Maatstaf. Jaargang 40
(1992)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
[Nummer 11/12]Jaap van Osta
| |
[pagina 3]
| |
de toekomst nog een zinvol bestaan zou kunnen hebben. Beatrix zag het koningschap dus niet als een roeping, maar als een beroep. Een beroep dat zij naar haar beste vermogens zo goed mogelijk wilde uitoefenen. Het was op grond van deze nuchtere, zakelijke instelling dat zij op zoek ging naar manieren om aan het koningschap nieuwe vorm en inhoud te geven. Zij verhuisde naar Den Haag om in de ‘residentie’ te wonen en nam de pose van een echte koningin aan: zij was bewust ongewoon. ‘Gewoon zijn’, zei zij tegen Hella Haasse die haar in 1988 interviewde ter gelegenheid van haar vijftigste verjaardag, ‘daar moet je in mijn vak niet aan beginnen’.Ga naar eind2 Door zichzelf nadrukkelijk op de voorgrond te plaatsen, bracht zij de monarchie weer voor het voetlicht. Haar optreden zorgde ervoor, dat de belangstelling voor het instituut voor het eerst sinds jaren weer groeide, met name onder het weldenkende deel van de natie, dat duidelijk beter uit de voeten kon met de intellectualistische Beatrix dan met haar emotioneel-familiaire moeder. Degenen die in 1966, ten tijde van ‘het’ huwelijk, Beatrix als kroonprinses nog om het hardst hadden verfoeid, voelden zich nu ineens geroepen om haar als koningin alle lof toe te zwaaien. Fred van der Spek, ex-psp en principieel republikein, heeft in het openbaar gezegd dat zij het ‘technisch gezien’ uitstekend doetGa naar eind3 en Vrij Nederland wijdde nog niet zo lang geleden zelfs een omslagartikel aan Beatrix, ‘koningin tot achter de komma’.Ga naar eind4 Eén ding staat vast: door de vlucht naar voren te kiezen en zich niet langer te oriënteren op de coterie van verstokte Oranjeklanten maar de dialoog aan te gaan met juist die groeperingen die het minst onder de indruk zijn van het hermelijn, heeft de tegenwoordige vorstin haar eigen positie enorm weten te versterken. Tot zege van de Nederlandse monarchie. ‘Welingelichte kringen’ weten te vertellen, dat ‘de wervingskracht van “Oranje” weer groeiende is’.Ga naar eind5 Maar deze ontwikkeling is natuurlijk niet het werk van Beatrix alleen geweest. De wonderbaarlijke wederopstanding van de monarchie in de jaren tachtig hing zo gezegd ‘in de lucht’. Met het wegebben van de democratiseringsgolf in de loop van de jaren zeventig was het republikanisme op een dood spoor geraakt. De gebeurtenissen tijdens de inhuldigingsplechtigheid van 1980 toonden dat goed aan. Achter de leuze ‘geen woning, geen kroning’ ging een algemeen gevoel van maatschappelijk onbehagen schuil - handig benut door de kraakbeweging die toen net op haar hoogtepunt was -, geen principieel verzet tegen de monarchie. Overtuigde republikeinen hebben dat naderhand openlijk toegegeven. De depolitisering, die in de jaren tachtig intrad, zorgde voor het eerst sinds lange tijd weer voor enige rust die de bestaande instellingen ten goede kwam. Ofschoon het nog veel te vroeg is om een historisch oordeel te vellen over dit decennium, wijst alles erop dat we voor wat de monarchie betreft gerust kunnen spreken van een restauratietijd. Het no-nonsense beleid dat de jaren tachtig zou gaan overheersen, de nieuwe zakelijkheid waarvan Beatrix' eigen functionalistische visie op koningschap en samenleving zo'n sprekend voorbeeld is, kwam in het algemeen de bestaande instellingen ten goede in die zin dat het de realiteit resoluut verkoos boven de idealiteit. Zo verwonderlijk was dat niet als men bedenkt dat de linkse hemelbestormers, die destijds vol enthousiasme de ‘lange mars door de instituties’ hadden ingezet om de samenleving van binnenuit te veranderen, uiteindelijk degenen waren geweest die die samenleving door de crisis van de jaren zeventig heen hadden geholpen. Als bestuurders hadden zij de bestaande instellingen niet ‘bestormd’, maar juist overeind gehouden. Vandaar dat het thema van de jaren tachtig niet langer meer de vernieuwing van het bestaande, maar het voortbestaan van het oude was. Tegelijk met het langzaam veranderende klimaat zijn er een aantal specifieke gebeurtenissen en ontwikkelingen aan te wijzen, die | |
[pagina 4]
| |
