| |
| |
| |
Thea Summerfield
Kennismaking met dr. F.J. Furnivall, mediëvist uit roeping
Een ieder die zich wel eens bezig houdt met het bestuderen van Middelengelse literaire teksten, bouwt voort op fundamenten die vooral in de negentiende eeuw zijn gelegd, niet, zoals men zou verwachten, door academici, maar door enthousiaste amateurs die zich met een enorme inzet wijdden aan het bestuderen van de taal en literatuur van het verleden, tot stichting van de eigen tijd. Dit artikel beoogt een beeld te schetsen van de persoon en de motivatie van een van hen, Dr. F.J. Furnivall (1825-1910). Hij was secretaris van de Philological Society van 1853 tot zijn dood in 1910, de man die de aanzet gaf tot de samenstelling van de New (Oxford) English Dictionary in 1857, oprichter van onder andere The Early English Text Society (1864) en The Chaucer Society (1868), en vervaardiger van tientallen edities.
Wie wel eens een editie, verzorgd door Furnivall, heeft gebruikt, en daarvan het voorwoord heeft gelezen, moet getroffen zijn door de persoonlijke toon die daarin doorklinkt. Dat kan verdriet zijn om een kort geleden persoonlijk verlies, vermoeidheid van het vele werk dat verzet moest worden voor de editie gereed was, maar ook grote vrolijkheid en enthousiasme, zoals in dit voorwoord bij Caxton's Book of Curtesye:
‘...before tea, Mr. Skeat showed me a copy of The Vision of Piers Plowman which the Provost and Fellows of Oriel had been good enough to lend him for his edition of “Text B”. Having enjoyed the vellum Vision, I turned to the paper leaves at its end, and what should they contain but an earlier and better version of the Caxton that I had just copied part of? I drank seven cups of tea, and ate five or
| |
| |
six large slices of bread and butter, in honour of the event; and Mr. Skeat, with his never-failing kindness, undertook to copy and edit the Oriel text for the Society.’
Hetzelfde enthousiasme straalde zijn hele persoon uit, zoals fraai beschreven is door K.M. Elizabeth Murray:
‘...amid the sober, frock-coated members [of the Philogical Society] one was different and unforgettable. Bearded like most of the others, but unconventionally attired in corduroy trousers, with a tie of pink ribbon, having the most strikingly twinkling blue eyes, this man positively exuded enthusiasm and energy every time he opened his mouth. (...) [He was] a leading figure, stimulating and persuasive, often meddlesome and exasperating, always a dynamic and powerful influence...’ (Murray 1977:87)
Frederick James Furnivall werd in 1825 in Egham, Surrey, geboren in een welgesteld, streng christelijk milieu. Hij bleek al jong zeer intelligent te zijn en een veelzijdige belangstelling te hebben. Aan het University College London studeerde hij Duits, scheikunde, botanische wetenschap, wiskunde, Grieks, geschiedenis en filosofie. Toch hield hij tijd over om intensief in de Bijbel te lezen, minutieuze dagboeken bij te houden, en voor zichzelf kritieken te schrijven van de preken die hij zondags in de kerk hoorde. Tegelijkertijd was hij verzot op feestjes en dansen, en op allerlei sporten, vooral op boksen en roeien. In 1842 vertrok Furnivall naar Cambridge om wiskunde te studeren. De Engelse taal had toen nog niet zo zijn belangstelling. Was dat wel het geval geweest, dan had hij ergens anders moeten studeren; Engelse taalen letterkunde studeren werd in Cambridge pas in 1911 mogelijk. Hij had er, ondanks wat plagerijen omdat hij niet rookte of dronk en geen vlees at, een heerlijke tijd, waarin vooral veel geroeid werd, hetgeen hem op menige prekerige brief van thuis kwam te staan.
Na Cambridge bekwaamde Furnivall zich in de rechtspraak in de praktijk van een van zijn vaders vrienden in Londen, en werd advocaat (barrister). In dat milieu ontmoette hij een heel ander slag mensen, waaronder de socialist John Malcolm Ludlow, die een enorme invloed op hem hadden. Hij begon oog te krijgen voor de
| |
| |
Frederick James Furnivall
(John Munro: A Personal Record. London, 1911)
ten hemel schreiende armoede in de uitgestrekte achterbuurten van Londen, waar zelfs nog gevochten werd om een slaapplaats naast de enorme mesthopen op straat, omdat het daar tenminste warm was.
| |
| |
Hij trok zich het lot van de armsten in de samenleving aan en sloot zich aan bij een aantal gelijkgezinde, eveneens zeer goed opgeleide geesten die zich Christian Socialists op. Deze beweging stelde zich ten doel de arbeider mogelijkheden te bieden zich te ‘beteren’ in op te richten Working Men's Colleges. Men ging er van uit dat meer kennis niet alleen zou resulteren in een betere sociale positie, maar ook in een beter mens. Het zijn ideeën en idealen die een lang leven beschoren waren. Mèt zijn nieuwe interesse veranderde Furnivalls uiterlijk: voortaan hulde hij zich het liefst in corduroy broeken - ongebruikelijk in Victoriaans Engeland, maar voor een twintigste-eeuwer nog steeds herkenbaar als de dracht van de wereldverbeteraar. Furnivall gaf zelf ook les aan deze Colleges, maar werd vooral vermaard om de excursies, wandeltochten en picknicks die hij zondags organiseerde en waarbij iedereen welkom was: leerlingen, vrienden, professoren en serveersters uit de goedkope cafetaria's waar hij graag kwam. Het zal niemand verbazen dat zijn onconventionaliteit ook weerstand opriep, bij voorbeeld vanwege zijn activiteiten op de christelijke rustdag, en ook omdat hij een voorstander was van de toelating van vrouwen op de Working Men's Colleges.
