| |
| |
| |
Hans Renders/Jace van de Ven
De Sinterklaas van ons koningshuis
Was koning Willem ii de ‘vroeg-bedorven lieveling der vrouwen’ en een sentimentele romanticus met Byron-complexen, zoals L.J. Rogier beweerd heeft? Of was hij de onkreukbare militair die met zijn eigen bloed Europa had gered, zoals hij het zelf graag zag. Genereus was hij in elk geval. Hij is dan ook op Sinterklaasdag van het jaar 1792 in Den Haag geboren. Ter onderscheiding van zijn vader en grootvader noemden ze hem Guillot. Op tweejarige leeftijd moest de jonge Willem Frederik George Lodewijk met zijn stadhouderlijke familie in Engelse ballingschap. De patriotten hadden zijn grootvader in 1787 met rust moeten laten nadat het Pruisische leger te hulp was geschoten maar tegen het Franse geweld was de stadhouder niet opgewassen.
Volgens de biografie die J. Bosscha in opdracht van Willem iii schreef, was de kleine Willem een ‘Persoon’: ‘Als kind toont hij deze hoofdneiging door zijn speelgoed in stukken te breken.’ Nadat Willem Bilderdijk de peuter had kunnen observeren, dichtte hij:
In d'onbedreven hand gewapend met penceelen
Soldaten in 't geweer zag scheppen op papier,
Als die, door 't hart geperst, aan legers moest bevelen,
En ademde voor 't oorlogsvier!
Volgens Willems Zwitserse mentor Jean Victor Baron de Constant Rebecque was zijn pupil verwend en werkschuw. Toch had zijn opvoeding na twee jaar Engeland in Duitsland plaatsgevonden, waar hij vanaf 1806 ook zijn militaire opleiding kreeg. In 1809 voer Willem onder de schuilnaam Peter Müller weer terug naar Engeland om onder leiding van diverse gewichtige personages zijn studies te volgen. De algehele controle stond onder leiding van de hertog van Portland, kanselier van de Oxfordse universiteit en voor zijn naturalisatie tot Engelsman Bentinck geheten. Dat was dus wel vertrouwd. Dat hopen we tenminste want na twee jaar studie promoveerde Willem tot doctor in de rechten. In zijn bul werd hij ‘een luister voor de universiteit’ genoemd. Waar ‘Prince Charming’ dat predikaat aan te danken had, weten we niet, wel dat zijn intellectueel niveau van dien aard was dat het schrijven van een proefschrift overbodig werd geacht. Het zitten aan een schrijftafel was voor de martiale Willem nu eenmaal een pijnlijke bezigheid.
Wat zal hij nog op die universiteit blijven hangen, zo zal De Constant Rebecque, robuust militair als hij was, Willem hebben ingefluisterd. En ondanks de omstandigheid dat zijn vader dat ook graag wilde, vertrok Willem als luitenant-kolonel en aide-de-camp naar het Engelse leger dat in Spanje strijd leverde tegen Napoleon. De Constant Rebecque ging natuurlijk mee. Al snel deelde Willem in de Engelse krijgshaftige successen zodat de ‘good looking’ prins in Londen populair werd. Vanwege zijn lange benen gaven karikaturisten hem bijnamen als Slender Billy en Dutch Frog. De klachten over Willems gebrek aan concentratievermogen en zijn melancholisch-sentimentele buien werden minder gehoord. Dat was niet helemaal naar de zin van zijn vader die tenslotte nog eens
| |
| |
met hulp van de Engelse diplomatie zijn rechten op Nederland wilde doen gelden, als het ‘Corsicaanse beest’ Napoleon verslagen zou zijn. Maar de angst dat hij gepasseerd zou worden ten gunste van zijn zoon was van korte duur omdat de Engelse opperbevelhebber Lord Wellington dit snode plan van enkele ministers torpedeerde met een uitspraak over de jonge Willem die geschiedenis heeft gemaakt: ‘He is very young and can have no experience in business, particularly in the business of revolutions... Too much is not to be expected from him.’ Deze opmerking had zeker geen betrekking op Willems heldendaden op het slagveld. Mede door Wellingtons uitlatingen kon Willem zijn reputatie als held van El Bodon, Bajadoz en Salamanca verwerven. De chevalereske bevrijder maakte in Madrid wandelingen door het Prado met de mooie gravin St. Carlos en bezocht het theater met de markiezin van Alcansas. Met andere dames beleefde hij weer andere avonturen. Hij werd met onderscheidingen overladen en de lof was misschien wel te groot voor de romantisch ingestelde jongeman. Geveld door een oogziekte moest hij in 1813 Spanje verlaten. Maar zijn gezichtsvermogen was nog goed genoeg om in zijn scheepskajuit een nieuwsblad op te merken waarin te lezen stond dat zijn vader op het Scheveningse strand was geland om een door G.K. van Hogendorp voorbereide politieke come back van het Oranjehuis tot werkelijkheid te maken.
De jonge Willem kende Nederland nauwelijks. Misschien wist hij zich nog te herinneren dat stuurman Chiel den Heijer hem in 1795 naar Engeland had gebracht. Een vissersknaapje aan boord van die pink zou hij later, veel later, nog een pensioen toekennen. Hij sprak belabberd Nederlands en bediende zich van een mengsel Duits, Engels en Frans. Door de vakanties op een buiten van zijn vader kende hij een paar woorden Pools. Toch raakte hij na het lezen van die toevallig gevonden krant in een extatische opwinding, wat trouwens niet uitzonderlijk was voor iemand met zijn geëxalteerde inborst. En dan wist hij nog niet eens dat al na Napoleons nederlaag in Rusland in Nederland het volgende rijmpje circuleerde:
En Oranje kwam boven! Maar volgens Thorbecke was de monarchie die in 1813 gevestigd werd ‘een napoleontisch gereglementeerde staat met een constitutionele gevel’. Of zoals J.G. Kikkert in zijn vlotte biografie van Willem iii over Willem i schreef: ‘Vergeleken bij deze nieuwe koning was Lodewijk Napoleon Bonaparte een democraat.’ Daarover gaat het hier niet en bovendien moest Willem nog zijn meest roemruchte wapenfeit leveren. Het Congres van Wenen waar de oude Europese monarchieën in hun macht gerestaureerd zouden worden, werd abrupt onderbroken nadat Napoleon van het eiland Elba ontsnapt was en onmiddellijk een leger op de been wist te krijgen. Het lot van de geschiedenis heeft gewild dat Napoleons laatste stuiptrekking bij Quatre Bras en Waterloo kaltgestellt moest worden. Aangezien het protocol van de vereniging van België en Nederland al getekend was, viel aan Willem de eer te beurt om als bevelhebber van de Nederlandse troepen in een geallieerd leger onder opperbevel van Wellington tegen Napoleon aan te treden. Ook al wisten Wellington en de Prins dat het
Willem ii op zijn sterfbed,
| |
| |
Franse monster met een 125 000 man sterk leger België was binnengetrokken, een soiree dat de hertogin van Richmond in Brussel gaf, wilden ze toch niet missen. Het ging er vrolijk aan toe en groot was daarom de teleurstelling toen rond middernacht een koerier de balzaal betrad met een brief van de Pruisische veldmaarschalk Blücher (blijkbaar niet uitgenodigd, zo schrijft L. Aletrino in zijn Drie Koningen van Nederland, 1959) met de tijding dat de Fransen in aantocht waren. Ook voor Willem was er een brief, van De Constant Rebecque, met de waarschuwing dat maarschalk Ney Quatre-Bras dreigde in te nemen. Hiermee zou het kruispunt van de wegen Brussel-Charleroi en Nijvel-Namen niet meer kunnen dienen om de Engelse en Duitse legers samen te smeden tot een coalitiemacht tegen de Fransen. De prins en ook anderen sprongen te paard zonder zich de tijd te gunnen hun galauniform af te leggen. Door een stromende regen galoppeerde hij als een razende Roeland naar het slagveld. In zijn vermetelheid - en wellicht ook dronkenschap - was hij nauwelijks in staat zijn onversaagdheid te beteugelen. Op 18 juni 1815 werd Napoleon beslissend verslagen, dank zij het feit dat Wellington de gelegenheid gekregen had zijn troepen terug te trekken achter een natuurlijke glooiing en Blücher de tijd gegund werd met zijn leger terug te keren en het Franse leger in de flank aan te vallen. Hoewel Willem geïnstrueerd was de achterhoede te bewaken, kon hij zijn temperament niet bedwingen en rukte op naar de voorste linies, waar eerst zijn paard gewond raakte en daarna Willem een kogel in zijn linkerschouder kreeg. De schilder Joseph Denis Odevaere en vele anderen zouden deze dramatische gebeurtenis op doek vastleggen. Op een deurpaneel werd hij door het strijdgewoel geloodst, een talisman voorstellende een klavertje vier, hield hij stevig in de vingers geklemd.
