Maatstaf. Jaargang 41(1993)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] Erik Heyman Afspraak I Kijk hoe zij omgaat met de geur van hooi en onbereden paarden die in weiland staan waar naderhand geen ruiter meer zal komen. Zij glanst soms amper, soms als wijn en praat dan over wat nog in de keel kan klimmen en daar overgaat. Zij voelt vergeefs de sporen in haar flank en merkt de hoefslag van haar dromen. Zij blijft het kind dat vaak alleen het spinrag vindt en angstig wijkt naar onbelichte hoeken. Zij kan het naderen van onweer in mijn voetstappen al horen. [pagina 18] [p. 18] II Voel hoe zij van de wonden af wil raken, aan mijn vingers uit zal leggen hoe zij smaken. Zij plooit haar lippen dicht omdat zij zeggen wil dat altijd zwijgen nooit volstaat. Ik raap haar later in dit hardhout samen, snijd mij niet af van wit en stil geworden water. Zij buigt niet meer dan vroeger voor de koude koorts die zij vermoedt wanneer zij weer haar hartslag ziet. Weet dat ik haar alleen in deze schuilplaats draag, om uitstel bid, voorlopig wat beschutting voor haar vraag. [pagina 19] [p. 19] III Hoor hoe zij op de woorden al haar zinnen heeft gezet en zo geen punt kan plaatsen achter dit gebed. Zij kijkt niet om maar kent de loodlijn wel van wat wij weten: er is een kind in haar dat toch niet sterven mag en dat zij niet meer wil verlaten. Zij hoort de wind die hij nog amper aan kon blazen, en gaat dan verder op in zacht geleden schade. Onder die smeltlijn vriest mijn oogwit dicht: ik heb haar nooit uit dit gedicht gelaten, verdraag de buitenkant, zij het gewicht. Vorige Volgende