Madoc. Jaargang 1990
(1990)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
4 Het leven van LiedewijHet leven van Liedewij, de maagd van Schiedam. De Middelnederlandse tekst naar de bewaarde bronnen uitgegeven, vertaald en van commentaar voorzien door Ludo Jongen en Cees Schotel m.m.v. Josephine Franken. Schiedam, 1989. Fonds Historische Publikaties Schiedam. 164 blz. ISBN-90-70450-11-9. f24,95.In het ‘Woord vooraf’ bij hun uitgave van Het leven van Liedewij delen de editeurs mee, dat zowel de uitgeefster (de Stichting ‘Fonds Historische Publikaties Schiedam’) als zijzelf van mening waren dat dit heiligenleven ‘toegankelijk gemaakt diende te worden voor een brede kring belangstellenden’ (p. 9). Die doelstelling blijkt evident uit het boek zoals het nu voor ons ligt. Enerzijds wordt er rekening gehouden met een nietdeskundig publiek, anderzijds komt ook de wetenschap aan haar trekken. Een overzicht van de inhoud kan dit duidelijk maken. De ‘Inleiding’ is zeer beknopt: acht bladzijden, waarvan er twee geheel gevuld worden door de reproduktie van titelpagina's van oude drukken. De editeurs willen de lezer dus kennelijk niet de weg naar het verhaal-zelf versperren: geen uitvoerige behandeling van allerlei problemen en bovendien twee aantrekkelijke illustraties. Die beknoptheid heeft wel een zekere oppervlakkigheid tot gevolg. Zo wordt in achttien regels de paragraaf ‘Liedewij en de geestelijke stromingen van haar tijd’ afgewikkeld. Daar staat dus niet veel in. Of, paradoxaal geformuleerd: daar staat dus veel te veel in. Het heiligenleven zelf vormt terecht de hoofdmoot van het boek (p. 20-103). Op de linkerpagina steeds de Middelnederlandse tekst en rechts een moderne vertaling. Als grondslag is | |
[pagina 55]
| |
gebruikt het handschrift dat berust in de universiteitsbibliotheek te Gent (signatuur 1080; datering ca. 1480). De editeurs verantwoorden nauwkeurig hun werkwijze, eerst in het kort op p. 105 en daarna zeer gedetailleerd in de appendices 2 (p. 137-139) en 3 (p. 140-148).Ga naar eindnoot1. Bij de vertaling is ‘niet gestreefd naar een letterlijke weergave van de Middelnederlandse tekst. Ons stond een betrouwbaar en vooral leesbaar equivalent voor ogen’ (p. 107). De criteria die zij daarbij hebben gehanteerd (zie p. 107-108) lijken mij goed te verdedigen. Men kan het natuurlijk oneens zijn met die criteria, maar de standpunten die hier worden ingenomen zijn duidelijk. De vertaling is ook geslaagd. De hedendaagse lezers die het Middelnederlands willen laten voor wat het is - het brede publiek zou men kunnen zeggen - krijgen een heel leesbare tekst aangeboden. Bovendien worden zij (en de ‘professionele’ lezers) tot hun genoegen overladen met reprodukties van houtsneden uit de druk van 1505. Of het verhaal hen inhoudelijk zal bekoren is iets anders, maar daarover zo meteen. De ‘Uitleiding’ (p. 109-122) gaat in op ‘Datering en auteur’, ‘Structuur’ en ‘Verspreiding’. Van dit gedeelte van het boek is de paragraaf ‘Structuur’ vooral van belang voor wie het genre van de heiligenlevens niet kent. Beknopt wordt uiteengezet hoe het Leven van Liedewij past in de literaire traditie en hoe het werk in elkaar steekt. In het onderdeel ‘Verspreiding’ wordt duidelijk gemaakt in welke kringen het Leven van Liedewij gelezen (of, voorzichtiger, verspreid) is. Het gaat om kloosterlingen en burgers. Appendix 1 (p. 123-136), een ‘Overzicht van de handschriften en drukken’ bevat informatie die vooral voor de vaklieden interessant is, wat ook geldt voor de al genoemde appendices 2 en 3, en voor appendix 4 (p. 149-155), waarin onder andere staat afgedrukt een oorkonde van het Schiedamse stadsbestuur uit 1421 die betrekking heeft op Liedewij. Een bibliografie (p. 156-160), een lijst van illustraties (p. 161, niet minder dan 27 stuks) en een register van eigennamen (p. 162-164) besluiten het boek. | |