Zijn paard Wescy werd later opgezet en kreeg een ereplaats in het paleis. Op de plek waar de prins getroffen was, droegen Luikse vrouwen met mijnwerkerskorven het zand bij elkaar voor een veertig meter hoge heuvel. Als een voortijdig symbool van de latere voetbalsuccessen van Oranje, werd die heuvel getooid met een leeuw die een bal onder zijn voet onder controle houdt. De leeuw brult richting Frankrijk, nog steeds, hoewel een Waals parlementslid ooit een voorstel heeft ingediend zijn muil naar Nederland toe te draaien.
De verwonding van Willem bleek mee te vallen, bovendien was de overwinningsvreugde te groot om zich door wat bloed te laten afleiden. Nog dezelfde avond schreef hij aan zijn ouders: ‘Nous avons eu une affaire magnifique ce jour contre Napoléon [...] C'est mon corps qui a principalement donné et à qui nous devons la victoire [...] je suis blessé d'une balie qui m'a traversé l'épaule gauche, mais c'est peu de chose.’ Reeds vier dagen later kon hij zich uitbundig laten toejuichen in de Brusselse schouwburg, zelfs de acteurs onderbraken hun spel om bijval te betuigen. Willem kon niet bevroeden dat uitgerekend in een Brusselse schouwburg vijftien jaar later de revolutie zou uitbreken die leidde tot de afscheiding van België. Deze spontane lofbetuiging bleek de eerste in een lange reeks te zijn. Tijdens zijn Spaanse veldslagen was Willem gewend geweest om na een dag hevig vechten het glas te heffen met de vijandelijke Franse generaals om de voorgevallen heldendaden van commentaar te voorzien en om sabels uit te wisselen, maar Napoleons commentaar op Quatre Bras heeft hij waarschijnlijk nooit gehoord. Mr. Groen van Prinsterer citeerde het in 1863 uit Monthalons Captivité de l'Empereur Napoléon à St. Hélène: ‘Sans l'héroïque détermination du Prince d'Orange, qui, avec une poignée d'hommes, a osé prendre la position de Quatrebras [...]. Le Prince Orange a fait preuve dans cette journée qu'il a le coup-d'oeil et le génie de la guerre. Tout honneur de cette journée lui appartient. Sans lui l'armée anglaise était anéantie, sans avoir livré bataille et Blücher n'aurait trouvé de refuge qu'au delà du Rhin.’ Generaal Lamarque beweert zelfs in zijn Mémoires dat men in Parijs heeft overwogen Willem de
vacante troon van
| |
| |
Napoleon aan te bieden. De Nederlandse Staten-Generaal schonken ‘het troetelkind der natie’ Soestdijk maar dat werd door de Zuidelijke Staten Generaal te karig bevonden en bij de inhuldiging van Willem i kreeg de erfprins een gemeubileerd paleis in Brussel en een buitenverblijf in Tervuren.
Maar er waren ook tegenslagen. Willem had in 1812 nog aan zijn ouders geschreven dat hij het liefst een rustig bestaan met een van zijn nichtjes ‘of een ander uit dezelfde categorie’ leidde, de grootheid van de Oranjes uit het verleden vergetend. Zijn vader dacht daar anders over. Sinds zijn vader Willem v in 1806 overleed, was hij degene die zijn rechten op Nederland kon doen gelden. Maar hij wist ook dat zulks alleen mogelijk was met behulp van het machtige Engeland. Dus een alliantie met het Engelse koningshuis zou voordelig zijn. En tot zijn voldoening was men in Londen niet afkerig van de gedachte kroonprinses Caroline aan prins Willem uit te huwelijken. De prins proefde in Spanje ondertussen veelvuldig van ‘le poison de l'amour de la gloire et de l'ambition’ en even vreesde zijn vader dat de Engelsen eerder plannen met zijn zoon dan met hem hadden. Maar dat laatste werd onder meer door Wellingtons historische uitspraak de kop ingedrukt. De prins verloofde zich met Charlotte maar zij verbrak de verbintenis. Even raakte die weer aan maar kort daarna werd de mogelijkheid van een huwelijk voorgoed afgekapt. Dat Willem zich in het bijzijn van Charlottes familie tot dronkens toe vol met champagne had laten lopen, was niet de echte reden voor deze breuk, die moeten we eerder zoeken in ingewikkelde hofintriges. Charlotte huwde enige tijd later met Leopold van Saksen-Coburg, de man die toen op de voor Willem bedoelde echtgenote en vijftien jaar later op de door Willem begeerde Belgische troon beslag heeft weten te leggen.
Vervolgens was er sprake van een verbintenis met Catherina, de zus van de Russische Tsaar Alexander. Dat de Tsaar steeds meer onder invloed was gekomen van allerlei mystieke denkbeelden, moet een grote aantrekkingskracht op de onevenwichtige Willem hebben gehad. Het werd de stille mysterieuze Anna, een andere zus, die door Alexander voorbestemd was om met de hertog van Berry te huwen. En H.T. Colenbrander beweert in zijn boek over Willem ii dat zelfs Napoleon moeite had gedaan Anna te trouwen. Het huwelijk vond in februari 1816 in St. Petersburg plaats maar de feestelijkheden duurden drie volle maanden. De grote Poesjkin verwierf een gouden horloge nadat hij een zeer matig gedicht op de feestelijkheden had geschreven. Anna schonk een schilderij van eigen hand aan de Keizerlijke Kunstacademie en de reis naar Nederland kon een aanvang nemen. Na een oponthoud in Berlijn kwam het jonge bruidspaar op 22 augustus aan de Nederlandse grens. Het duurde nog tien volle dagen voordat de feestelijke stoet Den Haag binnenreed, zoveel enthousiasme ontmoette het bruidspaar onderweg. Enthousiaste onderdanen spanden herhaaldelijk de paarden uit van Willems en Anna's koets en trokken onder het zingen van vaderlandse liederen het jonge paar verder richting Den Haag. De prins die zijn tranen toch al makkelijk liet vloeien, was zichtbaar aangedaan door zoveel blijk van aanhankelijkheid. Anna, die als tsarendochter gewend was op veilige afstand van het volk te leven, ervoer de feestende massa als een bedreiging.
