| |
| |
| |
J. Rico
De Spaanse monarchie, bij gebrek aan beter
31 Augustus jongstleden publiceerde het bekende Spaanse tijdschrift Cambio 16 een aantal artikelen onder de algemene titel: ‘Agnelli versus de Koning’. Het betrof de geruchten over een veronderstelde buitenechtelijke relatie van koning Juan Carlos. De geruchten waren het eerst verschenen in het Italiaanse blad Oggi en in Corriere della sera, om later ‘overgenomen’ te worden door de Spaanse krant El Mundo (‘de plaatselijke geluidsbox van de Italianen’). Cambio 16 benadrukte dat alle drie de organen eigendom zijn van de Italiaanse groep Rizzoli, van de magnaat Giovanni Agnelli. ‘Zo opvallend is het vuile spel, dat zowel het Huis van de Koning als premier Felipe González de campagne hebben veroordeeld,’ schreef het blad. Op een andere plaats werd gesuggereerd dat ‘de duistere belangen’ waarop de regeringschef zinspeelde, die van de Italiaanse industriëlen zouden zijn, die met bezorgdheid zouden zien dat het prestige van Spanje groter werd terwijl dat van Italië, getroffen door de mafia en de corruptie, onherroepelijk verzwakte. ‘De rivaliteit tussen Italië en Spanje om een beeld uit te stralen dat investeringen aantrekt en de internationale invloed versterkt, is duidelijk aan het kenteren ten gunste van Spanje... [Als deze tendens zich zou consolideren] zou die zeer gevaarlijk voor Italië zijn.’ Aldus Cambio 16. ‘Als we van deze veronderstelling uitgaan’ - vervolgde het blad - ‘is de aanval op de Spaanse koning begrijpelijk. Want, als ze de koning aanvallen, verzwakken ze het land.’
Deze merkwaardige bespiegelingen, die vergezeld gingen van een venijnig artikel tegen Agnelli, waarbij de Italiaanse zakenman als machtsbelust en corrupt werd voorgesteld, is mijns inziens, behalve schilderachtig, zeer typerend voor de wijze waarop de monarchie op het ogenblik in Spanje wordt benaderd. De monarchie vertegenwoordigt het land, en mag niet geraakt worden. Met een bekende manoeuvre wordt de ‘aanvaller’ als ‘vijand’ ontmaskerd en in diskrediet gebracht. Zijn aanval wordt als een list gepresenteerd, bedacht om zijn eigen belangen veilig te stellen. De zaak waar het om gaat, het gerucht, wordt niet met argumenten tegengesproken, maar ongeloofwaardig gemaakt door verdachtmaking van een veronderstelde verzinner. Het is een nogal heftige uitwerking van hetgeen premier González een paar dagen eerder tegen journalisten had verklaard: ‘We zouden niet moeten meewerken aan de beschadiging van een instituut dat, in een land dat zoveel van discussie houdt als het onze, onbetwistbaar blijft.’ Uiteraard spreekt hier de eerste minister van de koning, maar wie andere tijden heeft beleefd en uitsluitend op de woorden let, kan het merkwaardig vinden dat een Spaanse socialist de monarchie (en vooral de huidige Spaanse monarchie) met verve verdedigt.
In het redactioneel artikel van El Socialista (officieel orgaan van de Spaanse socialistische partij psoe) van 28 juni 1973 lezen we het volgende: ‘Carrero Blanco... is altijd de hardnekkige steunpilaar van Juan Carlos geweest. Die dienaar van Franco was er zeker van dat hij in de Bourbon-familie niemand kon vinden die fysiek zo decoratief, en zo wezenlijk dom was als Juan Carlos.’ En in het nummer van oktober 1975, naar aanleiding
| |
| |
van de terechtstelling van vijf opposanten door het Franco-regime, werd Juan Carlos als een van de drie belangrijkste ‘beulen’ genoemd, naast generaal Franco. Het is duidelijk: de tijden zijn veranderd; de jonge prins Juan Carlos van toen, opgevoed in Spanje onder de vleugels van generaal Franco en duidelijk ongemakkelijk op de officiële foto's naast de dictator die hem als ‘opvolger’ had gekozen, is tegenwoordig een terecht gerespecteerde koning. Nog meer: er is, in de huidige politieke situatie in Spanje, geen aanvaardbaar alternatief voor de monarchie. Hoe is dat gekomen? Behalve de praktische aspecten van het zonder schokken beëindigen van de lange dictatuur van Franco, heeft de huidige koning zich voornamelijk bij twee gelegenheden bewezen: de eerste was bij het ontslag van de conservatieve premier Arias Navarro in juni 1976 (de eerste daad van persoonlijke macht van de koning in een autoritair systeem dat hem aan het begin van zijn regeerperiode als het ware gevangen hield), en de daaropvolgende benoeming van Adolfo Suárez, de maker van de politieke overgang naar de democratie. De tweede gelegenheid deed zich voor op 23 februari 1981, toen het parlement gedurende achttien spannende uren bezet werd gehouden door ultrarechtse militairen, en de koning een prominente rol speelde bij het mislukken van de staatsgreep. In beide gevallen begreep Juan Carlos heel goed waar het belang van het land en van de monarchie was gelegen.