Furnivalls betrokkenheid bij de Christian Socialists is van groot belang geweest voor de literatuur omdat hij in deze kringen in aanraking kwam met filologen als J.F.D. Maurice, hoogleraar Engelse literatuur, geschiedenis en theologie aan King's College London en de romanschrijver Charles Kingsley. Zij wakkerden zijn belangstelling voor de Engelse taal en literatuur aan, een belangstelling die samen ging met ‘het doel waarnaar hij streefde’: een betere samenleving. In de literatuur van de Middeleeuwen zag hij, evenals veel mensen van zijn tijd, die waarden verwoord die hij in zijn eigen tijd teloor zag gaan. Door deze literatuur onder de aandacht van een groter publiek te bren-gen hoopte hij het eigentijdse morele verval tegen te gaan. Hij werd lid en later secretaris van de London Philological Society in 1847. Het was in deze Society dat Furnivall, in de zomer van 1857, met het idee kwam van een nieuw woordenboek, of althans een supplement op
| |
| |
de bestaande woordenboeken. Een commissie werd opgericht ‘to collect unregistered words in English’. In november van dat jaar leest Trench, de deken van Westminster, zijn verhandeling ‘On some Deficiencies in our English Dictionaries’ voor, en al in januari van het volgende jaar wordt besloten dat in plaats van een supplement een geheel nieuw woordenboek zal worden samengesteld, gebaseerd op citaten, zodat de introductie van een bepaald woord in de taal, en veranderingen in betekenis, uit de citaten duidelijk worden. Dit is het zogenaamde historical principle. Bovendien streefde men er naar dat ‘it should contain every word occurring in the literature of the language it professes to illustrate’. Dit betekende dat er duizenden citaten verzameld dienden te worden. De verzamelaars, readers, werden door Furnivall geronseld, maar van de vroege teksten waren geen edities voorhanden. Dit bracht hem op het idee de Early English Text Society (EETS) op te richten. Door Oud- en Middelengelse manuscripten uit te geven zou het mogelijk worden veel meer woorden te traceren tot hun eerste verschijning in de taal, terwijl de teksten bovendien voor een veel groter publiek toegankelijk zouden worden. Het verhaal van de Dictionary is prachtig verteld door K.M. Elisabeth Murray; hier zij nog vermeld dat Furnivall tot zijn dood bij de Dictionary betrokken bleef, en zelf duizenden citaten leverde, al bracht hij de samenstellers wel eens tot wanhoop met zijn kladjes en haastig achterop oude enveloppen neergeschreven citaten. De EETS leidde op zijn beurt weer tot de oprichting van allerlei andere societies, zoals de Chaucer, Browning, Shelley, en New Shakspere Society. Tegelijkertijd verzorgde hij de ene editie na de andere, allemaal voorzien van een index en
glossarium, en waar nodig, een lijst van plaats- en persoonsnamen en van rijmwoorden, terwijl zijn werk voor de Working Men's Colleges gewoon door ging. Dat er wel eens iets mis ging, laat zich raden. Dit blijkt bij voorbeeld uit de laatste alinea van het voorwoord bij de Chronicle van Robert Mannyng of Brunne, een kroniek die sindsdien nog niet opnieuw is uitgegeven. Furnivall beschrijft hoe hij ‘some ten years or more ago, when I hoped that this Introduction would have been at once written’ op
| |
| |
zoek gaat naar de plaatsen waar Robert Mannyng moet hebben gewoond en gewerkt, en besluit dan als volgt:
‘Twice before, in the many years since this text was begun, have I made collections of notes, &c. for preparing a fit Introduction to this Chronicle. The first time, all my notes, disappeared while workmen were in the house during a long country holiday that I took. The second time, last year, I must have left in some shop, railway, or omnibus, the bound and noted volume of the text, with a Paper on the dialect and phonetics of the Lambeth MS. which Dr. Henry Sweet had most kindly prepared for me. (...) I can only ask mercy for its [i.e. the introduction's] shortcomings, and for the long delay which has taken place in the production of the book; pleading also that this delay has not been due to mere laziness, though I acknowledge that it was wrong in me to do other work and leave this volume undone.’
Furnivall was geen makkelijk mens; hij had geen notie van de betekenis van het woord tact, vertelde alles aan iedereen door, ook al was het hem in vertrouwen verteld, en genoot van intriges. Maar dat zijn bedoelingen zuiver en oprecht waren, daaraan valt niet te twijfelen. We laten hem nog één keer zelf aan het woord. In bovengenoemde editie, ‘not a contribution to English history, but to the history of English’, beschrijft hij waarom, naar zijn mening, Mannyng een populaire, in de landstaal geschreven kroniek maakte. De woorden zijn net zo toepasselijk op deze uitzonderlijke geleerde als op de middeleeuwse schrijver:
‘As an early social reformer, as a lover of the poor, one who wished to give them knowledge, to lead them to higher things; as a language reformer too, (...) Robert of Brunne is worthy of all honour.’
Voor dit artikel zijn de volgende boeken gebruikt:
W. Benzie, Dr. F.J. Furnivall, A Victorian Scholar Adventurer. Norman (Oklahoma), 1983. |
F.J. Furnivall (ed.), Caxton's Book of Curtesye, printed at Westminster about 1477-8 A.D. London, 1868. |
F.J. Furnivall (ed.), The Story of England by Robert Manning of Brunne 2 vols.. London (RS47), 1889. |
K.M. Elisabeth Murray, Caught in the Web of Words; James Murray and the ‘Oxford English Dictionary’. Yale (U.P.), 1977. |
|
|