Nadat Willem i koning was geworden, kreeg de prins vanuit Den Haag de kritiek dat hij zich te veel in Brussel ophield. Als hij eens koning zou zijn, was een dergelijke gewoonte maar moeilijk te veranderen. In werkelijkheid was er een meer belangrijke reden voor de kritiek. Zelfs tot in Moskou toe was het doorgedrongen dat Willem vaak in gezelschap was van naar Brussel uitgeweken Franse vluchtelingen. In 1815 werden bij een politie-inval in Parijs brieven gevonden van een uitgeweken kolonel die verslag deed van zijn genoten onthaal bij de Prins van Oranje. Het was Wellington zelf die toen naar Brussel toog om Willem de les te lezen. Willem
| |
| |
beloofde beterschap maar in januari 1817 moest de Tsaar nog twee brieven sturen waarin hij Willem kapittelde vanwege zijn Franse contacten.
J.A. Bornewasser, de schrijver van een helder geschreven biografisch essay over Willem ii, ontdekte in Weimar papieren waaruit blijkt dat Willem zijn opstandig gedrag baseerde op een uitvoerig manuscript van de revolutionair Mirabeau, een verhandeling uit 1790 waarin de mogelijkheden verkend worden om politieke vrijheid en koninklijk gezag met elkaar te verbinden. Willem maakte een zevenentwintig pagina's tellend uittreksel van deze tekst. Bornewasser bestempelt zijn belangrijke vondst als Willems vorstenspiegel omdat het zijn latere opvattingen over de verhouding tussen koning en volk, tussen koning en ministers en tussen ministers en volksvertegenwoordigers beïnvloed heeft. Ook schreef de prins in die tijd - rond 1818 - zijn eveneens onuitgegeven Essai sur le siècle, dans lequel je vis waarin hij de vorsten opriep meer vrijheid aan het volk toe te staan, op straffe van een noodlottige omwenteling.
Willem was vanaf 1815 behalve legercommandant ook - tenminste in naam - minister van oorlog. Maar hij bleef in Brussel, volgens Colenbrander toen al om een onderkoningschap van België te forceren. Al snel kwam de irritatie tussen vader en zoon aan de oppervlakte, bijvoorbeeld toen de koning weigerde een afschrift van een document naar Brussel te sturen. De prins moest het stuk maar in Den Haag komen lezen. Dat weigerde hij en toen zijn vader dan maar naar Brussel toe kwam, wilde Willem hem niet ontvangen. Anna kreeg een zenuwinzinking maar de koning aarzelde niet om de prins van zijn ministerschap te ontheffen toen deze het ontslag van commissaris-generaal Van der Goltz eiste. De prins op zijn beurt ging demonstratief in burgerkleding lopen en dreigde naar Rusland te emigreren. Pas eind 1818 werd de ruzie bijgelegd. Maar afgezien van Willems romantisch pleidooi om het duelleren uit het Wetboek van Strafrecht te schrappen, bemoeide hij zich lange tijd niet met het landsbestuur. Zo bleef hij negen jaar weg uit de vergaderingen van de Raad van State.
In de nacht van 10 op 11 februari 1818 werd in Parijs een schot gelost op het rijtuig van Wellington. Een niet erg slimme aanslag want op de koetsier na was het rijtuig leeg. In Brussel werd een Franse banneling gevonden die beweerde dat de aanslag was gepleegd om de weg voor de prins van Oranje vrij te maken ‘qui avait promis à la France une constitution qui ne serait octroyée, mais délibérée par la nation de la manière la plus libre et la plus étendue’. Een paar maanden later ging het gerucht dat Willem bereid was met zijn troepen naar Parijs op te rukken, België bij Frankrijk in te lijven en het koningschap van Lodewijk xviii over te nemen. Autobiografische aantekeningen van de prins uit 1821 die via zijn dochter Sophie in de archieven van Weimar terecht zijn gekomen - en door J.A. Bornewasser daar 140 jaar later opgespoord - bevestigen dat de kroonprins inderdaad een veldtocht tegen Frankrijk heeft beraamd. Dat hij een komeet had zien verschieten, leek hem een aanmoedigingsteken van de voorzienigheid. De twee helften van de Nederlanden maakten toch alleen maar ruzie, ‘rendre ainsi la Belgique à la France et la Hollande à soi même’. Bleef zijn betrokkenheid bij de Franse plannen lange tijd onbewezen, een plan om zijn vader in 1819 opzij te schuiven is nooit helemaal opgehelderd maar dat Willem ermee te maken had is zo goed als zeker en vast staat dat hij er later in zijn leven vaak mee is gechanteerd. Jacqueline Doorn oppert in haar Nederland, Oranje en de doofpot (1979) de mogelijkheid dat Willem bij zijn grootmoeder de prinses-douairière Wilhelmina op bezoek is geweest en haar van het plan heeft verteld. Verstandig als grootmoeders zijn, heeft zij haar kleinzoon ertoe overgehaald de geplande aanslag op haar zoon op te biechten. Voor het belang van de goede zaak kon zijn eigen aandeel dan wel verzwegen
worden. De Haagse politie stelde een on- | |
| |
derzoek in, met als resultaat dat Adam Boers en Pierre Bouwens van der Boyen naar de kolonies gestuurd werden. Bouwens van der Boyen kwam op Java baron Van Nahuys en R.L. van Andringa de Kempenaer tegen. Deze twee heren hebben Willem tot aan zijn dood gechanteerd met de informatie die ze van Bouwens van der Boyen kregen. Van Nahuys zou zelfs gouverneur-generaal van Nederlands Oost-Indië zijn geworden als een minister daar geen stokje voor gestoken had. Opvallend is dat Van Nahuys in zijn herinneringen expliciet vermeldt dat hij Willem ii soms wel vijf keer per dag in ‘vollen uniform’ bezocht opdat men geen verkeerde uitleg aan deze bezoeken gaf. En daarom ging hij ook niet ‘gelijk met anderen wel is geschied’ door stal of achterdeur naar zijn koning. Andringa de Kempenaer op zijn beurt kon Willem nog met een andere kwestie chanteren, zoals we straks zullen zien.
