Madoc. Jaargang 1990
(1990)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| |
3 MiddeleeuwenD.E.H. de Boer, J. van Herwaarden en J. Scheurkogel, Middeleeuwen. Groningen (Uitgeverij Wolters-Noordhoff), 1989, 457 blz., geïllustreerd. ISBN 90-01-38550-8. f69,50Er zijn verschillende manieren om een handboek over een periode in de geschiedenis te beoordelen. Je kunt het boek onbevooroordeeld op je laten inwerken en alle opvallende dingen en fouten registreren; op deze manier zal de recensent in staat zijn, vooral zijn eigen alwetendheid te laten schitteren. Je kunt een handboek echter ook testen als een gebruiksartikel. Zoals een consument bepaalde verwachtingen heeft van bij voorbeeld een electrisch apparaat (laag energieverbruik, vriendelijkheid voor het milieu), zo heeft de lezer een verwachting van een handboek. Terwijl een monografie de lezer soms in onverwachte richtingen voert, die overigens zeer de moeite waard kunnen zijn, staan bij een handboek de behoeften van de gebruiker voorop. Ik wil dan ook niet vertellen, hoeveel beter ik zelf alles zou weten, maar eerst mijn verwachtingen van een handboek voor middeleeuwse geschiedenis formuleren. Ten eerste verwacht ik dat het boek inzicht geeft in historische processen en structuren. De lezer moet achteraf begrepen hebben hoe bij voorbeeld de feodaliteit functioneerde en hoe de steden zich hebben ontwikkeld. Een tweede, maar minder belangrijk punt is de mogelijkheid om er dingen in op te zoeken. In de derde plaats hoop ik dat het boek niet pretendeert de enige waarheid weer te geven, maar dat het de verschillende meningen in de discussies zonder eind ook als meningen weergeeft. | |
[pagina 50]
| |
OpzetTegenover de vraag van de consument zet de producent een aanbod; de auteurs van Middeleeuwen hebben in de inleiding hun bedoelingen uiteengezet. Het is hun opzet, zo zeggen ze, niet een puur chronologisch overzicht te maken. Ze zijn tot de conclusie gekomen dat op het sociaal-economische en het culturele gebied meer nadruk moet worden gelegd dan in handboeken gebruikelijk is. De auteurs spreken voorzichtig van ‘een synthese tussen de “evenementiële” en “structurele” geschiedenis’. Daardoor is het boek, zoals ze erkennen, niet te gebruiken als een encyclopedisch naslagwerk. Verdwijnt hiermee de door mij gewenste opzoekfunctie? Kunnen we dingen dan niet via het register nazoeken? In een traditioneel handboek kun je daar de namen van koningen en pausen vinden. Een steekproef wijst uit dat in dit register maar liefst 41% van de vermeldingen geen eigennamen zijn. Dat is erg hoog als je in aanmerking neemt dat zelfs in een structureel opgezet boek heel veel namen voorkomen. De auteurs zijn nog minder evenementieel te werk gegaan dan ze voorspelden en we zullen zien dat ze een overwegend structureel boek hebben gemaakt. Als we iets willen opzoeken, moeten we maar een naslagwerk ter hand nemen. Het boek is verdeeld in drie stukken: een politiek, een sociaal-economisch en een religieus-cultureel gedeelte. Er zijn ook drie auteurs, maar omdat ze niets hebben geschreven over hun taakverdeling, is het misschien onbeleefd om te proberen te raden, wiens inbreng op welk gedeelte het grootst is geweest. Onbeleefd maar verleidelijk. | |
Drie delenZoals gebruikelijk is het politieke gedeelte een beetje saai. Doordat de auteurs grote lijnen hebben getrokken, zijn de afzonderlijke vorsten praktisch uit het beeld verdwenen, en daarmee de ‘evenementiële geschiedenis’ en het verhaal. Wat we overhouden, is staatsvorming en soevereiniteit en suzereiniteit, kortom een boel moeilijke begrippen. Dat hoeft op zichzelf geen verlies te zijn; ik had altijd al moeite om de ingewikkelde en | |
[pagina 51]
| |
soms dubieuze familieverhoudingen in de handboeken van Painter en TierneyGa naar eindnoot1. te onthouden. Het betekent in elk geval dat er opnieuw veel aandacht wordt besteed aan de structuren. We kunnen hier weinig lezen over machtsverhoudingen tussen groepen mensen, maar daarvan komen we wel iets tegen in het sociaal-economische gedeelte. Mager is de aandacht die is besteed aan het bestuurlijke aspect, aan kanselarijen en belastingen, aan wetgeving, legers en parlementen. Het leeuwendeel van de tekst gaat over de theorie van de macht en het recht. In het traditionele handboek ligt de nadruk meestal op Frankrijk, Engeland en het Duitse Rijk, maar dit boek belooft in de inleiding meer aandacht te besteden aan de randgebieden van de Westeuropese beschaving. Er is inderdaad veel ruimte voor bij voorbeeld Italië en Spanje, terwijl Engeland, dat in Angelsaksische handboeken zo'n prominente plaats inneemt, samen met