| |
Een beetje geschiedenis
‘Ik ken geen ander geval in de contemporaine geschiedenis waarbij een persoonlijke macht de plaats voor een institutie als de monarchie heeft vrijgemaakt,’ schrijft Laureano López Rodó in zijn boek La larga marcha hacia la monarquía (De lange mars naar de monarchie, 1977). Het is een opmerking die een monarchist én trouwe dienaar van Franco siert. Daarbij worden met name zowel de Spaanse monarchie als generaal Franco gespaard. De monarchie, omdat die niet simpelweg werd binnengehaald, maar vanaf het begin met het regime van de dictator op wisselende wijze was gecompromitteerd; en generaal Franco omdat hij pas na zijn dood de monarchie toeliet met de bedoeling zijn regime in een aangepaste vorm voort te zetten (hoewel de dictator, ondanks zijn in het openbaar beleden onwrikbare zekerheid hieromtrent, privé volgens sommigen zijn twijfels schijnt te hebben gehad over de trouw van die monarchie aan zijn ‘schepping’). In elk geval heeft Franco nooit nagelaten te beklemtonen dat het niet ging om een herstel van de oude monarchie van vóór 1931, maar om de instelling van een nieuwe monarchie in de persoon van Juan Carlos.
Franco was volgens López Rodó ‘de meest pragmatische en volhardende monarchist onder de Spanjaarden’. Kort na het uitroepen van de republiek in 1931 repte hij in een brief over zijn ‘loyaliteit jegens degenen die tot voor kort de natie in een monarchistisch regime belichaamden’. Maar in de jaren veertig zou hij nadrukkelijk meedelen aan de vader van de huidige koning en erfgenaam van Alfons xiii, Don Juan, dat niet alle opstandelingen tegen de republiek in 1936 monarchistisch waren, en dat de militaire opstand niet als doel het herstel van de monarchie had gehad. Dat was wel zo, hoewel het de vraag blijft of er überhaupt één concreet doel was geweest bij de opstandelingen, behalve het beëindigen van de republiek.
Anderzijds kunnen we constateren dat van verschillende kanten een opmerkelijke overeenkomst tussen monarchistische figuren en opstandige generaals blijkt te hebben bestaan. Het valt ook moeilijk te ontkennen dat in het monarchistische kamp veel ‘begrip’ bestond voor autoritaire politieke opvattingen, die zo kenmerkend waren voor die tijd. Al vóór de republiek had Alfons xiii van harte meegewerkt aan de dictatuur van generaal Primo de Rivera, een weinig fortuinlijke bewonderaar van Mussolini. En in de troebele jaren van de Tweede Republiek had
| |
| |
de belangrijkste monarchistische politicus, Calvo Sotelo, tevergeefs het lidmaatschap aangevraagd van de fascistische Falange. Zijn partij was dan ook nauw betrokken bij de samenzwering van Franco en de zijnen tegen de gevestigde politieke orde. Wat bij Calvo Sotelo een kwestie van politieke overeenstemming met de rechtse opstandelingen was, had bij Alfons xiii en zijn zoon Don Juan misschien een verkeerde interpretatie van de burgeroorlog als achtergrond. Ignacio Luca de Tena beschrijft in zijn boek Mis amigos muertos (Mijn dode vrienden, 1971) hoe exkoning Alfons xiii betrokken raakte bij de levering van oorlogsvliegtuigen door Mussolini aan de Spaanse opstandelingen. Mussolini wilde de vliegtuigen alleen per boot sturen. Maar generaal Mola had ze dringend nodig. Minister Ciano zei tegen hem: ‘Ik kan over dit onderwerp niet met de Duce in discussie treden. De enige die Mussolini op andere gedachten zou kunnen brengen is Alfons xiii. ‘De ex-koning sprak inderdaad met Mussolini, op verzoek van een van de opstandige generaals, en de vliegtuigen werden via de lucht gestuurd. En wat betreft de zoon van Alfons, Don Juan (als gezegd de vader van Juan Carlos), hij heeft in 1936 geprobeerd om zich bij de troepen van Franco te voegen, maar werd door de generaal teruggestuurd. Dezelfde Franco verklaarde in 1937 aan de monarchistische krant abc, dat Don Juan tot twee keer toe had getracht mee te strijden. ‘Maar,’ zei Franco, ‘ondanks mijn achting voor hem, kon ik onmogelijk aan zijn verzoeken voldoen. Mijn verantwoordelijkheid is zeer groot, en ik heb de plicht om het leven van Don Juan niet in gevaar te brengen, een leven dat op een zeker ogenblik zeer belangrijk voor ons kan zijn.’
