Maatstaf. Jaargang 41
(1993)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |
Erik Mossel
| |
TheaterIk ging wel met hem naar generale repetities waar vrienden van hem optraden, zoals Josef Schildkraut of Hans Neugebauer, in die tijd beroemde acteurs. Op een avond waren we in het theater waar Conrad VeidtGa naar eind1 speelde. Hij had de hoofdrol in een stuk van Alfred Savoir, Er.Ga naar eind2 En hoewel het al zo lang geleden is, herinner ik me één ding nog heel goed. Veidt speelde zijn rol in Er alsof hij de lieve God was. Hij kon alles. En als er een keer iets niet lukte, zei men: ‘Ja, maar u bent toch niet de lieve God...’ Dan zei hij: ‘Nou, maar dat was ook niet mijn bedoeling.’ Het was een heerlijk stuk en een heerlijke rol. Conrad Veidt was überhaupt mijn ideaal. Een echt mannelijk uiterlijk, dat mooi-lelijke. Heerlijke ogen. En na afloop gingen we toen gezamenlijk uit. Maar eerst stonden een heleboel mensen buiten het theater op Conrad Veidt te wachten, om een handtekening te vragen of om hem nog even te kunnen zien. Conrad Veidt stormde op zijn auto af, waarin zijn vrouw, een vriend van hem en Perutz en ik al zaten - er was geen enkele zitplaats meer. Leo zette mij dus op de schoot van Conrad Veidt. En toen de auto begon te rijden zei Conrad Veidt tegen mij: ‘Mit wem hab’ ich das Vergnügen? - Met wie heb ik het genoegen?’ Nou dat was natuurlijk een heel leuke avond. | |
[pagina 74]
| |
Ik herinner mij tweemaal met Leo de première van een van zijn stukken te hebben bijgewoond. Zijn stukken waren niet zo'n groot succes - Die Reise nach PressburgGa naar eind3 en Morgen ist Feiertag.Ga naar eind4 Dat was in het Theater in der Josefstadt. We zaten geen loge maar ergens tussen het publiek; hij wilde geen loge zitten. Als gezegd, waren die stukken niet geweldig. Ja, bij de première, natuurlijk wordt er dan geklapt, het waren uiteindelijk beroemde acteurs en het was gewoon een leuke avond. Maar geenszins het succes dat zijn boeken met recht oogstten. Toen het afgelopen was, gingen we naar de Reiss Bar om het te vieren. Filmbewerkingen waren er al eerder, meen ik - Hitchcock en zo.Ga naar eind5 Voor zover ik me herinner wilde Perutz niet genoemd worden in verband met film. Maar het gebeurde toch. Bepaalde motieven uit zijn werk werden door Hitchcock gebruikt. | |
ThuisOp die zondagmiddagen bij Leo thuis in Wenen kwamen ook vaak acteurs. Hij had veel contact met acteurs. Hij had een mooie grote woning in de Porzellangasse. Hij had de gewoonte voor te lezen als hij aan een boek werkte, dat moest hij van zich zelf. Dan nodigde hij graag Hugo en Annie Lifczis uit. Die hoorden bij de intieme kring. Hugo was een soort literair agent. Hij wist alles van het auteursrecht, daar was hij als ik mij goed herinner in gespecialiseerd. Hugo en Annie waren heel close met Perutz. Later zijn ze naar Argentinië geëmigreerd en vervolgens naar Spanje. Ze hebben veel gedaan voor vertalingen van Leo en als literair agent. Na de oorlog kwam ik weer in contact met Annie. Helaas is ze overleden, verschrikkelijk jammer; ik had vaak de behoefte met Annie te spreken. Leo zat altijd stampvol ideeën en verhalen. Dan liep hij thuis door de kamer, pratend en rokend - hij rookte aan één stuk door. Hij klopte de as van zijn sigaret waar hij toevallig zat of liep: op de grond, op zijn jasje of waar dan ook. Later, toen hij hertrouwd was - nota bene met een vriendin van mij die hij ‘Das Mariandl’ noemde, ze heette helemaal niet Mariandl, maar GretlGa naar eind6 - heeft ‘Das Mariandl’ hem willen opvoeden. Het is immers voor een huisvrouw niet zo prettig als voortdurend overal as ligt. Dus gaf zij hem een leeg sigarettendoosje, en daar moest hij dan de as in doen. Dat deed-ie heel braaf, want hij wilde gehoorzaam zijn. Maar op een gegeven ogenblik gooide hij al pratend dat sigarettendoosje op de