man werd enig tandbederf aangetroffen, bij de twee anderen geen spoor van aantasting, noch van enig tandverlies gedurende het leven. Hoewel een aantal van drie individuen weinig betekenis heeft, is dat opmerkelijk. Het zou enerzijds de bevestiging kunnen vormen voor het feit dat suiker zijn intrede nog niet in de westerse wereld had gedaan, anderzijds erop kunnen wijzen dat het toenmalige dieet meer op eiwitten dan op koolhydraten gebaseerd was.
Het botmateriaal van de twee complete volwassenen vertoonde enkele belangwekkende kenmerken. Bij de 40 tot 45-jarige man werd een vrij aanzienlijke scoliose van de wervelkolom waargenomen. Het botmateriaal was echter zo broos dat reconstructie niet meer mogelijk was.
Het skelet van de 45 tot 50-jarige man - veel beter geconserveerd - bleek opmerkelijke afwijkingen te vertonen in de bovenste helft van het lichaam. Bij een vergelijking tussen links en rechts bleken het rechter sleutelbeen en schouderblad iets kleiner te zijn dan links. Het rechter opperarmbeen was weliswaar maar iets korter dan het linker, maar opvallend lichter gebouwd, dunner. Van de onderarmbeenderen was de ellepijp maar nauwelijks half zo lang als de normale tegenhanger links, en bovendien in een sterke boog gekromd. Het bijbehorende
spaakbeen was tot een kwart van de oorspronkelijke lengte gereduceerd. De rechter onderarm kon het best met ‘vlerkje’ getypeerd worden.
Bovendien konden aan de halswervels ernstige afwijkingen geconstateerd worden. De atlas zag er normaal uit, maar de draaier was met de derde wervel tot een massief blok vergroeid, evenals dat het geval was met de vijfde en zesde halswervel. Hoewel er nog een zekere draaibeweging met het hoofd mogelijk was, zal een knikkende beweging zeer beperkt zijn geweest.
De rest van de bewaard gebleven beenderen vertoonde geen afwijkingen. Er kwam een beeld naar voren van een betrekkelijk kleine man met een stijve nek en rechts een kort mismaakt armpje.