aan de wederopstanding van de monarchie, in Nederland zowel als elders, meegewerkt hebben. De restauratie van de Spaanse monarchie in 1975 bijvoorbeeld. Wat aanvankelijk nog op een flauwe grap van een seniele dictator geleken had, een daad tégen de loop van de geschiedenis in, pakte ineens heel anders uit. In plaats van de dictatuur te bestendigen (wat de eigenlijke bedoeling en aanvankelijk ook ieders verwachting was geweest), werkte zij van aanvang af aan de definitieve ontmanteling ervan. De manier waarop het koningschap het democratiseringsproces in Spanje begeleidde verleende niet alleen de Spaanse monarchie de legitimiteit waar zij als uitvloeisel van het Francoregime zo dringend om verlegen zat, maar ook de andere monarchieën konden er hun voordeel mee doen. De waardering voor de monarchie als politiek instituut nam, ook in linkse kringen, toe, nu zij zichzelf in één land zo onmiskenbaar had waargemaakt. Dat laatste werd aan het eind van de jaren tachtig goed duidelijk, toen de ineenstorting van het sovjetimperium in de Oosteuropese staten voor een politiek en moreel vacuum zorgde dat niet zomaar opgevuld kon worden. Ineens doken toen uit alle windstreken troonpretendenten op, die hun kansen schoon zagen en zich opwierpen als redders van hun vaderland in nood. De meest kansrijke van allemaal, ex-koning Michael van Roemenië, zei het zo: ‘Mijn volk is onbekend met het mechanisme van een vrije democratie, een parlement, een grondwet. Dat moet opnieuw worden aangeleerd.’ Vanuit Boekarest viel Simina Mezincescu, presidente van de Roemeense monarchistische beweging, hem bij. Volgens haar was de terugkeer van de constitutionele monarchie de beste garantie voor de duurzaamheid van de democratie in haar land. Zij zag voor haar ex-koning precies dezelfde rol weggelegd als voor koningjuan Carlos van Spanje. Michael zelf: ‘De koning is als een scheidsrechter die, boven de partijen staand, af en toe op zijn fluitje blaast.’Ga naar eind6 Het Spaanse voorbeeld heeft kennelijk school gemaakt. Toegegeven, van al deze kandidaat-koningen heeft tot nog toe geeneen de eindstreep gehaald. Maar de publiciteit die zij gekregen hebben is op zich al opmerkelijk genoeg. ‘De monarchie is in the air,’ merkte het gezaghebbende blad Economist onlangs op.Ga naar eind7 De verklaring daarvoor gaat veel dieper dan de behoefte aan houvast in een onzekere tijd. De enorme veranderingen van de laatste jaren, de val van het communisme en het einde van de Koude Oorlog, hebben overal als een bevrijding gewerkt. In het oosten gingen naties op zoek naar hun eigen wortels en ontdekten, dat ze een monarchaal verleden hadden. En omdat ze dat monarchale verleden zo lang noodzakelijkerwijs verborgen hadden gehouden, ontstond nu de aandrang om het op te poetsen - niet om het verleden te rehabiliteren, maar gewoon om er een band mee te hebben. In het westen deed zich iets soortgelijks voor. Ook hier ging men op zoek naar zijn eigen wortels, de eigen identiteit die verloren dreigt te gaan in het Verenigd Europa van morgen. Dezelfde voorliefde voor de natie, maar dan niet voortgekomen uit blijdschap om de herwonnen soevereiniteit maar uit zorg om het behoud ervan. En ook hier uitmondend in hernieuwde belangstelling voor de monarchie, symbool bij uitstek van die nationale soevereiniteit. De tegenwoordige nieuwswaarde van de monarchie is dus niet alleen maar politiek, maar ook historisch-nationaal bepaald. We zien dat bijvoorbeeld terug in de plechtige herbegrafenis van de voormalige koning Nikita van Montenegro in Cetinje (1989) en van de vroegere koningen Frederik Willem i en Frederik de Grote van Pruisen in Potsdam (1991). Ook ex-keizerin Zita van Oostenrijk, die in 1989 in ballingschap overleed, kreeg een plechtige begrafenis in Wenen. Zeker tienduizend mensen vergaapten zich aan de barokke lijkkoets, die ooit bij de begrafenis van keizer Frans Jozef was gebruikt en nu voor de gelegenheid uit het museum van Slot Schönbrunn was gehaald. ‘Hier zong de restauratie van het oude Europa haar zwane- | |
[pagina 5]
| |
