Maatstaf. Jaargang 41(1993)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] Harmen Wind Gedichten De schepper Geen zee gaat hem te hoog: hij houdt zijn woord; het is hem een belofte die dadelijk wordt ingelost. Nooit of te nimmer werd daarop vergeefs gebouwd. Hij brengt de waarheid die hij spreekt helder in beeld, hij stelt zijn wetten, weet regels naar zijn hand te zetten: Pascal verstomt, Pythagoras verbleekt. Maar wie met deze ongeëvenaarde tot ademloze hoogten stijgt en in de luister wandelt waar de dag door geen avond wordt bedreigd, alsof zich eeuwig leven openbaarde, die vindt de dood zodra hij zwijgt. [pagina 28] [p. 28] Gemeenschap Mijn mond en handen raken aan de zelfkant van het onbekende. Tastend ervaar ik haar. Ik ben de ontdekker, zij laat mij begaan. Maar strikt in mijn bestaan besloten blijft wat ik waarneem. Buiten mij is alles van mijn weten vrij. Zij is een ander. Lotgenoten zijn wij in de beperking van dit lijf, dit hoofd, deze gedachten. Ik ben wat ik begrijpen kan. Tussen bekennen en verkrachten zal ik niet verder komen dan haar als gemis onmisbaar achten. Weerzien Je bent er nog. In deze zachte vreemde heb je op mij gewacht. De deur staat aan. Mijn lippen raken je. Ik neem de stille bewijzen waar van je bestaan. En naar de dood getekend door de jaren hervinden wij met onze ogen dicht het leven in eenvoudige gebaren. De eerste merel zingt het donker licht. De wandeling, de brug. Knotwilgen duiken op uit de nevel, aan de overkant het bos waar zich de herfst laat ruiken. Ik voel je vingers grijpen in mijn hand bij een gerucht terzijde in de struiken. De zon gaat op over dit avondland. [pagina 29] [p. 29] Bruggehoofd Een witte kust. Kwartier gemaakt, een fort dat in zijn voegen kraakt. Onpeilbaar is de oceaan en ondoorgrondelijk de aarde. Al draag ik bergen wrakhout aan, ik weet: het is van gener waarde; dit is de grens van zee en land, hier houdt geen nederzetting stand. De grote onaantastbaarheden maken mij tot een banneling, die zonder toekomst en verleden, altijd zint op bevestiging en die, wat hij ook vindt, altijd verloren gaat in eeuwigheid. Vorige Volgende