grond... ha, ha, ha. Hij was een enorm verzamelaar, wat niet in zijn collectie paste, kreeg ik. Hij verzamelde niet alleen munten, een zeer kostbare verzameling die hij achter moest laten toen hij emigreerde. Hij verzamelde ook Chinese miniaturen, netsuke's, jade-figuurtjes, en handgrepen van oude zwaarden. De dingen die hij als beneden zijn niveau beschouwde gaf hij weg. Dat deed hij ook met ideeën die hij eigenlijk niet goed genoeg vond om zelf te gebruiken. Hij stroomde over van ideeën. Die gaf hij dan gewoon weg en dan zei hij: ‘Dat kun jij schrijven...’Ga naar eind7 Nou, en dat deed ik soms. Ik had te weinig ideeën, hij had er te veel. Ik had weinig talent en won een keer een prijs in de ‘Jugend Beilage’ van de Neue Freie Presse. Toen ben ik begonnen short stories te schrijven. Elke krant bracht elke dag een short story... Zo kreeg ik introducties van Perutz bij goede kranten, waar ik heel blij mee was - Prager Tagblatt, Prager Presse. Dat groeide dan uit tot een geregeld schrijven. | |
KaffeehäuserBehalve dat Sankt Wolfgang een centrum was voor ontmoetingen met prominenten die ik door Leo leerde kennen, waren er ook het Café Herrenhof en de Reiss Bar in Wenen. Ja, dat Herrenhof! Dat was iets heerlijks. Je ontmoette er buitengewoon interessante mensen. Als je je eenzaam voelde ging je naar het Herrenhof. Je had daar alle kranten en vond er de vrienden die je wilde ontmoeten. En als er net een liefde uit was dan leerde je daar weer een nieuwe kennen. Je werd er geïnspireerd omdat er zo veel journalisten | |
[pagina 75]
| |
aan die marmeren tafeltjes zaten te schrijven. Dat alleen al inspireerde je. Een hoogst boeiend milieu. Maar dan moest je wel ‘im zweiten Saal’ zijn. Niet in de eerste dus, want daar kwamen alleen de gewone mensen, geen intellectuele elite. De intellectuele habitués zaten in de tweede zaal. De obers wisten precies welke kranten ze je moesten brengen. En achterin was een speelzaal, voor tarot en zo. Maar in mijn tijd speelde Perutz niet meer zo veel. Vroeger moet hij daar vaak gespeeld hebben. Het gezelschap, de kring in de Reiss Bar, bestond uit ‘Originalen’ zoals we ze noemden - Bohemen en Originalen. Aan de muur in de Reiss Bar hingen karikaturen, ook een van Perutz. Bekende schilders maakten dan karikaturen of schetsen van de prominenten die daar kwamen. Daar was de beroemde advocaat Dr. Hugo Sperber, en Egon Dietrichstein, die wij de ‘Urwaldbettler’ noemden. Daar was Dr. Franz Elbogen, ook een advocaat, die ik graag mocht. Al die mensen kwamen in de Reiss Bar en traden daar op. Of het nu Alfred Piccaver was, beroemde operalui, of iemand uit onze kring, ze stonden gewoon op en begonnen dan iets te zingen. Stefan Hlawa zong altijd ‘Hamburg an der Elbe’. Een heel knappe man, zo'n Taurus-type was dat. En Elbogen zong ‘Ich bin eine Taube von San Marco’. En dan kwam er iets met ‘Welcher Kruz, wie verdient man sich sein Kukuruz’. In Oostenrijk zegt men niet ‘maïs’, men eet Kukuruz. So gingen in Herrenhof de obers met dienbladen met warme Kukuruz rond. Die kon je daar kopen en opeten. Die kostten toen een dubbeltje of zo. Kuh was heel vaak in het Herrenhof, met die schattige vriendin van hem, een Zweeds meisje, die Leo ‘Die junge Birke’ noemde.Ga naar eind8 Hem noemde Leo altijd ‘Luzifer, der gefallene Engel’. Als Perutz 's avonds uitging - zijn dochtertjes Michaela en Lore waren toen nog klein en Felix zeker - dan vroegen zijn kinderen vaak: ‘Pappie, waar ga je heen?’ Dan antwoorde hij: ‘Ich geh' ins Pommerland’. Op een dag nodigde hij die prachtige mooie vrouw die hij ‘Pommerland’ noemde uit; zijn kinderen bekeken haar eens en zeiden toen: ‘Pappi, das ist das Pommerland, hm?’ - Dat komt uit dat kinderliedje. Als je dat niet kent begrijp je het niet. Maikefer flieg,
Dein Vater ist im Krieg,
Deine Mutter ist im Pommerland,
Pommerland ist abgebrannt,
Maikefer flieg.
