Het dertiende en laatste visioen van dit deel bevat een aantal hymnische teksten. Hieronder bevindt zich een korte tekst in de vorm van een klein toneelspel, waarin de virtutes en de duivel als tegenspelers tegenover elkaar staan. Deze tekst heeft Hildegard later uitgewerkt en van muziek voorzien. Daarmee ontstond het allegorisch spel Ordo Virtutum, dat in de twaalfde eeuw uniek is in zijn soort.
Ordo Virtutum betekent zo ongeveer ‘het spel van de goddelijke krachten’. De belangrijkste personages zijn: zeventien virtutes met Humilitas (de Nederigheid) als hun koningin, de duivel, een gelukkige en een ongelukkige ziel. Het spel wordt tegenwoordig meestal ingedeeld in een proloog, vier scènes en een epiloog. In de proloog presenteren de virtutes zich als het vleesgeworden woord van God: ‘Verbum Dei clarescit in forma hominis et ideo fulgemus cum illo, aedificantes membra sui pulchri corporis’ (Gods woord straalt in mensengedaante; omdat wij de ledematen van zijn mooie lichaam vormen, schitteren wij met hem).
In de eerste scène verschijnen de gelukkige en de ongelukkige ziel. De gelukkige ziel prijst God; de ongelukkige staat op het punt te bezwijken voor de aardse verlokkingen van de duivel. De virtutes proberen haar te steunen, maar uiteindelijk lukt het haar niet om op het rechte pad te blijven. In de tweede scène wordt het verhaal onderbroken: de virtutes stellen zichzelf voor, terwijl ze elkaar met zang en dans loven en prijzen. Dan, in de derde scène, weeklagen zij over de dwnlende ziel die verloren dreigt te gaan. Deze stelt zich uiteindelijk toch weer onder hun hoede, stinkend, gewond en vol berouw over haar uitstapjes met de duivel. De virtutes nemen haar in hun midden op. In de laatste scène wordt definitief afgerekend met de duivel.
De Ordo Virtutum is in slechts één manuscript bewaard gebleven: de Riesenkodex (Wiesbaden, Hessische Landesbibliothek Ms. 2). Deze codex is ontstaan tussen 1180 en 1190, dus kort na Hildegards dood. Hiermee is het niet de oudste codex waarin haar muziek is bewaard, maar wel de codex die de meeste muziek bevat: 75 van de 77 liederen en de Ordo Virtutum, alle van muziek voorzien.