| |
Een moeilijke relatie
De relatie tussen Franco en Don Juan begon al snel complex en moeizaam te worden.
López Rodó citeert ook uit een brief van Don Juan aan zijn oom Alfons van Orleans van 14 februari 1944, waarin hij een zekere afstand neemt van ‘het falangistische regime dat door generaal Franco is opgelegd’, maar aan de andere kant schrijft hij dat ‘we uiteindelijk konden zegevieren in de strijd’ (de burgeroorlog). In deze brief van Don Juan is al zijn persoonlijk drama in de kiem aanwezig. Don Juan, die op een tamelijk naïeve wijze nog in 1947 in verklaringen aan een Engelse krant de burgeroorlog als een ‘kruistocht’ tegen anarchie, communisme en chaos kenschetste, zou snel ongeduldig raken toen zijn verwachtingen dat Franco hem als koning zou binnenhalen waarna hij zich zou terugtrekken, niet bewaarheid werden. Vooral de boycot van het Franco-regime door de Verenigde Naties na de Tweede Wereldoorlog had de hoop van Don Juan op een spoedig herstel van de monarchie versterkt. Maar Franco week niet, en toen ontstond een merkwaardige relatie waarbij Don Juan telkens weer het ogenblik geschikt achtte om zich te distantiëren van Franco (soms in scherpe termen, waarin zijn ongeduld en teleurstelling duidelijk merkbaar waren), maar later toch begreep dat het noodzakelijk was om met de generaal on speaking terms te blijven. Stof, in mijn opvatting, voor een spannend historisch drama, waarin de trotse en impulsieve Don Juan steeds het onderspit moet delven tegen de sluwe en zwijgzame Franco, een kleine en irritante man met de macht aan zijn kant.
Al in 1948 accepteerde Don Juan het plan van Franco om zijn twee kinderen, Juan Carlos en Alfonso, in Spanje onder de hoede van de generaal op te voeden. De vader was allerminst gelukkig met het idee, maar moest het accepteren. Franco had alle troeven in handen. Hij kon in laatste instantie de monarchie als staatsvorm uitsluiten, hoewel zoiets naderhand weinig waarschijnlijk lijkt; maar, zelfs wanneer hij voor een monarchistische oplossing zou kiezen, had hij andere mogelijkheden: niet alleen Don Juan of diens oudste zoon, Juan Carlos, waren beschikbaar, maar ook andere kandidaten. Don Juan was immers de derde zoon van Alfons xiii. Zijn
| |
| |
oudste broer, Alfonso, had afstand gedaan van zijn rechten om met een Cubaanse te trouwen; de tweede, Jaime, had hetzelfde gedaan om een andere reden: hij was doofstom. Maar een zoon van Don Jaime trouwde notabene met een kleindochter van Franco, en met de gepaste publiciteit; en hoewel Franco in dit verband nooit enige politieke bedoeling schijnt te hebben gehad, kon hij de ongeduldige Don Juan daarmee wel zenuwachtig maken. Immers, Don Jaime achtte zich op latere leeftijd, toen zijn gebrek door een Oostenrijkse arts gedeeltelijk verholpen was, ineens weer wèl geschikt voor de troon. Ook was het zo dat zijn oudste zoon, Alfonso (degene die met de kleindochter van Franco getrouwd was) hoe dan ook de oudste kleinzoon van Alfons xiii was, hetgeen niet zonder ‘technische’ betekenis was voor de opvolging.