[pagina 56]
| |
Het leven van de heilige Liduina van Schiedam is geen biografie waar men in 1990 - honderd jaar na haar heiligverklaring en meer dan 550 jaar na haar dood - reikhalzend naar zal uitzien. Het gaat om een verhaal dat duidelijk wil maken hoe ‘dese heyleghe maghet’, achtendertig jaar gekluisterd aan haar ziekbed na een val op het ijs toen zij nog geen vijftien was, aan de aarde onttogen raakte. Wie het verhaal van haar leven zonder enige kennis van zaken leest gelooft zijn ogen niet. Twee willekeurige voorbeelden van een en dezelfde bladzijde geplukt (p. 31), voor het gemak in vertaling: In de tijd dat Liedewij nog wel eens wat water dronk, kwam Margaretha, gravin van Holland, naar haar toe, in gezelschap van meester Govaart Sonderdanc die wilde kijken of hij haar hulp kon bieden. Zover het betamelijk was betastte hij haar, haalde haar darmen uit haar lichaam en legde die in een waskom. Nadat hij haar van binnen onderzocht had, deelde hij mee dat de wormen vanuit het verrotte merg van haar wervelkolom groeiden. Verder zei hij dat het merg rotte, omdat Liedewij geen zout gebruikte. Omdat hij haar niet kon helpen, legde hij haar darmen terug op hun plaats. De verrotte darmen die zij had overgegeven of die uit haar lichaam waren gehaald, hingen op een rek naast haar en werden vele jaren vóór haar dood op het kerkhof begraven. Meester Govaart vertelde haar ook dat zij binnen een half jaar aan waterzucht zou gaan lijden. Zodra zij water zou opgeven, zou zij niet meer drinken. Deze ziekte begon inderdaad zo'n negentien jaar vóór haar dood: vanaf die tijd at noch dronk zij, en evenmin plaste ze. | |
[pagina 57]
| |
Wie zich bij zulke fragmenten, die trouwens van een bijna weldadige zakelijkheid zijn, afvraagt hoe het mogelijk is dat dit ziekbed achtendertig jaar geduurd heeft, stelt een schijnprobleem aan de orde. Het gaat hier om een literair genre dat zijn eigen wetten heeft. Die wetten zijn, populair gezegd: laten zien hoe God iemand tot heiligheid roept en hoe een mens die heiligheid op een ongeloofwaardig-sublieme wijze bereikt. Ik herinner mij hoe tien jaar terug de arts P.J. Stolk Sint-Liduina als medicus te lijf is gegaan, om het zo maar eens uit te drukken. Hij had er niets van begrepen. Wie een hagiografie leest, moet er meer dan ooit op bedacht zijn dat er achter de tekst moet worden gekeken. Daarmee is niet gezegd dat het allemaal belangrijke literatuur is. Wel, dat het altijd weer van belang is oog te hebben voor een cultuur waarin iets ontstaat. Het boek dat Jongen en Schotel in het licht hebben gegeven zal niet worden verslonden, maar het is een goed idee geweest het eeuwfeest van de canonisatie van deze ‘ijsheilige’ aan te grijpen om zo'n wat in het vergeetboek rakend stukje cultuur opnieuw onder de aandacht te brengen. Het boek is verkrijgbaar bij de Stichting Fonds Historische Publikaties Schiedam, Koekoekslaan 10, 3221 XK Schiedam en bij de erkende boekhandel.
A.M.J. van Buuren |
|