Madoc. Jaargang 1989
(1989)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
W. van Anrooij
| |
[pagina 23]
| |
bronnen geven echter aan dat tijdens de slag bij Stavoren geen drie maar vier heren van Montfoort zijn gesneuveld.Ga naar eindnoot2. Van een op het paneel afgebeelde opdrachtgever is waarschijnlijk dus in het geheel geen sprake. Afgebeeld zijn vier heren van Montfoort, de drie al genoemde, alsmede Hendrik de Rover Roelofsz.Ga naar eindnoot3. In verband met de datering van het paneel kan worden gewezen op de vermoedelijke invloed van het werk van Jacquemart de Hesdin, een uit Henegouwen afkomstige miniaturist, die vanaf 1384 in dienst stond van de prachtlievende Bourgondische hertog Filips de Stoute.Ga naar eindnoot4. Van de talrijke dateringen die voor de Memorietafel zijn voorgesteld zijn alleen die van E. Panofsky (ca. 1390) en J.G. Frederiks (begin vijftiende eeuw) hiermee in overeenstemming.Ga naar eindnoot5. K. Bauch heeft de mogelijkheid geopperd als zou het paneel in opdracht zijn gegeven door één van de leden van het Hollandse gravenhuis.Ga naar eindnoot6. Chronologisch gezien zouden daarvoor in aanmerking komen óf Albrecht van Beieren (+1404), óf graaf Willem van Oostervant, de latere graaf Willem VI van Holland (+1417). Ter nadere toetsing van deze hypothese is het van belang in het kort iets te zeggen omtrent de politieke signatuur van het geslacht Montfoort in de veertiende eeuw.Ga naar eindnoot7. Gedurende meer dan een eeuw was er sprake van een langzame toenadering van de heren van Montfoort in de richting van het Hollandse gravenhuis. Het proces verliep stap voor stap, doch hun aspiraties waren onmiskenbaar. Hoewel zij in een leenverhouding stonden tot de bisschop van Utrecht (hun bezittingen lagen gesitueerd in het grensgebied van het Nedersticht en Holland) kozen ze in grotere en kleinere geschillen telkens de zijde van de graaf van Holland of diens bondgenoten. In de tweede helft van de veertiende eeuw waren de Montfoorts goede bekenden aan het hof van Jan van Blois, heer van Schoonhoven en Gouda (de belangrijkste leenman van Albrecht van Beieren). Vanuit deze kring kregen ze op den duur ook toegang tot het Hollandse gravenhof te Den Haag. Hendrik de Rover Willemsz. was de eerste Montfoort die een ambt bekleedde dat rechtstreeks onder de Hollandse grafelijkheid ressorteerde: van juli tot en met november 1385 wordt hij vermeld als baljuw van Medemblik. Omstreeks 1400 nam Hendrik III van | |
[pagina 24]
| |
Montfoort (+1402), een neef van de op het paneel afgebeelde Jan I van Montfoort, een vertrouwenspositie in onder Albrecht van Beieren. Aanvankelijk waren in 1393 diverse moeilijkheden gerezen, waarbij Hendrik III in de partijstrijd tussen Hoeken en Kabeljauwen juist tegenover de graaf van Holland was komen te staan. Sindsdien had hij echter kans gezien het geschade vertrouwen te herstellen. Hij deed dit onder meer door actief deel te nemen aan de in 1396 weer oplaaiende oorlog tegen de Friezen. In 1399 lijkt de band tussen de graaf en Hendrik III te zijn hersteld, in het daaropvolgende jaar heeft Hendrik III zelfs al zitting in de grafelijke raad. Bij de Hollandse oorlogen tegen de Friezen (1396-1401) heeft ook de gedachte aan wraak voor de nederlaag van 1345 een rol gespeeld. In het Gouds kroniekje (Holland, ca. 1440) komt het verhaal voor over Willem van Oostervant, die - tijdens een diner met de Franse koning in 1395 - door een heraut te schande werd gezet omdat hij het waagde met de koning aan tafel te zitten, terwijl de stoffelijke resten van graaf Willem IV van Holland zich nog altijd in Friesland bevonden.Ga naar eindnoot8. Uit de grafelijkheidsrekeningen van Holland kan inderdaad worden afgeleid dat de stoffelijke resten, kort daarna, in Friesland werden opgegraven en naar Den Haag (en vervolgens naar Henegouwen) werden overgebracht.Ga naar eindnoot9. Heel wat deelnemers aan de strijd, waaronder dus ook Hendrik III van Montfoort, hadden bovendien nog een persoonlijke rekening te vereffenen met de Friezen. In literair opzicht heeft de oorlog tegen de Friezen verschillende sporen achtergelaten. Heraut Gelre, dan nog in dienst van hertog Willem I van Gelre, neemt in deze jaren bij voorbeeld het Gedicht op de slag bij Stavoren op in het Wapenboek Gelre, waarmee hij de gebeurtenissen van een halve eeuw eerder herdenkt.Ga naar eindnoot10. Maar ook reacties op de actuele strijd bleven niet uit. In de Hollandse rekeningen komt een spreker van Monnikendam voor die Albrecht een los blad overhandigde met daarop een spreke vanden Vriezen (1399).Ga naar eindnoot11. Een andere spreker bracht voor de graaf en zijn gasten een sproke... vander Vriescher reyse (1399) ten gehore. De bijpassende teksten zijn in beide gevallen helaas niet | |
[pagina 25]
| |
overgeleverd. Enkele jaren later maakt Dirc van Delf, de hofkapelaan van Albrecht van Beieren, in zijn Tafel van den Kersten Ghelove een toespeling op diegenen die goutberghen in Vrieslant zoeken.Ga naar eindnoot12. Terzelfdertijd neemt heraut Gelre - die als heraut Beyeren intussen in Hollandse dienst is overgegaan - een gelegenheidswapenserie van de Friezentocht van 1396 op in het Wapenboek Beyeren.Ga naar eindnoot13. Bovenbeschreven politiek-culturele ambiance vormt mijns inziens het decor waartegen het ontstaan van de Memorietafel van de heren van Montfoort begrijpelijk kan worden gemaakt. Hoewel een grafelijke opdracht of een opdracht van Willem van Oostervant niet kan worden uitgesloten (de hypothese van Bauch), lijkt Hendrik III van Montfoort eerder als opdrachtgever in aanmerking te komen, die dan ca. 1400 ter meerdere eer en glorie van zijn voorgeslacht, en daarmee tevens voor zichzelf, het paneel besteld zal hebben. | |
[pagina 26]
| |
Memoriatafel van de heren van Montfoort, Utrecht ca. 1400 (Amsterdam, Rijksmuseum A 831)
Naar Van der Linden (zie n. 2). De namen van de vier heren van Montfoort die op de Memorietafel staan afgebeeld heb ik onderstreept; om de naam van de vermoedelijke opdrachtgever heb ik een hokje geplaatst
|
|