Toen de vermoedelijke opvolger van de Franse koning, de hertog de Berry, in 1820 werd vermoord en Willem dit onverschillig opnam, zag men zijn reactie als een uitloper van weer een ander komplot. Zo bleef het ene al dan niet uitgelekte schandaal het andere opvolgen. In 1820 brak in het Brusselse paleis door slordigheid brand uit waardoor zijn kunstcollectie in vlammen opging. In 1821 vergokte Willem tijdens een kuur in Spa 300000 gulden. In brieven van Anna's moeder Maria Fjodorovna (gepubliceerd door S.W. Jackman) blijkt dat men zich zelfs tot in Rusland toe ernstige zorgen bleef maken over Willem. Dat is niet verbazingwekkend, in september 1821 moest Maria ‘in de couranten’ lezen dat haar schoonzoon een brief van een Franse oplichter had ontvangen waarin zijn veiligheid werd aangeboden voor 20000 frank.
Het leek wel alsof Willem zijn kinderen de zwakheden uit zijn eigen leven wilde besparen door een uitgekiende opvoeding. In een samen met de gouverneur van de kinderen geschreven ‘opvoedingsplan’ stond dat de kinderen niet te veel geschiedenisonderwijs zouden krijgen om ze niet te trots te maken. Willem zelf verzorgde negen uur godsdienstonderricht per week. Bovendien oefenden zijn kinderen onder vaders toezicht met kleine kanonnetjes te schieten. Ook paardrijden werd degelijk aangeleerd maar geen van zijn vijf kinderen heeft later ooit de rit Brussel-Den Haag in acht uur afgelegd, zoals Willem dat op 28 februari 1815 had gedaan om de verjaardag van zijn broer Frederik mee te kunnen vieren.
Op de avond van 25 september 1829 hoefde Willem niet naar Den Haag te galopperen om een feest van zijn broer bij te wonen. Tijdens het in Brusel gehouden bal werd voor anderhalve ton sieraden van Anna Paulovna gestolen. Het merendeel van de juwelen en gouden miniatuurportretten kwam uit het familiebezit van de Romanovs. Deze diefstal bleef maandenlang voorpaginanieuws van de Belgische pers, vooral vanwege de hardnekkige geruchten over Willems betrokkenheid daarbij. Hij zou er de rest van zijn leven mee gechanteerd worden. De geruchten werden in 1829 gevoed door de grote schulden die de kroonprins op zich geladen had en door het dubieuze gezelschap van heren die grote feesten organiseerden met geld van ongewisse afkomst. Hardnekkig was de naam van een zekere Pereira die vaak tot diep in de nacht bij de prins bleef en zelfs een loper van zijn persoonlijke vertrekken bezat. Dat een groot deel van de buit twee jaar later in een holle wandelstok op een Newyorkse hotelkamer van de Zwitserse avonturier Constant Polari aangetroffen werd, is nooit als een overtuigende weerlegging van Willems medeplichtigheid aanvaard.
Er waren al tekenen van een Belgische opstand maar die werden niet erg serieus genomen. Op 24 augustus 1830 kwam de koninklijke familie bij elkaar om de achtenvijftigste verjaardag van de koning te vieren. In juli was in Parijs een revolutie uitgebroken. En in het Brusselse Theâtre de la Monnaie werd al enkele maanden lang onder een ongewoon succes de romantische opera La
| |
| |
Muette de Portici van Daniel François Esprit Auber op de bühne gebracht. Op 25 augustus werkte het door Masaniello en Pietro in de tweede akte gezongen duet Amour sacré de la patrie zo indringend op de gevoelens van het publiek in, dat dit als lont voor een reeds lang gedroogd kruitvat fungeerde.
Behalve Mort aux Hollandais! en Vive Napoléon schreeuwde de menigte ook de naam van de liberale journalist Louis de Potter, die toen gevangen zat op overtreding van de wet op de persvrijheid. Hij werd het symbool van het verzet tegen de koning. Binnen de kortste keren stond het huis van de minister van justitie Van Maanen in de brand. Toen de brandweerlieden zich met de volksmassa verbroederden was de revolutie een feit.
De Belgische opstand steunde op een monsterverbond tussen katholieken en liberalen. Zij maakten de liberale wens van drukpersvrijheid tot speerpunt van hun protest. We zullen straks zien dat ook de grondwetsherziening van 1848 dank zij een dergelijk verbond tot stand kwam. Aangezien politieke partijen in 1830 en 1848 nog niet bestonden, speelden journalisten een belangrijke rol in de gebeurtenissen. Als de zich in het Zuiden thuisvoelende Willem ii diplomatieker was geweest, had hij de tegenstelling tussen de Franse en Nederlandse cultuur kunnen overbruggen. Daarentegen wordt hij met zijn broer Frederik met een legermacht naar België gestuurd. Tegen het advies van Frederik en enkele generaals in, rijdt de kroonprins op zijn vurige Arabische hengst direct naar Brussel, vergezeld van een handjevol officieren. Hij wordt daar opgewacht door een grote menigte ontevreden burgers. Als hij het woord neemt, is de spanning te snijden. Komt de kroonprins met een toezegging of een compromisvoorstel? Nee, hij beweert het beste met het volk voor te hebben maar... op dat moment begint zijn hengst te steigeren en trapt een omstander bewusteloos. Willem ontfermt zich over de man. Het gepeupel begint echter op te spelen zodat onze held zich genoodzaakt voelt op zijn paard te springen en de ondertussen woedende massa te ontvluchten.
Kennelijk heeft hij toch ontzag afgedwongen met zijn spectaculaire vlucht door de stad want de volgende dag kan hij zich weer in het openbaar vertonen. Na een gesprek met de inmiddels ingestelde burgerwacht schrijft hij zijn vader dat alles rustig wordt als minister Van Maanen zijn ontslag krijgt. Willem i is te koppig om onder deze omstandigheden aan die eis toe te geven. Later treedt de minister toch terug - al is het tijdelijk - maar dan hebben extremisten ondertussen in Brussel het heft in handen genomen. Een voorstel om zich aan het hoofd van een afscheidingsbeweging te stellen en het koningschap van België te aanvaarden, heeft Willem met pijn in het hart afgewezen, ook al wilde hij de maansverduistering die nacht zien als een stimulans eindelijk het heft in eigen hand te nemen. De pijn verandert in spijt als blijkt dat zijn vader alleen tot kalmte maant en geen politiek voert, zodat Brussel in anarchie vervalt. Op 23 september wordt Frederik met een leger naar de stad gestuurd, in de veronderstelling dat de rust zonder veel weerstand hersteld kan worden. Maar in plaats daarvan biedt de stad felle tegenstand en moet het leger zich na bloedige gevechten terugtrekken. De rest van België put uit deze gebeurtenis zoveel moed dat het zich bij de opstand aansluit. Op 16 oktober komt de kroonprins in een laatste poging om het tij te keren met een proclamatie waarin hij zegt zich te willen inzetten voor een onafhankelijk België. Deze intentieverklaring zette kwaad bloed zowel bij de Belgen als bij de Nederlanders.
Willem vlucht naar Engeland. Daar beraden de grote mogendheden zich over de Belgische kwestie. Willem hoopt natuurlijk op een koningschap. De Engelse en Franse diplomatie is daar niet eens afkerig van maar in België waart Willems onbetrouwbare reputatie met betrekking tot de juwelenroof nog rond. Als hij in Londen bovendien een half
| |
| |
miljoen frank opneemt om de bloemetjes eens goed buiten te zetten, krijgt hij ook nog ruzie met Anna. De aangeslagen kroonprins, de held van Waterloo, vaardigt dan in januari 1831 onder invloed van de Britse minister van buitenlandse zaken Palmerston dan toch een proclamatie uit waarin hij zich bijna als staatshoofd aan de Belgen opdringt. Hoewel Willem zijn proclamatie had uitgevaardigd zonder medeweten van zijn vader, schrijft die aan zijn zoon: ‘Dieu veuille que les conséquences ne retombent pas trop fort sur vous...’