zang’, zo becommentarieerde de Volkskrant het spektakel toen nog - ten onrechte en voorbarig bovendien.Ga naar eind8 Maar de grootste klappers moesten dan ook nog komen: in Rusland, waar Leningrad nu weer gewoon St. Petersburg heet en waar op last van president Jeltsin de speurtocht naar de lichamen van de vermoorde Romanovs opnieuw is ingezet, ereschuld, die op die manier vereffend wordt, krijgt zo het karakter van een eerherstel voor de monarchie. ‘Wij hebben onze geschiedenis nodig om de toekomst beter tegemoet te kunnen treden.Ga naar eind9 Dat is het motto van de jaren negentig. Zo is er in de geschiedwetenschap de laatste tijd weer meer aandacht voor onderwerpen als traditionalisme en nationalisme. Dit jaar organiseerde het Institut Néerlandais te Parijs een symposium rond het thema: nationale identiteit. Nu het ouderwetse weer mag, hoe is het dan gesteld met de studie van de monarchie? Heel lang, tot ver in de jaren zeventig, was men bij ons in wetenschappelijke kring ervan uitgegaan dat de moderne, hedendaagse monarchie vanzelf, als resultaat van een hopeloos achterhoedegevecht, ontstaan was. Stilzwijgend, want systematische studie was er, behalve in juridische kring,Ga naar eind10 eigenlijk nooit van gemaakt. Daarvoor was het onderwerp gewoon niet interessant genoeg. In de neo-marxistische jaren zestig en zeventig rustte er zelfs een taboe op: de moderne monarchie, zo zei men toen, was een maatschappelijke irrelevantie en nog ‘van de verkeerde kant’ bovendien. De enige interesse die zij toentertijd vermocht op te wekken was om er eens flink tegenaan te schoppen. Dat gebeurde bijvoorbeeld op een historisch congres over de monarchie in 1966 te Nijmegen. De serieuze, wetenschappelijk-doorwrochte referatenGa naar eind11 werden toen vrijwel geheel overstemd door een controversieel slotforum, waarop in het openbaar de vraag gesteld werd of Nederland onderhand niet rijp was voor de republiek. Maar ineens kwam de omslag, in het buitenland eerder dan bij ons. In 1979 organiseerde de universiteit van Freiburg een conferentie rond het thema ‘Wilhelm ii als cultureel fenomeen’. Op een historische locatie (het Achilleion, het zomerpaleisje van de legendarische Oostenrijkse keizerin Elisabeth op het Griekse eiland Corfu, dat naderhand in handen gekomen was van de Duitse keizer maar inmiddels gedegradeerd is tot casino) wisselde een uitgelezen gezelschap van internationaal bekende historici vrijelijk met elkaar van gedachten over zaken als dynasticisme, hofpolitiek en ‘koningsmechanisme’, een begrip afkomstig van de socioloog Norbert Elias.Ga naar eind12 Helemaal verrassend was dat allemaal misschien nog niet, want de studie van het wilhelminische keizerschap had in Duitsland altijd al gefloreerd en met name ten tijde van het spraakmakende Fischer-debat in de jaren zestig - de Duitse Sozialgeschichte, die uit die controverse is voortgekomen, is dan ook niet toevallig totaal verschillend van wat wij hier onder sociale geschiedenis verstaan, simpel gezegd ‘geschiedenis van alles behalve de politiek’. De hernieuwde belangstelling voor het Duitse keizerschap vloeide daar rechtstreeks uit voort. Dat het hier echter wel degelijk een nieuw begin betrof werd drie jaar later, in 1982, goed duidelijk. Toen organiseerde het Duitse Historische Institut te Parijs een symposium over de Duitse en Franse vorstenhoven in de negentiende eeuw, waarop Duitse historici de gelegenheid kregen om kennis te nemen van wat hun collega's uit Frankrijk over de monarchie te zeggen hadden.Ga naar eind13 De deelnemers aan deze conferentie gaven toe, dat het thema niet meteen voor de hand lag. Maar zij wezen erop dat historische fenomenen, die op het eerste gezicht misschien verouderd en afgedaan lijken, vaak in werkelijkheid juist hoogst actueel zijn. Een typische uitspraak! Voor de negentiende-eeuwse ‘decoratieve’ monarchie ging die redenering, vonden zij, zeker op.Ga naar eind14 Waar het ging om een brug te slaan tussen verleden en heden, tussen de monarchie | |
[pagina 6]
| |
