Madoc. Jaargang 1989
(1989)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 32]
| |
2
| |
[pagina 33]
| |
er goed aan eerst te bedenken waar, wanneer en hoe. Dergelijke overwegingen komen regelmatig voor in de verhoren. In het hoofdstuk ‘Het toneel van de vechtkeuren’ wordt ingegaan op de vele gegevens over de plaats van misdrijf die deze bron bevat. Bij nadere beschouwing blijken deze gegevens ons vaak een goed beeld te kunnen verschaffen van de toenmalige woon- en leefomstandigheden. De ruzies tussen mannen en vrouwen waren heel verschillend van aard. Veel problemen hielden verband met het huwelijk. Maar naast de problemen in verband met huwelijkssluiting, overspel en scheiding blijkt ook de prostitutie nogal eens aanleiding tot conflicten te geven. Vier korte, vrij algemene hoofdstukken gaan hier nader op in, teneinde de conflictsituaties in de Vechtkeuren te verduidelijken. Het daaropvolgende hoofdstuk toont aan dat deze getuigenverhoren, ofschoon momentopnamen, zeer waardevol zijn vanwege de impliciete gegevens die ze bevatten over het leven van hen die bij de ruzies en vechtpartijen betrokken waren. In het tweede deel van het boek maakt de lezer kennis met de bron zelf. Opgenomen zijn 186 fragmenten zowel in het Middelnederlands als in vertaling, afkomstig uit het tweede deel met registers uit de periode 1483-1488. Daarna volgt een ‘Toegift’ met nog eens zesentwintig fragmenten in vertaling, met daarin ook ruzies tussen mannen onderling en vrouwen onder elkaar. Bron- en literatuurverwijzingen en een verantwoording van de vele houtsneden sluiten Min en onmin af.
Dit boek roept vele vragen bij mij op. De Meyer en Van den Elzen richten zich tot een breed publiek. ‘Voor wie de tekst vlot wil lezen is aan de tekstuitgave een vertaling toegevoegd,’ aldus de auteurs in hun inleiding. ‘Hierin wordt getracht zo getrouw mogelijk de bedoeling van de notulist weer te geven’ (p. 10). Daarmee stellen zij zich een lastige opgave: een vrije vertaling gaat snel ten koste van de getrouwheid, terwijl een vertaling naar de letter - zeker in het geval van de Vechtkeuren - al gauw onleesbaar wordt. Toch is de vertaling over het algemeen | |
[pagina 34]
| |
geslaagd, al ontbreekt soms de precisie. Zo slaat in nr. 30 iemand met een hamer, maar in de vertaling met een kan. In nr. 43 is ‘bij nachte’ niet vertaald, en in nr. 139 is zelfs een hele zin niet vertaald. De Vuylstege wordt per ongeluk de Viesteeg (nr. 174). ‘Die cassenair die heilige kerc’ zou een collectant van de kerk zijn, terwijl het hier een bedelmonnik met relikwieën, een questierder, betreft. En zo zijn er nog meer voorbeelden te geven. De tekstuitgave daarentegen is steeds correct. Maar wat is met zo'n vertaling voor het brede publiek nog de zin van al die Middelnederlandse fragmenten? Hetzelfde vraag ik mij af bij alle tekstkritische noten. De auteurs zijn niet overal consequent te werk gegaan. In weerwil van bovenstaand citaat is niet aan ieder fragment een vertaling toegevoegd. De lezer moet liefst éénenveertig fragmenten zelf vertalen. En ofschoon ze meestal kort en eenvoudig zijn, komt hij toch termen als versac (ontkende) en geveertse (gedrag) tegen. Er is geen verklarende woordenlijst in dit boek om die betekenissen snel op te kunnen zoeken. Voor deze en andere termen moet hij terugbladeren naar de inleidende hoofdstukken. Dat maakt het tekstgedeelte rommelig. Bovendien klopt de nummering van de fragmenten - ontsierd door 57a, 104a en 110a - soms niet, evenmin als het opgegeven aantal fragmenten. Naast de gewone lezer zal ook de mediëvist een kaart van de stad Utrecht missen. Van de literatuurverwijzingen zijn er vele onvolledig of onjuist. Opvallend is het geringe aantal verwijzingen naar mentaliteits- en vrouwengeschiedenis. Veel illustratieverwijzingen zijn te beknopt: ‘W. Nijhoff, I, Liduina, 3 vechten; bedelaar’ (p. 196) spant hier de kroon. Het lijkt me trouwens niet juist om in dit boek naast Nederlandse ook Duitse houtsneden als illustraties te gebruiken. Nergens in dit boek staat waarop de vechtkeuren (de bepalingen) precies betrekking hebben. De studie van D.A. Berents, Misdaad in de middeleeuwenGa naar eindnoot3. geeft deze en dergelijke informatie. Dat deze recente en belangrijke studie Min en onmin nergens wordt genoemd, mag op zijn minst vreemd heten. Verder | |
[pagina 35]
| |
blijft veel van de specifiek Utrechtse achtergrond onderbelicht. Dat maakt het voor de lezer moeilijk om bijvoorbeeld te beoordelen of de keuze voor de Vechtkeuren uit de jaren 1483-1488 een verantwoorde is. De schrijvers memoreren wel dat er in die periode in Utrecht een Bourgondisch garnizoen was gelegerd (p. 10), maar zwijgen over de gevolgen daarvan voor de Utrechtse bevolking. Het is jammer dat hier niet verder op ingegaan wordt. En waarom is er geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de Vechtkeuren te onderzoeken in samenhang met de Utrechtse raadsnotulen en stadsrekeningen? In de hoofdstukken over huwelijk en scheiding loopt het enkele keren geheel uit de hand. Wat is het nut van een bespreking van het Germaanse gewoonterecht ‘vanaf de oudste tijden’ (p. 34) in een boek dat de vijftiende eeuw betreft? Dat recht zou gedragen zijn ‘door het overgrote deel van de bevolking’, dat rechtstelsel ‘kende geen inherente tegenspraken’ (p. 35) het eerste is een speculatie, het tweede is pertinent onjuist. Vervolgens zou een niet kerkelijk afgekondigd en ingezegend huwelijk geldig, maar zondig zijn (p. 45): zeker geen bewijs van grote theologische kennis.Ga naar eindnoot4. Het is jammer dat er zulke vergissingen, fouten en zelfs enormiteiten als de geciteerde zijn gedrukt. Ondanks alle mogelijke kritiek is dit boek van belang. Het gaat om een bron waarin eindelijk vrouwen naar voren komen, levens- en gedachtenvormen haast tastbaar zijn, het overstemd geluid van gewone burgers te horen is, waarin middeleeuwse Utrechters gaan leven. De fragmenten zijn gekozen rond een zinnig thema. Mediëvisten zullen zich ergeren aan de vele onjuistheden, anderen aan de onvolledige vertaling. Zij laten Min en onmin wellicht geheel of gedeeltelijk ongelezen. Dat zou begrijpelijk zijn, maar niet helemaal terecht. Het boek wordt door vele zaken ontsierd, maar blijft als publikatie over een rijke, nog nauwelijks benutte bron het lezen waard. De auteurs en de uitgever hebben naar mijn mening werk onder hun niveau geleverd. Maar moet dat voor deze kapitale bron nu weer de vergetelheid betekenen? Otto Vervaart |
|