| |
KarakterDe eenzaamheid die men bij hem vermoedt, zal er wel geweest zijn, maar overigens was hij een uiterst aangenaam en mededeelzaam mens. Hij kon warm, hartelijk en behulpzaam zijn. Een groot psycholoog heb ik hem nooit kunnen vinden. Zijn fantasie veranderde de mensen. Hij zag in vrouwen dingen die er helemaal niet waren. In mannen ook. Hij had zijn vooroordelen, zijn aversies, die absoluut niet op een redelijk psychologisch inzicht berustten. Hij waardeerde mensen op grond van hun werk en vriendschap - zijn beste eigenschap was zijn vriendschap. Hij onderhield zijn leven lang hechte vriendschapsbanden met zowel mannen als vrouwen. En dan door dik en dun. Hij vergat ze ook niet in moeilijke tijden. Hij wilde weten hoe het ze ging. Hij hielp waar hij kon. Ook na de oorlog. Enkele nazi's, zoals Bruno Brehm, heeft-ie nog geholpen. Maar ook Josef Weinheber. Zijn vriendschap met die nazi's heb ik nooit kunnen verklaren. Friedrich Reck-Malleczewen is iemand van wie we niet zeker weten of die tot zijn eind een nazi was of niet. Aan het begin van de oorlog stond hij bekend als nazi. Er is een Reck-Malleczewen die in het boek Goethe in Dachau van Nico Rost ten onder gaat. Maar of dat werkelijk deze Reck-Malleczewen was of een andere, dat is niet duidelijk. Dus over Reck-Malleczewen wil ik eigenlijk liever niks zeggen. Leo heeft zelfs een boek aan hem opgedragen. Maar goed, ik wil niet iemand belasten die het misschien niet verdient. Maar | |
[pagina 76]
| |
volgens mij veranderde Leo's fantasie de mensen tot iets wat ze niet waren. Perutz geloofde vermoedelijk in het noodlot. Zo komen zijn boeken ook op mij over. Hij was ook wat bijgelovig. Wat hij in Turlupin (1924) beschrijft, gold ook voor hem zelf: hij kon nooit langs een bedelaar lopen zonder hem wat te geven. Dat was niet alleen goedhartigheid, maar dat had ook iets met bijgeloof te maken. En als hij al eens voorbijgelopen was en niets had gegeven, dan liep hij terug en gaf die bedelaar alsnog iets. | |
Karl KrausDe stijl van Kraus. Zijn scherpe geestigheid, had indertijd op iedereen een enorme invloed. Als iemand geestig was in die tijd - en dit geldt ook voor Leo - dan ging dat altijd gepaard met een tikkeltje boosaardigheid. Een tikkeltje kwaadaardigheid. Volgens mij kwam dat van Karl Kraus. Want na hem was het geestige weer anders. Nu is het ronduit agressief. Toen niet. Het was lang niet zo boosaardig en tactloos en grof als nu. Een scheutje, een scheutje kon er in zitten... Ja, Karl Kraus was natuurlijk een groot figuur... Eén voordracht herinner ik mij in het bijzonder: Die Grossherzogin von Gerolstein. Kraus had veel Offenbach gelezen. Shakespeare en Offenbach. Dan speelde hij natuurlijk alle rollen. Heerlijk! En overgetelijk - die handen van hem! Ik heb kort geleden een schilderij van Kokoschka gezien met Karl Kraus. Die handen... Karl Kraus had onvergetelijk mooie, fijne, dunne, expressieve handen. En die handen die speelden een rol. Hij zong daar dan zo op zijn manier bij. Hij kon eigenlijk helemaal niet echt zingen. | |