Een andere pretendent was de carlist Javier van Bourbon-Parma, de officiële kandidaat van de carlistische beweging, ontstaan door een dynastieke kwestie in 1823. De rechten van Don Javier gingen over naar zijn zoon Carlos Hugo, die voor enige tijd getrouwd was met onze prinses Irene. En ten slotte was er nog een tegenkandidaat in het carlistische kamp: de Oostenrijker Francisco-José Carlos Habsburgo-Lorena y Borbón, zoals hij zijn namen in het Spaans vertaalde.
Pretendenten genoeg dus. En redenen genoeg voor Don Juan om van de door Franco aangeboden officiële opvoeding van zijn zoon gebruik te maken, ondanks zijn bezwaren. Immers, de verbintenis van prins Juan Carlos met de daadwerkelijke macht, en het karakter van ‘erfgenaam’ dat Franco aan hem verleende, hebben hem in de praktijk op de troon gezet.
| |
Vader en zoon
Behalve de netelige kwestie van de onaangename relatie met de dictatuur, die op de lange termijn een gevaar kon inhouden, ontstond onder die omstandigheden een gevaarlijke wedijver tussen vader en zoon, omdat Don Juan geobsedeerd was door zijn persoonlijke rechten als erfgenaam en waarborg van de continuïteit van de dynastie. Franco van zijn kant liet steeds duidelijker blijken dat hij Don Juan niet geschikt vond, maar wel zijn zoon Juan Carlos. Het is heel interessant het behoedzaam en kundig laveren van de jonge Juan Carlos te volgen, tussen de sterke druk van zijn vader aan de ene kant, en aan de andere de overtuiging van de prins dat hij de enige reële mogelijkheid had om de monarchie in Spanje te ‘herstellen’.
De Engelse journalist Robert Graham schrijft het volgende over wat misschien een van de moeilijkste momenten van Don Juan is geweest: ‘A little publicized initiative which throws an interesting light on the role and intentions of Don Juan occurred in November 1975. While Franco agonized on his deathbed, the former head of the High Command (Alto Estado Mayor), General Manuel Díez Alegría, was informally approached by leading members of the military establishment and asked to visit Don Juan in the name of the armed forces. Don Juan was at this time in Paris which was also where the bulk of the opposition had gathered, grouped round the coalition, Junta Democrática. The purpose of the visit was to ensure that Don Juan did not come out with any statement on Franco's death that might either inflame the situation or prejudice the vital role his son was about to play. General Díez Alegría accepted the mission on the express condition that Juan Carlos knew and approved. He met Don Juan in Paris and successfully talked him out of making any statement. General Díez Alegría suspected the mission might have been inspired by Juan Carlos but he was personally assured that this was not the case.’ Graham merkt op dat, hoewel Don Juan zich hulde in stilzwijgen, hij gedurende achttien maanden naliet (tot lang na de kroning van de zoon) formeel zijn ‘erfrechten’ over te dragen aan Juan Carlos. ‘Those who have accused Don Juan of opportunism,’ vervolgt Graham, ‘saw in this delay a deliberate move to test the durability of his
| |
| |
son on the throne while he waited in reserve.’ De tijden waren, inderdaad, heel onzeker.
| |
Spaanse paradox
Die onzekerheid werkte juist positief, zowel voor het land als voor Juan Carlos. De situatie was als volgt: de nieuwe koning werd plotseling in de controlekamer geplaatst van een groot machtsmechanisme, bedacht om dictatoriaal te worden gebruikt. Juan Carlos begreep ongetwijfeld dat de enige mogelijkheid om een stabiele situatie te verkrijgen, het vernietigen, c.q. ombouwen van dat mechanisme was, waarvan de onderdelen (die zijn daadwerkelijke steun vormden) er belang bij hadden om voort te blijven bestaan.
Uit deze duivelse paradox hebben een aantal factoren Juan Carlos geholpen. In de eerste plaats, de onzekerheid van dat machtsapparaat. Juist hun belang bij het laten voortbestaan van de ongewisse toestand heeft de bureaucraten en militairen verlamd. Niets doen, niets veranderen was het devies. Tot het te laat was om te handelen. Juan Carlos hoorde bij hun bange zekerheden, en was dus onaantastbaar (behalve voor enkele, niet representatieve heethoofden). Bovendien kende hij de militairen zeer goed, en heeft hij vanaf het eerste ogenblik uit alle macht geprobeerd met hen op goede voet te komen, hetgeen zijn positie aanzienlijk verstevigde. Maar die onaantastbare figuur had macht, en wilde die gebruiken om het apparaat te veranderen. De anderen hebben hem de ruimte gegeven.