In Nederland begint men bang te worden dat de Belgen naar het noorden toe oprukken. Als de grote mogendheden besluiten Leopold van Saksen-Coburg op de Belgische troon te zetten, is Willem weer bereid zijn politieke positie aan te passen en een militaire expeditie tegen de Belgen te leiden. Een Franse gezant had het kort daarvoor nog gezegd: ‘Chez ce prince, les opinions de la veille ne sont plus celles du lendemain.’
In augustus 1831 kan de Tiendaagse Veldtocht beginnen. In een dagorder aan zijn vader schrijft Willem: ‘Thans hoop ik u, met het zwaard in de hand, te overtuigen, dat het bloed der Nassau's nog in mijn aderen vloeit.’ En hij overtuigde Willem i. Bosscha beweert dat hij zich nog inhield in de hoop dat het Belgische volk hem alsnog de troon zou aanbieden waarop nu de man zat die eerder zijn verloofde had weggekaapt. Die was hem nu echter weer te slim af want hij roept de hulp van het Franse leger in. Willem moet zich terugtrekken in Brabant maar wordt toch als de grote overwinnaar binnengehaald.
Uit het Dagboek van een Tilburger van L.D. Lelie en J.B. de Beer weten we dat de prins in 1814 twee volle uren had doorgebracht in het Tilburgse hotel de Gouden Zwaan. Op 19 augustus 1831 vestigde hij er zijn hoofdkwartier. De rest van zijn leven zou hij aan deze stad verknocht blijven. Dat is een wederzijds gevoel gebleken, getuige het feit dat een straat, een school, een voetbalclub, een kazerne en nog zo wat naar Willem ii vernoemd is. De Tilburgse archivaris Ronald Peeters heeft de relatie van Willem en zijn stad in 1987 in een brochure vastgelegd. Over Willems amoureuze betrekkingen met de stad rept Peeters met geen woord. Toch zijn er aanwijzingen te over dat Willem zijn biseksuele neigingen op het Brabantse land de vrije loop liet. Biseksualiteit zat wellicht in zijn genen want stadhouder Willem iii en Willem v waren het ook. Het verhaal over een kushandje dat Willem naar hoogleraar Kist wierp is nog een onschuldig gebaar vergeleken met de aantijgingen die hij tijdens zijn koningschap met veel geld moest afkopen. En ook onschuldig kan worden geïnterpreteerd Bosscha's opmerking over Willems charme die zo overweldigend was ‘dat hij bij de Hollandsche huismoeder en hare dochters de grootste verlegenheid vond, ja ontsteltenis en wegvlugting’. Ernstiger waren de moeilijkheden die Willem later met Peter Jansen had. Deze louche onderwereldfiguur droeg aantekeningen bij zich die moesten bewijzen dat Willem hem innig gekust had. Verder zou Willem van zijn liefde voor Jansen hebben getuigd met de woorden dat hij van hem hield ‘meer dan van de mooiste vrouw in de wereld’. De oppositiejournalist Meeter, die we nog zullen tegenkomen, weet te vertellen dat Willems favoriete kleermaker werd aangesteld als valet de chambre en dat daardoor de titel ‘kamerdienaar’ een uiterst zonderlinge betekenis kreeg. Haagse spotvogels
noemden de dienaar de koninklijke broekenmaker.
Net hersteld van een zware verkoudheid liep de prins in 1835 tijdens een reis van Den Haag naar Tilburg per open rijtuig een ernstige borstvliesontsteking op. Dat deze aandoening het gevolg was van ‘ontucht te velde’, zoals Meeter beweerde, moet waarschijnlijk toch als vuige roddel beschouwd worden. Zijn gezondheid was al jaren een onderwerp van gesprek, zo blijkt uit de brieven van Maria Fjodorovna. Veel zorgzamer was hij voor zijn lievelingsstad. Hij liet zich tot beschermheer van de handboogschutterij benoemen. Hij
| |
| |
steunde de harmonie, de gilden en zelfs zorgde hij ervoor dat zijn vader 25 000 gulden schonk voor de bouw van een kerk. Anna kon zijn liefde voor Tilburg niet delen en bleef meestal in Den Haag. Wist zij van Willems amoureuze avonturen of vond zij het Brabantse onderkomen te weinig officieel? Zij die in Rusland zulk een rijkdom gewend was en nooit aan haar familie heeft durven schrijven dat ze in Den Haag niet eens in een echt paleis woonde, vond het ongewoon dat haar man grappen maakte met de bedienden en zelfs een sigaar of sigaret met hen rookte. Zij liet zich in het openbaar altijd vooraf gaan door twee uit Rusland meegebrachte dienaren met wierookvaten, bij plechtige gelegenheden door vier stuks.
Willem had in zijn Tilburgse woning slechts twee vertrekken voor zichzelf ingericht: ‘In zijn slaapkamer stond een brits waarop hij sliep, er hing een scheerspiegeltje, ten zijnen gebruike tegen de wand. De stoelen waren oud, bloeses bedekten hare jammerlijke naaktheid.’ Op de parterre van zijn paleis aan de Kneuterdijk had Willem ii een eenvoudig slaapvertrek met ijzeren veldbed. Een geheime trap leidde naar de eerste etage van de koningin. Na zijn dood liet Anna dit slaapvertrek dichtmetselen en verzegelen.
We wisten al uit de biografie van A. Hallema dat Willem een dieren- en plantenvriend was. Maar dat hij zelf ook kippen hield, blijkt uit een bewaard gebleven rekening van aannemer Adriaan Goyarts: ‘de knegt aan de heijning en aan de kiepe kooi gewerkt 1/4 dag: 22 1/2 (stuivers).’ De prins stimuleerde verder de Tilburgse economie door er voor te zorgen dat een Koninklijk Besluit afkwam waarin stond dat voor legerkleding uitsluitend inlandse manufacturen gebruikt mochten worden. Ook kocht hij zeven boerenhofsteden met grond en een schaapskooi waar ‘overschoone’ Spaanse rammen werden ‘veredeld’ met Nederlandse. Te midden van dit pastorale bezit kocht Willem een tuinhuis met ‘pleziertuin’ waar hij eens verrukt uitriep: Hier adem ik vrij en voel ik mij gelukkig.