uit de negentiende eeuw en de monarchie zoals wij die nu kennen, was nog veel belangrijker een studie waarmee een jonge, toen nog onbekende Britse historicus, David Cannadine, omstreeks dezelfde tijd aandacht vroeg voor de Britse monarchie. Cannadine, die al eerder een boek geschreven had over de levensvatbaarheid van de Britse aristocratieGa naar eind15 - een thema dat destijds ook, en met meer weerklank, opgepakt was door de Amerikaanse historicus Arno J. MayerGa naar eind16 -, trok die lijn vervolgens door en betoogde dat het merendeel van de tradities die met het Britse koningschap te maken hadden en er stuk voor stuk de glans van eeuwenoude respectabiliteit aan gaven, in werkelijkheid helemaal niet zo oud waren. Ze waren, zo beweerde hij, op het eind van de negentiende eeuw ‘uitgevonden’ ten behoeve van de eredienst van de staat die toen om nieuwe, indrukwekkender uitdrukkingsvormen vroeg.Ga naar eind17 Deze bewering had belangrijke consequenties voor de studie van de moderne monarchie. Door te wijzen op de toenemende behoefte aan staatsrituelen en de voor de hand liggende rol die de monarchie daarin kon vervullen, gaf Cannadine een plausibele verklaring voor de plotselinge reanimatie van een instituut dat tot dan toe eerder een versleten indruk had gemaakt. De monarchie als totem van de natie: het was een rol die de vorsten op het lijf geschreven was en hen in staat zou stellen na de negentiende ook de twintigste eeuw te overleven. Cannadine had zogezegd de wortels van de moderne monarchie blootgelegd. Voor de studie van de monarchie betekende dat, dat er geheel nieuwe wegen konden worden ingeslagen. De aandacht verschoof geleidelijk aan van de negentiende-eeuwse constitutionele monarchie naar de twintigste-eeuwse populaire monarchie, en van de politiek-staatkundige sfeer naar de sociaal-psychologische sfeer. Dat laatste hield een wezenlijke verruiming van het gezichtsveld in, en het is dan ook niet verrassend dat de historici van de hedendaagse monarchie in toenemende mate een beroep doen op hun collega's uit andere vakgebieden, zoals de sociologie en de massapsychologie. Een goed Nederlands voorbeeld van het nieuwe, interdisciplinaire karakter van de tegenwoordige studie van de monarchie is de artikelenbundel Door het volk gedragenGa naar eind18 uit 1989, die in opdracht van het Amsterdams Sociologisch Tijdschrift tot stand kwam. Daarin werden uiteenlopende aspecten onderzocht van de hedendaagse monarchie, in de woorden van de samenstellers Kees Bruin en Kitty Verrips een maatschappelijk verschijnsel dat wetenschappelijke aandacht verdient.Ga naar eind19 Dat deze nieuwe benadering ook in de ‘officiële’ geschiedschrijving doorgedrongen is, bleek op het symposium ter gelegenheid van de nationale manifestatie ‘Honderd jaar Vorstinnen op de Troon’ in 1990. Daarop werd toen het regentschap van koningin-moeder Emma vanuit de meest uiteenlopende invalshoeken belicht.Ga naar eind20 Het thans voor u liggende monarchienummer is de vrucht van een nauw samenwerkingsverband met Maatstaf-redacteur Martin Ros, die mij tot het gastredacteurschap verleidde. Van alle redacteuren was hij kennelijk het meest van de historie en hedendaagse stand van de monarchie(ën) bezeten. Ros' bezetenheid stoelt overigens op een mooie anekdote. Als gymnasiast ooit op weg naar de gymnastiekles achter het Hilversumse sportpark moest Ros, toen nog de enige bezitter van een racefiets op het rk lyceum voor 't Gooi, stoppen voor de spoorbomen op de Soestdijkerstraatweg. Naast hem stopte een formidabele sjieke auto die Ros bijna van zijn fiets duwde. Het raampje van de auto werd opengedraaid en een sproetig meisje sprak met een onbeschrijflijke glimlach tot Ros: ‘Mag ik die fiets eens van jou lenen, dan is de auto voor jou!’ De spoorbomen gingen open toen Ros nog wazig naar het gezicht staarde van het meisje en van het iets jongere meisje naast haar. De auto zoefde al weer statig weg. Ros vond het alle- | |
[pagina 7]
| |
maal nogal wat, hij had oog in oog gestaan met de prinsesjes! Zulke zaken schrijnen na. Hij is een hartstochtelijk verzamelaar geworden van boeken over monarchieën. Hij had zelf in dit nummer niet mogen ontbreken met in eerste instantie geplande artikelen over de hoedjes van de koningin, over de mislukte opstand van de monarchistische Vendeeërs tegen het Schrikbewind tijdens de Franse revolutie, over de monarchistische beweging in Frankrijk in de negentiende en twintigste eeuw en over het kortstondige Habsburgse droomrijk van Maximiliaan - en de ondergang ervan - in de vorige eeuw in Mexico. Zelfs een speciaal Maatstaf-dubbelnummer bleek echter niet voldoende om de bijdragen, die uit enthousiasme van de auteurs steeds langer werden dan was beraamd, alle te kunnen bergen. Maar Ros' monarchistische passie is gelukkig niet uitgeblust; de voorgenomen bijdragen zullen de liefhebbers dan ook in de toekomst nog ofwel in Maatstaf ofwel elders kunnen treffen.
