de hardloopwedstrijd die door de Franken was georganiseerd tussen twee oude vrouwen. Met veel vallen en opstaan en onder grote hilariteit van de omstanders moeten de twee oudjes het parcours afleggen. De snelste wint de prijs: een geslacht varken! We lezen in de Memoires ook nog van | |
[pagina 18]
| |
een bloedig duel om een juridische kwestie te beslechten en van een waterproef met gruwelijke gevolgen om een gerechtelijke bewijsvoering rond te krijgen (lang leve het Frankisch procesrecht en de Frankische jurisprudentie!, hoont Usama), en ga zo maar door. Het is eigenlijk allemaal te erg voor woorden. Usama staat wat dit betreft onder de moslimse auteurs niet alleen. Zo is in de Perzische vertaling van de oorspronkelijk in het Arabisch geschreven kosmografie van al-Qazwini een hoofdstuk over de christenen opgenomen. Daarin staat niet alleen de vrij onschuldige informatie dat de christenen zo goed in schilderkunst zijn (waarschijnlijk op grond van hun religieuze kunst), maar ook dat de priesters bij de christenen degenen zijn die de jonge bruiden ontmaagden. Dit soort informatie wint zelfs aan overtuigingskracht naarmate de hoeveelheid van ongerijmdheden groter wordt. Zo'n eenvoudige, drieregelige, mededeling van al-Qazwini slaat meerdere vliegen in een klap. Aha, denkt de moslimse lezer, de christelijke vrouwen zijn dus geen maagd meer bij het huwelijk. Hoe zit het dan met de zuiverheid van de afstamming in de families? Het is dus een volk van bastaarden. Wat een afgang voor de christelijke mannen om zich zoiets te laten welgevallen. Is dat nu de wijze waarop door de clerus inhoud aan het celibaat wordt gegeven? Enzovoorts. Het werkt bijzonder vooroordeelbevestigend. Het Leidse handschrift van deze Perzische kosmografie bevat zelfs een miniatuur die deze dubieuze christelijke praktijk afbeeldt en het werkelijkheidsgehalte van de informatie nog vermeerdert.Ga naar eindnoot6. Veel van wat Usama vertelt over de zeden en gewoonten van de Franken heeft iets karikaturaals. Ook in zijn verhalen is de concentratie van obscene elementen per anecdote te groot om echt geloofwaardig te zijn. Er is hier waarschijnlijk sprake van Franken-moppen die onder de moslims circuleerden. De gehoornde echtgenoot is ook nog eens wijnkoopman, dat wil zeggen een handelaar in verboden waar, de race tussen twee oudjes (die bij de moslims braaf en respectabel thuis hadden gezeten) heeft als inzet een varken, een onrein dier; een vrouw laat haar schaamte niet aan vreemden zien, maar zeker haar schaamhaar niet knippen door een vreemde badmeester in aanwezigheid van haar eigen man; de medische kennis en technieken van de Franken zullen wel primitiever zijn geweest dan die van de relatief zeer geavanceerde Arabische medici. Maar het relaas van Thabit over de operaties met dodelijke afloop is wel erg cru. Hoe onwaarschijnlijk al deze verhalen ook zijn, ze worden steeds gered door Usama's onbevangen verteltechniek. Usama biedt eigenlijk niets minder dan puur entertainment. Het is hem er daarbij natuurlijk niet om te doen om een genuanceerd, informatief en zo getrouw mogelijk beeld te geven van de Frankische indringers. Hij schildert hen liever af in al hun grofheid, onwetendheid en belachelijkheid. Niet dat de formeel dogmatische verschillen tussen de drie monotheïstische | |
[pagina 19]
| |
Een priester defloreert de bruid terwijl haar aanstaande echtgenoot toekijkt. Een illustratie van dit christelijke gebruik in de Perzische vertaling van de Cosmografie van de moslimse auteur Zakariya Qazwini (gestorven 1283). Handschrift UB Leiden Or. 8903, f. 174a. (Iran 1602).
| |
[pagina 20]
| |
godsdiensten onbekend waren bij de moslimse geleerden. In de middeleeuwse moslimse encyclopedieën is vaak een aparte sectie over christenen opgenomen. Daarin treft men een min of meer correcte opgave aan van de ideologische verschillen tussen christenen en moslims, en ook die tussen de verschillende christelijke groeperingen onderling. En ook uit de apologetische literatuur van moslims en christenen is veel te lezen over de verschillen in de leer. Discussies tussen christenen en moslims over punten van dogmatiek hebben vaak plaats gehad.Ga naar eindnoot7. Maar de Middenoosterse christenen waren niet alleen maar een oorzaak van controversen. De aanwezigheid van belijders van andere godsdiensten kon ook voordelen hebben. In het Boek der kloosters van de moslimse auteur al-Shabusti lezen we hoe de moslims zich graag vertonen op christelijke feestdagen en niet in het minst vanwege de beschikbaarheid van wijn bij de christenen. De christelijke kloosters zijn bij al-Shabusti aanleiding tot het citeren van Bacchische poëzie en de kloosters werden geliefde uitspanningen waar men kwam rusten, en drinken.Ga naar eindnoot8. Over deze Oosterse christenen met hun kerken, kloosters en hoogtijdagen spreekt Usama niet in zijn Memoires. Zij waren voor hem kennelijk geen opvallende categorie. Of de vrome moslim Usama ibn Munqidh zich ooit aan het soort drinkgelagen heeft overgegeven als waarover al-Shabusti vertelt, mag betwijfeld worden.
De vraag moet gesteld worden of Usama de kruisvaarders wel in de eerste plaats als christenen, in de zin van een andere religieuze groep, dus als belijders van een ander geloof, ziet. Dat deed hij zeker niet in de moderne zin dat alle mensen gelijkwaardig zijn, ongeacht hun geloof. In de islamitische wet geldt tegenover niet-moslims het oorlogsrecht. Zij moeten zich bekeren (maar dan wel vrijwillig en uit overtuiging), zij worden onderworpen of zij worden gedood. Dit betekent niet dat christenen zich onder dwang zouden moeten bekeren tot de islam. Zij kunnen hun eigen geloof en gemeenschap behouden mits zij een verdrag van onderwerping sluiten met de moslims. Het is duidelijk dat de kruisvaarders niet zo'n verdrag hebben gesloten, en daarom is de strijd tegen hen het enige alternatief. Uit de Memoires komt in de eerste plaats een beeld van de Frankische christenen naar voren als een groep van wilde nieuwkomers. Zij zijn vervaarlijke militaire tegenstanders die daarbij ook nog veracht moeten worden omdat zij een afwijkend geloof belijden. |
|