Op de plaats van de genoemde schaapskooi van Willem staat tegenwoordig de brouwerij van het trappistenklooster van Tilburg, de enige plaats in Nederland waar abdijbier wordt gebrouwen. De schilder Josephus Knip vereeuwigde Willems schaapskooi in de hoop een uitkering te ontvangen. Zoals vele anderen, kreeg hij die ook. Vandaar dat Willem altijd om geld verlegen zat, bijvoorbeeld om op zeven mei 1842 de eerste steen te leggen voor de naar eigen inzicht getekende Tilburgse cavaleriekazerne die hij voor 50 000 gulden uit eigen zak betaalde. De neogotische bouwtrant van de Engelse kastelen stond Willem voor ogen toen hij een ontwerp (mee) bedacht voor een Tilburgs paleis. Hij had ondertussen bijgeleerd want van de Gotische Zaal tussen het Kneuterdijkpaleis en het Noordeinde, die op zijn aanwijzingen was gebouwd, zakte het plafond vrijwel direct in. In 1847 legde hij met behulp van een nog steeds bewaard houten kalkbakje en een zilveren troffel de eerste steen van zijn paleis dat er tot op de huidige dag staat. Het Tilburgse werkvolk werd bij die gelegenheid drie dagen lang getrakteerd in een herberg. Goyarts maakte vorderingen. Eerst een kippenren en nu een paleis! Vlak voordat het protserige bouwsel klaar was, overleed Willem. Het zou hem deugd hebben gedaan te weten dat nog geen twintig jaar later Vincent van Gogh in zijn paleis schoolging.
Hoe volksgezind Willem zich onder invloed van Mirabeau ook getoond had, na een bezoek aan de nieuwe Tsaar Nicolaas i in 1823 begon hij zijn liberaal jargon te verruilen voor het reactionaire. In 1829 werd hij tot voorzitter van de ministerraad en vice-voorzitter van de Raad van State benoemd. Na de pogingen om koning of onderkoning van België te worden, heeft hij diverse acties ontplooid om zijn autoritaire vader weg te werken. Hij financierde pamfletten tegen zijn vader en steunde journalisten om tegen het regeringsbeleid te ageren, vaak dezelfde journalisten die later tegen zijn beleid zouden protesteren. Voor de laatste actie tegen Willem i riep
| |
| |
hij de hulp van Het Handelsblad in. Van Andringa de Kempenaer had met goedvinden van de prins (betaalde) betrekkingen aangeknoopt met hoofdredacteur J.W. van den Biesen. Het voorgenomen tweede huwelijk van de koning als voorwendsel gebruikend, schreef Van den Biesen in Het Handelsblad dat het land zo erbarmelijk bestuurd werd dat de koning maar beter af kon treden. Tegelijkertijd verschenen lange artikelen in dezelfde krant over de heldendaden bij Quatre-Bras en Waterloo, waarmee op zijn minst gesuggereerd werd dat alleen de prins Nederland nog uit het slop kon halen. Toen Willem i op 7 oktober 1840 inderdaad besloot de macht over te dragen, liet de prins via Van Andringa de Kempenaer weten dat hij het niet raadzaam achtte dat Het Handelsblad nog over de abdicatie schreef. Waarschijnlijk was Willem bang dat zijn vader van idee zou veranderen.
Willem nam een land over waarvan een achtste deel van de bevolking in de bedeling zat. Een paar jaar later zou dat deel tot een kwart stijgen en braken er hongeroproeren uit toen het land twee jaar lang door een aardappelziekte geteisterd werd. Willem was een slecht econoom, een romantisch politicus die nog altijd op de Belgische troon hoopte en daarom in het geheim allerlei Belgische kranten financierde. Geïrriteerd maar vooral verbaasd zagen tijdgenoten hem elk jaar bij de opening van de eerste zitting der Staten Generaal met veel militair eerbetoon te paard naar de vergaderzaal rijden.
Bij het gewone volk genoot Willem een meer verheven reputatie. Willems edelmoedigheid ging volgens de overlevering zo ver dat hij eens tot in de nok van een brandend gebouw klom om iemand te redden. En uit kwitanties die in het Koninklijk Huisarchief bewaard worden, blijkt dat Willem uit chantagegevoeligheid, edelmoedigheid of uit pure naïeviteit en ijdelheid ettelijke burgers van een toelage voorzag.
Maar zijn belangrijkste wapenfeit tijdens zijn koningschap was de herziening van de grondwet. Eerder maakte hij zich er nog met een kwinkslag vanaf toen een kamerlid hem over grondwetsherziening sprak: ‘Dan zou ik de leden een kroontje opzetten.’ Toen zijn ministers er tijdens de kabinetsraad in 1845 weer over begonnen reageerde hij zenuwachtig en driftig, een jaar later werd het onderwerp afgekapt wegens hartkloppingen van de vorst maar twee jaar later werkte hij er loyaal aan mee. De wijziging heeft hij misschien toegestaan uit angst voor de galgen die her en der in Europa voor conservatieve koningen werden geprepareerd en waarvoor de Franse koning Louis Philippe op 27 februari 1848 al gevlucht was. Misschien omdat hij het jaar daarvoor zo met zijn hart gesukkeld had en voelde dat hij snel zou sterven. Of waren het de brieven die zijn hoogst liberale dochter Sophie, groothertogin van Saksen Weimar, hem stuurde? Zelden is in dit verband de nota genoemd die A. Ampt, directeur van de Haagse Politie, op 12 maart uitbracht, waarin met nadruk werd voorspeld dat de rust onder de bevolking alleen bij een onbekrompen verandering van de grondwet gehandhaafd kon blijven. Zeker is in ieder geval dat commissarissen van politie een belangrijke graadmeter voor politiek beleid waren. Zij schreven namelijk het ene na het andere onrustbarende verslag over de mogelijke gevaren voor de openbare orde als het gepeupel te opstandig werd.
De strijd van de radicalen in Nederland is zoals gezegd veelal gevoerd door journalisten. In alle publikaties over Willem ii en de grondwetswijziging wordt over de schandaalpers gesproken. Dat is niet helemaal terecht want de journalistiek was nog een belangenpers en journalisten waren druk doende hun métier te definiëren. Er bestaat een serieuze publikatie over de tweeledige strijd van de oppositiepers en dat is het in 1967 verschenen proefschrift van M.J.F. Robijns Radicalen in Nederland (1840-1851). Hij heeft veel archiefonderzoek gedaan en daarnaast nog de energie gehad om vierenveertig kranten te raadplegen die tijdens de regeringsperiode van Willem verschenen. Het was de tijd dat
| |
| |
Eilert Meeter zich kon manifesteren als de eerste dagbladschrijver met democratische denkbeelden. Het was ook Meeter die al in 1840 pleitte voor een progressief belastingstelsel. Vanuit Engeland heeft hij in 1857 zijn pas in 1966 naar het Nederlands vertaalde memoires geschreven. Hij heeft zich met een keur van oppositiebladen bemoeid waarvan de voornaamste waren Tolk der Vryheid en De Ooyevaar. Hoewel hij ‘een martelaar voor de persvrijheid’ wordt genoemd door L. Rijkens in de inleiding bij de Nederlandse vertaling van zijn Holland: Its Institutions, Its Press, Kings and Prisons heeft Meeter zich ook laten afkopen door Willem. Maar ja, journalistiek en afpersing lagen nog dicht bij elkaar. Het was niet uitzonderlijk dat journalisten oppositieblaadjes oprichtten om zich te kunnen laten omkopen. Ook verschenen in 1844 en 1845 veel krantjes in duodecimeterformaat, de zogenaamde lilliputters. Ze danken hun ontstaan aan een bepaling in de wet op de dagbladzegel die de ruimte gaf publikaties van zeer klein formaat zonder zegel uit te geven. Er werd oppositie in gevoerd maar dikwijls werden ze gebruikt om het lezerspubliek op platte wijze te amuseren. Het is ook de tijd dat de Kamper Courant waarschijnlijk als eerste een rubriek Gemengde Berigten begon. Hoe banaal en op financieel gewin gericht de lilliputters vaak ook waren, bijna allemaal sloten ze zich aan bij de liberale oppositie.