In dit Maatstaf-nummer zijn artikelen bijeengebracht die samen een indruk mogen geven van het caleidoscopische karakter van de tegenwoordige studie van de monarchie. Onder het aloude motto ‘eenheid in verscheidenheid’ komen de volgende zaken aan de orde. De monarchie in de fascinatie van magisch-realistische bouwwoede en van surrealistische troonaanspraken staat centraal in de artikelen van Wim Meulenkamp en Wim Zaal. Een meer ‘traditionele’ benadering wordt vertegenwoordigd door C.A. Tamse. Hij gaat onder meer na hoe groot de politieke invloed van de Nederlandse monarchie is geweest onder koningin Wilhelmina. Als typische voorbeelden van ‘moderne’ benadering zijn daar de bijdragen van Marianne van Rooijen en van mijzelf. Beide stukken gaan over de beeldvorming van de monarchie. Waar het bij Marianne van Rooijen gaat om het officiële beeld, om het beeld dus dat de monarchie zelf uitdraagt - de ontwikkeling namelijk van de hoffotografie in ons land -, gaat het in mijn artikel om het populaire beeld, het beeld zoals dit bij de mensen leeft en de rol vooral die de media daarin vervullen. Hans Renders schrijft zeer uitvoerig over onze minst beschreven koning, Willem ii, toch nog vrijwel wekelijks in het nieuws als voetbalclub uit Tilburg, en Cees van Raak levert een naar mijn gevoel wel heel exclusieve bijdrage over funeraire Oranje-historie. Hans Ramaer, zelf overtuigd anarchist, zet zijn puntjes nog eens op de i ten aanzien van Oranje. De actualiteit van de monarchie staat ook voorop in de bijdrage van Rico over de terugkeer van het Spaanse koningshuis. Het model-Spanje is in het bijzonder van belang in de hele hernieuwde monarchie-discussie, omdat in dit land wel bij uitstek gebleken is welke overbruggende transito-rol de monarchie kan spelen binnen een democratische orde waarin de sociale en politieke partijen of krachten schijnbaar onverzoenlijk tegenover elkaar staan. De onverbiddelijke succes-story van de Spaanse monarchie heeft intussen in niet geringe mate bijgedragen tot een bepaalde hofdolheid van het moment. Ook Rob Lemm schrijft over Spanje, over de universele monarchie die in Spanje nog zo lang is gepretendeerd en die meer nog dan door de koning zelf door een sterke man achter en naast hem werd overeind gehouden en uitgedragen. In het jaar dat voor de vijfenzeventigste keer de Russische revolutie wordt herdacht mocht een stuk over de Romanovs, die in het nieuwe Rusland weer over een eigen partij en aanhang beschikken, niet ontbreken. Raspoetin-biograaf Van der Meiden schreef het. De Hohenzollern komen aan de orde in de bijdragen van Janssen Perio en Fritz Raddatz. De bijeengebrachte artikelen hebben niet de pretentie een nieuw, samenhangend beeld van de monarchie op basis van de huidige kennis en inzichten te geven. Bewust niet. Immers, over één ding zijn de geleerden het tegenwoordig eens, namelijk dat er van samenhang in monarchalia geen sprake is. Is dat gebrek aan samenhang, die uiteenlopende lading die door de monarchie wordt gedekt, niet steeds | |
[pagina 8]
| |
de voornaamste kracht ervan geweest? En de verklaring ook voor haar uitzonderlijke levensvatbaarheid? De artikelen willen derhalve primair recht doen aan de veelzijdigheid van het fenomeen monarchie. Ze zijn geschreven in de geest van een hernieuwde kennismaking. |
|