Buiten dat machtsapparaat was de maatschappij vanaf de jaren zestig ingrijpend veranderd. De industriële ontwikkeling, de verstedelijking, het ontstaan van een stevige middenklasse, hadden merkbare gevolgen gehad, zelfs voor de positie van een instelling als de kerk. De groepen die het economisch voor het zeggen hadden, waren grote voorstanders van politieke ‘modernisering’ en aansluiting bij Europa. Daarbij hoorde het definitieve einde van de dictatuur en de ontmanteling van de oude structuren, zonder te veel schokken en gevaren. De figuur van Juan Carlos was daarbij de enige keus.
De toenmalige oppositiepartijen hebben ook het belang van Juan Carlos begrepen. Deze heeft van zijn kant zo vroeg als hij kon contact opgenomen met hun leiders, en dezen hebben unaniem hun pijlen op het apparaat gericht in plaats van op de koning. Het belangrijke gevolg hiervan was dat op die manier de nodige afstand tussen Juan Carlos en het vroegere regime ontstond. De redenen van de oppositiepartijen om zo te handelen waren zeer dwingend. In de eerste plaats was er geen steun voor een gedwongen en plotselinge breuk met het verleden (de zogenaamde ‘ruptura democrática’). De linkse partijen hadden geen macht tegenover het nog bestaande, hoewel niet actieve apparaat van de dictatuur. Ze hadden tijd en speelruimte nodig om hun positie te verstevigen en hun tegenstanders te verzwakken, zodat er geen terugkeer naar de vroegere situatie mogelijk zou zijn. Die tijd en speelruimte werd hen door de aanwezigheid van Juan Carlos geboden. Bovendien was er voor die functie geen alternatief: een republiek was onacceptabel voor de meeste militairen en de nog machtige bureaucraten, vooral voor de oude die de toestanden van 1931-39 nog hadden meegemaakt. Onder de jeugd was ook geen enthousiasme voor de republiek: ze hadden immers geen monarchie gekend, en waren wel opgegroeid onder een autoritaire maatschappijstructuur, die geen propaganda voor alternatieve staatsvormen toeliet. Het ideaal van een republiek, zeer levend in de eerste dertig jaar van deze eeuw, was alleen bij enkele nostalgische figuren te vinden. Dus leve de monarchie, als die tenminste in staat was om het land uit de impasse te helpen. En dat is juist wat de monarchie heeft gedaan.
| |
Toekomst?
Op dubieuze wijze hersteld, of begonnen, bleek de monarchie toch onmisbaar te zijn voor de democratische verandering in Spanje Rust, onpartijdigheid en prestige zijn de
| |
| |
voordelen die de monarchale instelling blijkbaar te bieden heeft. De ideale staatsvorm voor een maatschappij als de Spaanse?
Een probleem bij de beantwoording van deze vraag is wel het feit dat de omstandigheden waarin de huidige Spaanse monarchie tot stand kwam zeer uitzonderlijk waren. Ook moet men bedenken dat de goede naam van de monarchie in Spanje niet alleen heeft te maken met de politieke noodzaak van een historisch ogenblik, maar ook met de kundige wijze waarop de huidige monarch zich van zijn plichten kwijt, en het gevoel voor de juiste handeling, waarmee hij moeilijke situaties het hoofd heeft weten te bieden. Het gaat met andere woorden om een instelling die, althans in de achterliggende periode, sterk afhankelijk is geweest van niet herhaalbare historische situaties en van kwaliteiten die aan een persoon gebonden zijn. De vraag is hoe de monarchie zich in de toekomst zal weten te handhaven in Spanje. Hierbij kunnen zich een aantal problemen voordoen: het erfelijke karakter, tegelijk kracht en gevaar van de institutie; de Europese politieke ontwikkelingen en, ten slotte, de centrifugale tendensen die de autonomistische bewegingen in de moderne staten kunnen veroorzaken. Deze perspectieven kunnen nadelige gevolgen hebben voor de monarchie, maar dan (voor Spanje althans) op de lange termijn. Voorlopig is de republikeinse weg niet begaanbaar. Het politieke strijdtoneel is nog steeds sterk gepolariseerd, en de verhoudingen te hard om een dergelijk avontuur te riskeren. En vooral: het belang van de vrede aan de top van het staatsbestel is te groot en dat geldt voor alle partijen. Voorlopig wijst daarom niets op een verandering in de huidige situatie.
|
|