Volgens Meeter was Willem verslaafd aan bijna elk spel, dronk hij van de vroege ochtend tot 's avonds laat de meest exquise wijnen en was hij verslaafd aan diverse soorten sigaren. Dat de tweede vrouw van zijn vader, Henriëtte d'Oultremont, zijn maîtresse was geweest, wordt alleen door Meeter herhaald. Er zijn meer bronnen die dat melden. Soms zijn Meeters verhalen waar, dan weer half waar. Hij beweerde een goed verklikkersnet te hebben. Zo zou hij van iemand die vaak op het hof kwam hebben gehoord: ‘Een van de leden van het huis Oranje-Nassau dorst zijn nachtelijke bezoeken niet langer af te leggen in gewone burgerkleren en schafte zich heimelijk de kleren van een onbelangrijk uitziende knecht en valse bakkebaarden aan, alleen om ze vloekend weg te gooien toen hij zaterdag ontdekte dat zijn geheim helemaal geen geheim was.’ Meeter was een rare seigneur die zich ‘onder extatisch applaus’ liet veroordelen nadat hij zich had laten verdedigen door de liberale D. Donker Curtius. Hij kreeg gratie maar hij begon toch weer een oppositiekrantje. In zijn memoires beweert hij een buitenechtelijke dochter van de koning zwanger te hebben gemaakt, genaamd Cornelia Vogel. Willem kende hem uiteindelijk een maandgeld toe op voorwaarde dat hij naar het buitenland vertrok. Meeter verhuisde naar Antwerpen. Hij kwam wel terug maar zijn invloed was geslonken. Jammer genoeg voor de regering diende zich alweer een andere radicale agitator aan: Adriaan van Bevervoorde. Eerst redacteur van de Journal de la Haye, door de regering gefinancierd ook al werd dat stelselmatig ontkend, lukte het Van Bevervoorde als oppositiejournalist om radicalen en katholieken te bundelen. Dat speelde hij voor elkaar door te protesteren tegen het recht van placet, op grond waarvan de regering kerkelijke verordeningen kon controleren en ongedaan maken. Van Bevervoorde zag in het katholicisme geen belemmering voor de ontwikkeling van
democratische denkbeelden. Hij moest in zijn strijd tegen de koning wat gas terugnemen toen hij merkte dat Willem buiten politieke kringen erg populair was.
Begin 1848 toonde de regering zich erg zenuwachtig bij diverse hongerrelletjes in het land. In Rotterdam werd uit angst voor oproer zelfs de kermis verboden. De persoonlijke aanvallen op Willem werden daar natuurlijk niet zachtaardiger op. In diverse oppositiebladen verscheen een spotgedicht met onder meer de regels:
Ik ben de koning Ripipiep
En kweek mijn deugden in 't geniep,
Ik ben haast als een os zoo stom,
| |
| |
En zie nooit naar mijn natie om,
Champagne ci, Champagne là,
Ik ben een Koning! Tra la la.
De brutale Petrus Jansen wist de publicitaire steun van Van Bevervoorde te winnen. Weer zorgde Van Andringa de Kempenaer dat Willem een schandaal moest afkopen. Ditmaal liet Van Bevervoorde zich ook betalen. Helaas meldt Robijns in zijn Radicalen in Nederland niet wat J.Th. Dutillieux voor ‘hoogst ernstige zaak’ in zijn brochure heeft geschreven nadat hij eerst aan Willem had voorgesteld verschijning ervan af te kopen. Wij hebben niet de hand kunnen leggen op deze voor eigen rekening gedrukte uitgave.
Twee dagen nadat Willem op 13 maart 1848 een grondwetsherziening als wenselijk bestempeld had, nodigde hij de gezanten van Oostenrijk, Rusland en Pruisen uit en sprak de fameus gebleven woorden: ‘Vous voyez devant vous un homme, qui de très conservatif est devenu en 24 heures très libéral.’ Niet vaak is het vervolg van dit citaat aangehaald waarin Willem zegt dat hij zich door iedereen in de steek gelaten voelde en nu maar had toegestemd om de indruk te wekken dat vrijwillig te doen zodat hij er later niet toe gedwongen kon worden. Willem, die meestal zijn ministers uitkoos omdat hij ze aardig vond, had nu de sluwheid om de oppositie wat wind uit de zeilen te nemen door de liberale voorman Dirk Donker Curtius tot minister van justitie te benoemen. De rust keerde snel terug.
Typerend genoeg heeft Willem zijn ministers niet geraadpleegd over zijn belangrijke politieke omslag. Zij moesten de historische omslag in een bericht uit de nrc lezen, die via een kamerlid de primeur van de eeuw in de wacht had gesleept. Het zou nog een half jaar en veel politieke vaardigheid van Willem kosten voordat de liberale grondwet tot stand kwam. Een artikel in een Frans blad waarin beweerd werd dat Willem zat te wachten tot zijn Russische zwager een leger kozakken zou sturen om de oude situatie in Nederland te herstellen, moeten we niet serieus nemen. De geplande huldebetuigingen van het volk had hij niet bijgewoond omdat zijn tweede zoon Alexander plotseling was overleden. Waarschijnlijk heeft hij een lichte hartaanval na dit treurige bericht te verwerken gehad. Zijn zoon de troonopvolger stelde Willem per brief op de hoogte dat hij de grondwetswijziging afkeurde en daarom afzag van zijn opvolgrecht. Willem negeerde dit schrijven eenvoudig, waarop de jonge Willem naar Engeland vertrok om pas terug te keren nadat zijn vader overleden was. Overigens heeft Willem iii zijn eigen brief toen ook genegeerd en is de troon bestegen. Alle schriftelijke beloftes aan armen en afpersers die hij in de nalatenschap van zijn vader vond, verklaarde hij ook ongeldig. Alleen Andringa de Kempenaer had kennelijk zulke sterke troeven in handen dat hij nog een flinke geldsom kon lospeuteren, waarmee deze vlerk zijn overtocht naar Amerika kon betalen. Het schip verging onderweg. Van Bevervoorde had zijn strijd al in 1848 opgegeven. Teleurgesteld omdat hij het volk niet achter zich had kunnen krijgen en ook omdat de nieuwe regering, Donker Curtius voorop, dezelfde houding tegenover radicalen aannam als die van het gevallen conservatief bewind. Ondanks zijn dreigementen na de dood van Willem om een schandaal te onthullen, zette Willem iii ook zijn toelage stop.