Scandinavië wordt behandeld. Opvallend is een heel gedegen stuk over de vroege ontwikkeling van de islam. De kruistochten komen er met slechts één bladzijde bekaaid vanaf, maar dat wordt in het hoofdstuk over de godsdienst gedeeltelijk goedgemaakt. Ook het sociaal-economische gedeelte bevat veel abstracties. In een gedeelte dat stijf staat van de cursief gedrukte begrippen, zoals een collegedictaat in de goede zin des woords, worden de standen behandeld. De agrarische samenleving krijgt een stevige juridische basis mee. Er is een prima stuk over steden en het geldwezen wordt zeer uitgebreid behandeld. Overdreven lang is misschien het gedeelte over de boerenopstanden. Is het toevallig dat de jongste van de drie schrijvers al eens over boerenopstanden heeft gepubliceerd? De auteurs vermelden dat de materiële cultuur buiten beschouwing blijft. Deze consument kan dat wel billijken, omdat het moeilijk is om in kort bestek daarover algemeen geldende uitspraken te doen. Het religieus-culturele gedeelte is niet beter dan in andere handboeken. Dit onderdeel begint met een lange maar simplistische weergave van de leer van het christendom zoals deze in de bijbel staat. Hier mist men iedere kritische beschouwing en toelichting. | |
[pagina 52]
| |
Niets wordt bij voorbeeld gezegd over de rol van Paulus en van de klassieke filosofie bij de vorming van het geloof. Op dezelfde willekeurige manier worden andere onderwerpen behandeld of niet behandeld. Wel krijgen we soms een aardige indruk hoe het geloof in de praktijk werkte: de trage kerstening, de uitvoering van de pauselijke macht. Vreemd genoeg wordt het gedeelte over de letterkunde bijna uitsluitend gebaseerd op de Middelnederlandse literatuur. Belangrijke Franse en Italiaanse geschriften bij voorbeeld worden nauwelijks genoemd. Daardoor is dit hoofdstuk weinig overtuigend. | |
VormDe afronding van het boek is een bespreking van de verschillende soorten bronnen die men kan aantreffen. Ze worden gedetailleerd onderverdeeld. Zo kent men tekstuele en niet-tekstuele bronnen, welke laatste worden onderverdeeld in gebruiksvoorwerpen, figuratieve bronnen, architecturale bronnen, grondsporen en landschappelijke bronnen. Daarvan worden de figuratieve bronnen bij voorbeeld gesplitst in sculpturele en picturale bronnen, die ieder weer een aantal onderverdelingen kennen. Daarna volgt een literatuurverwijzing die alleen bibliografische werken noemt en het register: 41% begrippen. De typografie van het boek is wat saai door de hoge zetspiegel. Bij het lezen kan men zich niet voorstellen dat toch nog op iedere vijf bladzijden één illustratie voorkomt. De plaatjes en kaarten zijn overigens wel uitstekend gekozen; ze laten ons geen pausen en vorsten zien maar verduidelijken een element in de tekst en voegen er met hun bijschrift iets aan toe. Een zwak punt in de vormgeving zijn ook de opschriften boven de onderdelen van de hoofdstukken. Ze zien er allemaal hetzelfde uit en daardoor is het niet duidelijk of we met ‘paragrafen’ of met ‘subparagrafen’ te maken hebben. De structuur van de hoofdstukken kan men alleen begrijpen uit de inhoudsopgave. | |
[pagina 53]
| |
ConclusieToetsen we het boek nu aan de drie criteria van de consument. De schrijvers hebben al toegegeven dat het tweede punt, de mogelijkheid om iets op te zoeken, niet is nagestreefd. Aan het derde criterium, het weergeven van meningen van historici, is slechts hier en daar tegemoet gekomen. Daar staat tegenover dat in dit boek in vergelijking met andere handboeken op superieure wijze inzicht in processen en vooral structuren wordt gegeven. Sterke punten zijn daarbij de ideeëngeschiedenis, de rechtsgeschiedenis en de economische geschiedenis. De tijd van het chronologische handboekGa naar eindnoot2. en zelfs van het half-chronologischeGa naar eindnoot3. ligt achter ons. De stap naar de structurele benadering is een goede stap. Voor toekomstige studenten zou dit handboek mijn keuze zijn, en naar ik heb begrepen niet alleen de mijne. De structuur van het boek zelf zou misschien nog anders kunnen. Beginnen met de politieke geschiedenis om daarna de economische uit te leggen is de zaak op zijn kop zetten. De meeste historici zijn, ook zonder marxistische denkbeelden te huldigen, wel overtuigd van de grote invloed die de geografie, de economie en de demografie op de cultuur en de politiek hebben gehad. Als je weet hoe de mensen leefden en waarvan ze leefden, kun je hun wetten, hun bestuur en hun cultuuruitingen beter begrijpen. Een andere volgorde zou de verbanden tussen de verschillende lagen in de opbouw van de samenleving duidelijker maken.
D.A. Berents |
|