Tel AvivWat men in Israël wilde, was dat hij iets pro-Israël schreef, iets wat Israël betrof. Maar dat lag hem niet. Dat was niet zo zijn gebied. Ten eerste was hij een grote vriend van de Arabieren, dat romantische en dat artistieke. Hij hield enorm van het oude Jerusalem. Nu kan men dat weer zien. Als ik er ben, dan kan ik de Omar Moskee zien en de Via Dolorosa, de Kerk van het Heiliggraf en dat soort dingen. Maar hij ging er eigenlijk heen nog voordat Israël een staat was. Perutz was eenzaam daar. Behalve Schalom Ben-Chorin en nog een paar mensen kende hij daar bijna niemand. Een kleine kring. Hij miste het ego, dat hij in de Oude Wereld had achtergelaten. Hij miste zijn vrienden, hij miste de toehoorders bij het voorlezen. Hij heeft er toen de volgende oplossing op gevonden: in Israël leven en elke zomer naar Europa gaan. Perutz schrijft ook ergens: ‘Ik zou een huis willen hebben waar de ramen aan de ene kant uitkijken op de Omar Moskee en aan de andere kant op Sankt Wolfgang.’ Elke keer een paar weken of een paar maanden naar Wenen en Sankt Wolfgang.Ga naar eind9 Maar ook naar London. Zijn oudste dochter Michaela is daar met een Engelse officier getrouwd, die tijdens de oorlog in Israël was. | |
Laatste ontmoetingIn 1955 heb ik Leo voor het laatst ontmoet. Met mijn man en de kinderen en zijn vrouw. Een onvergetelijke ontmoeting in Sankt Wolfgang. Wat ons verbond, was die nostalgie naar Sankt Wolfgang en naar Wenen. En naar die kring die niet meer bestond. Dat heeft ons al die jaren steeds verbonden. Ik weet nog, we zaten bij elkaar op het terras van het Weissen Rössl toen het nieuws kwam van de dood van Thomas Mann. Daarom kan ik nooit het sterfjaar van Thomas Mann vergeten, want we waren daar en we waren erg verslagen toen we dat hoorden - 12 augustus 1955. | |
Interesse in geschiedenisPerutz was vooral geïnteresseerd in historie. En fantasie. Hij was zeer geboeid door de Hohenstaufen-dynastie. Ook Rudolf II heeft hem erg geboeid. Dat is terug te vinden in Nachts unter der steinernen Brücken (1953). Dat vind ik absoluut zijn mooiste boek. En Der schwedische Reiter (1936). Ik vind al zijn boeken zeer leesbaar; het minst leesbaar vind ik zijn oudste | |
[pagina 77]
| |
roman Die dritte Kugel (1915). Der Marques vind ik ietwat gedateerd. Wohin rollst du, Äpfelchen... (1928) heel spannend en aardig. Niet zijn beste, maar het heeft hem wel heel beroemd gemaakt. Iets occults heeft zijn werk wel en die verhalen ook. Iets mystieks ook. Thomas Mann heeft dat toch ook gehad... Na de Eerste Wereldoorlog zijn juist dit soort schrijvers wel onder de indruk gekomen van het occultisme. Toen ik Leo leerde kennen was Felix, de jongste, acht maanden oud en zijn vrouw, ‘Bär’Ga naar eind10, die een heerlijke vrouw geweest moet zijn - niet alleen afgaande op wat hij vertelde, maar ook op wat vrienden van hem vertelden - Bär was overleden bij de geboorte van dat kind. Dat was een vreselijke slag voor hem. Het was acht maanden daarna. Hij zocht toen zijn heil bij occulte kringen met het doel contact te zoeken met zijn vrouw. Wat hij mij vertelde was deze periode net achter de rug. Hij zei: ‘En weet je wat ik dan deed, ik ging zwemmen. Ik ging zwemmen en daarmee was het uit, afgelopen met het occultisme.’ Maar in hoofdzaak was het zijn fantasie. Het boeiend raadselachtige van zijn werk zit 'm in hoe hij construeert: alles speelt op twee niveaus. En alles klopt. Het klopt in de realiteit en, het kan niet anders, in het noodlot. Op een mystieke manier en in de werkelijkheid. |
|