Op 13 februari 1849 opende Willem ii de zitting van de rechtstreeks gekozen Tweede Kamer der Staten Generaal. Als vanouds was hij in vol militair tenue en te paard naar de zitting gekomen. Daar mocht hij een dankbare verklaring in ontvangst nemen: ‘De Natie, Sire, kan niet vergeten, dat Gij het zijt, die haar riept tot uitoefening van het regt, waaruit wij onzen oorsprong ontleenen.’ Maar Willem voelde zich niet lekker en al die nieuwe gezichten in de Kamer zullen hem niet gerustgesteld hebben. In ieder geval vertrok hij tegen uitdrukkelijk advies van zijn lijfarts dokter P.F. Everard op 13 maart naar Tilburg. In Rotterdam bekeek hij nog even een
| |
| |
voor hem gebouwd stoomjacht. Bij het afdalen van een trap bleef hij met een spoor van zijn rechterlaars in zijn mantel haken en viel zes treden naar beneden. ‘Het is niets,’ mompelde hij tegen de toegesnelde adjudant. Daar leek het inderdaad op want in Geertruidenberg gaf hij een toevallig ontmoete schilder nog opdracht voor een doek. Maar later op de dag reed hij tegen zijn gewoonte in met gesloten rijtuig Tilburg binnen. Hij keek nog even naar het paleis-in-aanbouw en begaf zich vroeg te rusten totdat hij het 's nachts plotseling benauwd kreeg. Een aderlating bracht slechts geringe verademing. J.J. Abbink schrijft in Het leven van koning Willem ii, zijn overlijden en plechtige begravenis (1849) dat geprobeerd werd de straatgeluiden van Willems ziekbed te weren met mest! De volgende nacht sprong hij uit bed en wierp zich in de armen van de inmiddels gearriveerde dokter Everard en sprak naar waarheid: ‘Ik bezwijk.’
Aannemer Adriaan Goyarts timmerde een houten en een zinken doodskist. Hij stuurde een rekening voor een eiken kist. In werkelijkheid was het mahonie. Kosten f 72, - . Op verzoek van de overledene werd het lichaam niet gebalsemd. Op het deksel stond in zilveren letters de namen van Waterloo, Quatre-Bras, Leuven en Hasselt. Minister Donker Curtius verzegelde de kist. De herdenkingsartikelen waren talrijk, het bleek dat de koning zoveel eretitels had vergaard dat Abbink er een halve pagina mee kon vullen. The Illustrated Londen News roemde Willem vanwege zijn meer dan eerbiedwaardige belezenheid... misschien omdat hij aanvankelijk het pand aan het Lange Voorhout bewoonde waarin later de Koninklijke Bibliotheek was gevestigd. Het Tweede Kamerlid Jan Freerks vroeg zich in zijn dagboek af: ‘Is het de bittervrucht misschien van het overgeven aan het grove zingenot?’ Willem was echter zo populair dat velen weigerden te geloven dat hij dood was. In navolging van andere grootheden in de geschiedenis is de mythe over Willem ontstaan dat hij dienst zou hebben genomen in het Russische leger en ver weg van zijn vaderland zou leven onder de naam Totleben. Een mythe die hardnekkig bleek omdat generaal Eduard Iwanowitsj Totleben een bestaande figuur was. Ook het verhaal dat ‘de vader van Tilburg’ in zijn laatste uren katholiek zou zijn geworden en in gewijde grond is begraven, stoelt waarschijnlijk op een wensdroom van brave Tilburgers die graag geloven dat Willems kist in de Delftse grafkelder met keien is gevuld.
De protestante Willem zou in Tilburg nooit zo graag gezien zijn als hij niet uiterst coulant tegenover het katholicisme had gestaan. Hij raakte er bevriend met pastoor en latere aartsbisschop Zwijsen. Dat hoefde niet per se vanwege de romantische aantrekkingskracht van het katholicisme te zijn want we weten dat zijn vader destijds, in 1837, ook een vriendschappelijk bezoek aan Zwijsen had gebracht. Zwijsen logeerde de koninklijke familie tijdens Willems sterfbed. Die laatste dag is door geheimzinnigheden omgeven. Heeft de Tilburgse geestelijke Willem de H. Sacramenten toegediend en Anna van het sterfbed geweerd, terwijl zij daarvoor alleen maar de straat hoefde oversteken? In een merkwaardig luchtig en tegelijkertijd goed gedocumenteerd artikel van J.J. Poelhekke wordt geloofwaardig gemaakt dat noch Zwijsen noch Anna Willem die laatste dag en nacht nog hebben bezocht. In een aangrenzende kamer heeft Anna haar mans stem nog gehoord maar gezien heeft zij hem in Tilburg niet meer, althans niet levend. Uit vertrouwelijke correspondentie met zijn-kerkelijke leiders blijkt dat er zich een ‘scène terrible’ tussen Zwijsen en de koningin heeft afgespeeld. Voor één keer had Anna kennelijk haar kille afstandelijkheid afgelegd want 's nachts had ze zich al gillend op het lijk van haar man geworpen. De aanvaring met Zwijsen had niet plaatsgevonden omdat Anna de katholieke herder bij haar man weg wilde houden, maar omdat Zwijsen haar had gemaand te wachten met bezoek totdat Willem zich beter voelde. Willem is waarschijnlijk niet van geloof veranderd. Al schreef de paus over
| |
| |
hem in een brief: ‘que parmi les souverains de l'Europe il y en avait surtout deux vers lesquels l'attiraient ses sympathies, et que l'un de ces deux c'était le Roi des Pays-Bas.’
Poelhekke heeft toegang gehad tot de Vaticaanse archieven. We moeten zijn opmerking dus serieus nemen dat in de vriendschap tussen Willem ii en Zwijsen de zielzorg toch van essentiële betekenis is geweest, ‘zo ongeveer als een niet canoniek verankerd correctief op 's Konings menigvuldige verstrooiingen met hun vaak zo onplezierige consequenties’. Wat staat hier eigenlijk? Ging Willem soms bij hem te biecht of was Zwijsen getuige van die ‘menigvuldige verstrooiingen’? En was Anna daarom misschien zo tegen hem uitgevallen? We weten het niet maar tien jaar na de dood van Willem kwam Zwijsen weer in een moeilijk parket. Toen in 1860 een moordaanslag op hem werd gepleegd, wilde de hevig bloedende pastoorbisschop alleen onder grote druk aangifte doen. Het verhaal dat hij deed was echter zo onwaarschijnlijk en in de stroom geruchten en anonieme brieven die daarna loskwam, dook doorlopend één woord op: sodomie. Verdedigers van Zwijsen vertelden echter dat de dader zijn daad onmiddellijk bij Zwijsen had gebiecht; wetende dat zo'n eerbiedwaardig dienaar van God het biechtgeheim nooit zou schenden. De tweede verklaring sluit de eerste geenszins uit!
Dat zovele burgers Willem op allerlei manieren imiteerden, de voormalige minister van financiën Rochussen trachtte hem zelfs in het paardrijden na te bootsen, geeft aan welk een grote populariteit de man genoot die te laat tot het koningschap werd geroepen en daardoor alle tijd heeft gehad zijn buitenissigheden te ontwikkelen. Tijdgenoten zagen soms midden in de nacht een schim op het dak van het koninklijk paleis aan de Kneuterdijk. Het was Willem die van de zorgen niet kon slapen. Nederland stond op het punt een koning te verliezen die Sinterklaas en Zwarte Piet tegelijk was.
|
|